16 Maar er is meer! i Waarom stipuleert het Rijk in het nieuwe contract, dal het subsidie van J 500 slechts voorloopig zal zijn? Als de Regeering geen plan heeft dit subsidie in te trekken, waartoe dient dan het woord «voor loopig in het contract? Reeft het Rijk eenmaal hel gehecle terrein noodig, dan vervalt dat subsidie van zelf. maar zoolang dal niet het geval is, moet zij de f 500 ook blijven geven. Ik moet mij dus tegen den afstand van het gehecle Park verklaren het zou in de toekomst niet meer aan de gemeente, maar aan het Rijk behooren, dal er na willekeur over beschikken kan, ook voor andere doeleinden dan om er Academische gebouwen op te zetten. Wij zullen bovendien niet vast op het subsidie van 500 kunnen rekenen, daar het Rijk de bevoegdheid zal verkrijgen het in te trekken wanneer het goed dunkt; wij zullen dus geheel van de wille keur van het Rijk afhangen. Ik wijs er bovendien op, dat, zoo lang ik lid van den Raad ben geweest, wij met contracten en verplichtingen ten overstaan van het Rijk niet altijd gelukkig zijn geweest. Ik breng in herinnering o a. het subsidie van f 100,000 bij den aanleg van den Hijnspoor. en de wijze, waarop het subsidie aan de lloogere Burgerschool voor Meisjes ons is toegekend en naderhand weder afgenomen. Er zijn misschien nog wel meer dergelijke voorbeelden aan te voeren, maar er schieten er mij op 't oogenblik niet meer te binnen; toch zijn de door mij genoemde gevallen voldoende om ons tol voor zichtigheid aan te manen. Ik zou daarom in overweging willen geven, dat er pogingen in 't werk werden gesteld om de Regeering te bewegen zich tevreden te stellen met dat gedeelte van het Park, hetwelk zij nu werkelijk noodig heelt, en het oude contract van kracht te doen blijven voor dat gedeelte, hetwelk als Park kan blijven voortbestaan Ik wenseh daarom de volgende motie voor te stellen: «liet voorstel aan Burg. en Weill, terug te zenden, en dat College te verzoeken, namens den Raad, den Minister van Binnenlandsche Zaken in over weging te geven van het Park, of zooals hel in het contract heet: het plein genaamd de Ruïne, zooveel af te nemen als voor den bouw van het Museum noodig is, en het bestaande contract van kracht te laten blijven voor zooveel het overblijvende terrein betreft. Deze motie wordt genoegzaam ondersteund, en kan dus een onder werp van beraadslaging uitmaken. De Voorzitter. Ik kan mededeelen, dat wij reeds met den Mi nister gecorrespondeerd hebben, en dat Z. E. ons heeft te kennen gegeven, dat het Rijk het geheelc Park thans in eigendom wenscht te verkrijgen. Met eenige verwondering heb ik de redevoering van den heer Juta aangehoord, want hel contract is, naar mijne meening, zoo dui delijk, dat er geen twijfel kan bestaan omtrent het recht der Regee ring om het geheele Park in eigendom op te eisehen. Er staat nrnl. in, dat de gemeente zich verbonden heeft: «aan het Rijk kosteloos in eigendom over te dragen (hel bewuste terrein), binnen twee maanden nadat tengevolge van eene door de Regeering onherroepe lijk gegunde aanbesteding met de oprichting dier gebouwen een aan vang wordt gemaakt". Thans verkeeren wij in die periode; de aanbesteding van de Academische gebouwen is onherroepelijk gegund, en de Regeering maakt nu gebruik van het recht, waartoe wij ons bij oil. 1 van hel contract hadden verbonden: Wij hadden intusschen aan de Regeering gevraagd of zij genoegen kan nemen met dat gedeelte van het Park, hetwelk bestemd is voor de gebouwen, en de gemeente voorloopig den eigendom van het overige gedeelte te laten behouden. Zij heeft ons echter op die vraag ge antwoord, dat zjj van haar recht wenschte gebruik te maken, en de gelieele Ruïne nu in eigendom wilde overnemen. Ik geloof dus niet, dat al namen wij de motie aan de Re geering onzen wensch zou willen inwilligen. Bovendien ligt het «voorloopige" karakter van het subsidie van f 500 ook voor de hand! Is dit gebouw eenmaal gereed, en gaat de Regeering voort (bijv. door hel stichten van een Museum voor Na tuurlijke Historie, waartoe zij het voornemen schijnt te hebben) de Ruïne te bebouwen, dan zal de Regeering niet meer genegen zijn om ondanks de inkrimping van het Park, steeds een even hoog subsidie toe te kennen. De heer Juta heeft gesproken over het gebeurde in 1873. Ik was destijds nog geen lid van den Raad, maar ben later verplicht geweest tot een werkzaam aandeel in de oplossing dier quaestie, waarvan het thans in behandeling zijnde contract het resultaat is geweest In 1873 werd de Ruïne 'aan het Rijk aangeboden voor een bepaald doel; nl. het stichten van een Academiegebouw, een Museum van Natuurlijke Historie en een Zoötomisch Laboratorium. Toen de Regeering echter geen uilvoering aan die bouwplannen gaf en wij zeiven behoefte hadden aan bouwterrein voor het nieuwe Gymnasium en de 11. B. S voor meisjes, hebben wij van ons eigendomsrecht gebruik gemaakt om het daarvoor henoodigde terrein van de Ruïne te behouwen. Hoe later dit contract in de wereld is gekomen, is u allen bekend. Ik behoef daarover dus niet uit te weiden. De Regeering heeft vol daan aan de verplichtingen die zij daarbij op zich heeft genomen en wenscht nu gebruik te maken van hare rechten. Wat de subsidiën van de spoorweg LeidenWoerden en voor de H. B. S. voor meisjes betreft, de eerste heeft voor mijn tijd plaats gehad en aangaande de tweede merk ik op dat niet de Regeering, maar de Tweede Kamer die heeft ingetrokken. Ik laat daar of de toenmalige Regeering ons recht op dat subsidie zoo krachtig heeft verdedigd als wij van haar hadden mogen verwachten Ik zie dus geen heil in de aanneming van de inolie van den heer Juta. Ik geloof niet, dat er een advocaat zou te vinden zijn, die op grond van het verschil der woorden «gebouw" en «gebouwen" de vernietiging van het contract zou durven verdedigen. En bovendien zou onze gemeente geen heel mooi figuur maken, als zij op grond van dergelijke argumenten eene poging deed om zich aan de op haar rustende verplichtingen te onttrekken. Da heer Juta. Ik heb over het recht van de Regeering geen woord gesproken; dit wordt zelfs door mij niet in twijfel getrokken. Maar ik heb alleen getracht het recht van de gemeente op het over blijvende gedeelte van het Park te doen behouden. Mijns inziens kan er geen geldige reden beslaan, waarom het Rijk dat overblijvende gedeelte noodig zou hebben vóór dat het er gebouwen op wil plaat sen. 't Is zelfs zeer moeilijk te voorspellen ol zij inet het stichten van Academische gebouwen zal kunnen voortgaan, want er zijn ook nog een Tweede- en Eerste Kamer, die haar toestemming moeten geven; 't is dus nog de vraag of er wel ooit iets van komen zal. Met evenveel recht waarmede U voorspelt dat er weldra meerdere gebouwen op hel Park zuilen gesticht worden, kan ik tegenover u, M. d. V.!, volhouden, dat er nooit gebouwen zullen gesticht worden, waarvoor de geheele ruimte noodig is. Ik acht 't dus zeer wenschelijk, dat wij ten minste een poging wa gen, om geen verandering in het bestaande contract te verkrijgen. De Voorzitter. Ik heb er aan herinnerd, dat de Regeering reeds verklaard heeft, dat zij nu van haar recht wenscht gebruik te maken. Ik heb zelf over de zaak met den Minister van Binnenlandsche Zaken geconfereerd; daarna is zij door Burg. en VVelh. schriftelijk behandeld en de Minister heeft beslist, zooils hij meende in 't belang van 't Rijk te moeten doen. Het zou dunkt mij nu geene houding hebben er nogmaals bij Z. E. op terug te komen. Dat de Regeering, die veel minder belang heeft bij het in stand blijven van het Park, dan de gemeente, dienaangaande welwillend gestemd is, blijkt voldoende daaruit, dat zij wil blijven voortgaan hetzelfde subsidie te geven als vroeger, zij het dan ook voorloopig. aangezien naarmate er meer terrein van het Park wordt bebouwd, de kosten van onderhoud voor dit laatste natuurlijk zullen ver minderen. De heer De Goeje. M. d. V.! Gij hebt gezegd, dat het slechts als een chicane zou aan te merken zijn, aan de woorden «met de op richting dier gebouwen" een bezwaar tegen het voorstel te ontleenen. Ook ik wil geen chicanes gebruiken! Maar is dit nu werkelijk het geval? Is dit gebouw, hetwelk men nu wil plaatsen, als een gedeelte van een groote stichting te beschouwen? Dan moet inderdaad aan het verlangen der Regeering worden voldaan. Is dit evenwel niet het geval, dan zal slechts een klein gedeelte bebouwd worden, en zal de rest misschien nog vele jaren onbebouwd blijven liggen, ter- wjjl 't dan al dien tijd uit handc van de gemeente zal zijn! Het komt er dus voor ons op aan te weten, of de Regeering bij de aanvrage der gelden voor die stichting van het gebouw dat thans is aanbesteed, dit heeft voorgesteld als het begin van eene groolere slichting, of niet. In het laatste geval, meen ik, dat wij niet ge bonden zijn de geheele Ruïne aan de Regeering af te slaan. De Voorzitter. De opmerking over eene mogelijke chicane op grond van het woord «gebouwen" in het contract, tegenover het feit dat slechts één gebouw wordt opgericht was natuurlijk genoeg, niet ernstig gemeend. Ik dacht niet dat zij nog als zoodanig zou worden opgevat. De heer De Goeje vergeet dat wij ons bij contract verbonden heb ben hel geheele terrein aan het Rijk af te staan zoodra een aanvang zou zijn gemaakt met de stichting van gebouwen ten dienste der Rijks-Universiteit. Wat daaronder moet worden verstaan is duidelijk in hel contract omschreven. Wij hebben ons daarbij tegenover de Regeering verbonden om de Ruïne «kosteloos in eigendom over te dragen, binnen twee maanden nadat tengevolge van eene door de Regeering onherroepelijk gegunde aan besteding met de oprichting der gebouwen een aanvang wordt ge maakt". Nu kunnen wij de Regeering toch moeilijk verplichten om er twee gebouwen tegelijk te slichten! Ik geloof dus niet, zooals ik reeds verklaard heb, dat wij door de woorden van het contract ons van onze verplichtingen ontslagen zouden kunnen achtener is een aanvang gemaakt met de slichting van ge bouwen, en de gemeente is dus verplicht uitvoering te geven aan de bepaling van het contract. De heer Fockema Andreae M. d. V.! Wanneer ik op 't oogenblik een der partijen moest verdedigen, dan zou ik mij 't liefst aan uwe zijde scharen, 't Komt mij oppervlakkig voor, dat wij ons niet op eenig recht tegenover de Regeering zouden kunnen beroepen; maar volkomen zeker ben ik er toch ook nog niet van. De bedoeling vjn de gemeente is, bedrieg ik mij niet, bij het sluiten van het contract wel deze geweest; wij willen de Ruïne aan het Rijk afstaan voor de oprichting van een Academie-gebouw en andere. Academische gebouwen, wélke het Rijk er op zal willen plaatsen Nu is er echter in het contract gesproken van «Academische gebouwen" zonder meer. Maar mag men uit deze woorden wel veilig opmaken, dat wij verplicht zijn de geheele Ruïne over te dragen, zoodra er eene aanbesteding heeft plaats gehad voor een Academisch gebouw, welk ook, dat slechts eene kleine ruimte vordert. Men zou aldus uit de woorden redeneerende toch tot onaan nemelijke conclusies kunnen komen Stel bijv. eens, dat de Regeering het noodig achtte, om voor de verschillende Academische gebouwen afzonderlijke brandbluschmiddelen aan te schaffen, en dat zij daarvoor op de Ruïne een Academisch brandspuithuisje plaatste, dan zou naar de letter met de oprichting van Academische gebouwen een begin zjjn gemaakt. Maar de bedoeling der overeenkomst kan toch niet zijn dat de Regeering dan de overdracht van den grond zou kunnen eisehen. Wij moeten daarom niet te veel op de woorden van het contract afgaan. Maar afgezien van de rechtsvraag zou ik u ook wel willen vragen, welk bezwaar er zou zijn het verlangen van den Raad aan

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1891 | | pagina 4