GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 15 INGEKOMEN STUKKEN. N°. 41. Leiden, 16 Februari 1891. De ondergeteekenden alsnog fungeerende als leden der Commissie van Financiën, hebben de eer U als bun gevoelen omtrent de voor gestelde geldleening het volgende mede te deelen. De koers, waarvoor de Leidsche Bankvereeniging de leening wenseht over te nemen, komt hun onaannemelijk voor. Vooral de voorwaar den waarop nog in den jongsten tijd gemeenten en corporaliën geld hebben opgenomen geven hun grond tol dit vermoeden. Het te leenen bedrag achten zij te hoog gesteld. Het komt hun eene verderfelijke en onverdedigbare fiuancieele politiek voor, eene leening te sluiten voor uitgaven, die nog niet zijn gevoteerd en zelfs door den Raad niet zijn te voorzien. Er mag dus h. i. geen hooger bedrag worden geleend, dan nomi naal f 215000. Eindelijk achten zij den termijn van aflossing te lang. Huns in ziens zou deze leening in hoogstens 50 jaar moeten worden gedelgd, niet slechts omdat in het algemeen geldleeningen op zeer langen ter mijn in strijd met het gemeentebelang moeten worden geacht, maar ook omdat bij de voorbereiding der voorstellen tot den bouw der Gehoorzaal en de uitbreiding der Gasfabriek, de financieele bereke ningen zonder iemands tegenspraak zijn gebaseerd geweest hierop, dat voor rente en aflossing gemiddeld zou worden besteed 4 pCt m. a. w. dus, dat eene 3| pCt. geldleening zou worden afgelost in omstreeks 50 jaar. Zij beschouwen het aanbod der Leidsche Bankvereeniging als één ondeelbaar geheel en achten het dus ongeraden U in deze amende menten voor te stellen, maar heDben de eer te adviseeren het voorstel van Burg. en Weth, zooals het is ingediend, te verwerpen. Aan den Raad der Fockema Andreae. gemeente Leiden. J. A. Van Hamel, N°. 42. Leiden, 16 Februari 1891. De Commissie van Financiën heeft de eer U te berichten, dat zij de rekening van de Plaatselijke Schoolcommissie, dienst 1890, heeft onderzocht. Vermits dat onderzoek tot geene bedenkingen heeft geleid, stelt zij U voor die rekening goed te keuren in ontvangst en uitgaaf ad 144.93', alzoo sluitende quite. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 43. Leiden, 16 Februari 1891. Na overleg met den Voorzitter der Commissie van Fabricage geven wjj Uwe Vergadering iu overweging aan J. 1. Planjer vergunning te verleenen om vóór zjjn huis aan de Lange Mare, n°. 31, op openbaren gemeentegrond een bardsteenen stoep te leggen mits niet meer dan een halven meter buiten den gevel uitspringende, overeenkomstig aanwijzing van Rooimeesters. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan HH. Burg. en Weth. der gemeente Leiden. Edel-Achtb. Heeren. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen, de ondergeteekende Johannes Isaac Planjer, metselaar, wonende Lange Mare 31 alhier, dat hij verzoekt een sloep met palen te mogen plaatsen voor zijne woning Lange Mare 31, en dat wel volgens eischen der rooiing en bjjgaande teekening, dat hij veel hinder heeft van de schooljeugd en daardoor tot bovengenoemde maatregelen wil overgaan. Redenen waarom hjj vriendelijk verzoekt een gunstig advies hierop te mogen ontvangen. Hetwelk doende enz., Leiden, 27 Januari 1891. J. I. Planjer. N#. 44. Leiden, 16 Februari 1891. De Directie der IJselstoomtramweg-Maatschappij heeft reeds meer malen den wensch te kennen gegeven de lijn VoorschotenLeiden door te trekken tot in de kom der gemeente, zoowel in het belang van de Maatschappij als van bet reizend publiek. Onderscheidene daartoe strekkende plannen leverden evenwel be zwaar op met het oog op de veiligheid van het verkeer in het Noordeinde. Zoo hebben wij gemeend o. a. bezwaren te moeten maken tegen een vroeger ingediend plan om de rails te leggen tot op de Varken markt met dubbel spoor in die straat, ten einde de locomotieven aldaar te kunnen doen keeren. Een zelfde bezwaar bestaat o. i. tegen een later ingediend plan om de rails te leggen langs het geheele Noordeinde lot over cd Noordeindsbrug, in aansluiting met den paardentram en verder met de Noord-Zuid-Hollandsche en Rijulandsche stoomtrammen. Het Noordeinde schijnt o. i. hiervoor wel niet te smal doch de veiligheid van het publiek zoude eerst voldoende verzekerd zyn wanneer aldaar behoorlijke trottroirs voor de voetgangers werden aangelegd, terwijl bovendien de stationneerende trein aan de Noord eindsbrug wellicht eenigen hinder zoude kunnen veroorzaken. Inmiddels is het ons na overleg met de Commissie van Fabricage voorgekomen dat eene doortrekking van de rails tot voorbij de brug over de Witte Singelgracht nabij de Kweekschool voor Zeevaart geen bezwaar zoude opleveren. Hierdoor zal voorzeker de Maatschappij worden gebaat door vermeerdering van vervoer en mede het reizend publiek, daar men uit den aard der zaak eerder van den tram zal gebruik maken bepaaldelijk voor korte afstanden wanneer de tram in de kom der gemeente afrijdt. Het Bestuur der Stoomtram-Maatschappij heeft verklaard er prijs op te stellen dat vergunning worde verleend tot. voor de Kweek school voor Zeevaart te mogen doorrijden en gaarne bereid te zijn ook de kosten die noodig mochten zijn voor eventueele versterking van de Haagbrug, zoo deze mocht worden vereischt, voor hare reke ning te nemen. Onder mededeeling dat reeds door de Gedeputeerde Staten vergunning is verkregen om rails te leggen over de in aanbouw zijnde brug over de Haagsche trekvaart en dat de betrekkelijke teekeningen in de Leeskamer ter inzage van de leden zijn nederge- legd, geven wij Uwe Vergadering alsnu in overweging aan de IJselstoom tramweg-Maatschappij, gevestigd te 's Gravenhage, tot wederopzeggens vergunning te verleenen om voor hare rekening rails te leggen en met den stoomtram te berijden over de Haagbrug tot voorbij het hek van de Kweek school voor Zeevaart, onder bepaling dal alle kosten voor eventueele versterking van de Haagbrug, zoo deze tengevolge van hel berijden met den stoomtram noodig mocht blijken, voor het opbreken van de rails, ten dienste van gemeentelijke werken en voor het onderhouden van de straat lusschen de rails en van een halvcn meter straat, gelegen aan beide zijden van de rails komen, voor hare rekening; dat derails binnen één maand na aanzegging van Burg. eu Weth. voor hare rekening moeten worden weggenomen en dat verder de voorschriften door Burg. en Weth. te geven door haar moeten worden opgev.olgd. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N'. 45. Leiden, 17 Februari 1891. De Commissie van Financiën heeft de eer U te berichten, dat zy den staat van af- en overschrijving, dienst 1890, van het Gerefor meerd Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis heeft onder zocht. Vermits dat onderzoek tot geene bedenkingen aanleiding heeft ge geven, stelt zy U voor dezen staat goed te keuren. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financien. S*. 46. LICHTSTERKTE. Resultaten der waarnemingen aan de Gasfabriek te Leiden van 814 Februari 1891. N°. Datum. Uur. Aantal. Gemiddelde Eng. Standkaarsen. 1 Febr. 8 5.30—7.15 7 16.8 2 9 5.30—7.15 8 16.9 3 10 5.30—7.15 7 17.0 4 11 5.30—7.30 8 16.8 5 12 5.30—7.15 7 16.9 6 13 5.30—7.15 8 16.9 7 14 5.30—7.15 8 16.9 N'. 47. Leiden, 23 Februari 1891. By Raadsbesluit van 4 October 1883 werd de volgende regeling vastgesteld ten aanzien van het aantal Inspecteurs van politie en hunne bezoldiging: er zullen in de gemeente Leiden by de politie worden aange steld één Hoofd-Inspecteur op eene bezoldiging van 1200 als mini mum telkens na twee jaren te verhoogen met 100 totdat een maxi mum van 1400 zal zijn bereikt, twee Inspecteurs op eene bezol diging van 900 op gelijke wijze te verhoogen tot een maximum van f 1200; een Inspecteur op eene bezoldiging van 400 In de Raadszitting van 30 October jl. werden bij de vaststelling van de begrooting voor dit jaar de jaarwedden van den Hoofdin specteur en de drie Inspecteurs elk met f 100 verhoogd, terwijl by ons betrekkelijk voorstel van 27 October 1890 (Ingek. Stukken n#. 226 van dit jaar) werd medegedeeld dat een voorstel zou worden ingediend tot wijziging van de bovenaangehaalde organisatie. Tengevolge van het aan den derden Inspecteur G. Cloos verleend eervol ontslag is de jongste Inspecteur J Romanesko, tevens ambte naar, belast met bet toezicht op de honden, ter richlige invordering van de hondenbelasting, benoemd tot derden Inspecteur, en hem bij Raadsbesluit van 19 Februari een eervol ontslag uit eerstgenoemde betrekking verleend, terwijl alstoen mede een opvolger werd benoemd. Aan deze betrekking is eene jaarwedde verbonden van 200 en 10 pCt. van de opbrengst der belasting, voor 1890 geraamd op ƒ2100 en voor 1891 op 2400. In overeenstemming met het besluit bij de vaststelling van de be grooting genomen strekkende om de jaarwedden van de vier Inspec teurs met ingang van 1 Januari 1891 met f 100 te verhoogen, zal het minimum en het maximum der jaarwedden, vastgesteld bij de regeling van 4 October 1883, alsnu ook met 1 100 moeten worden verhoogd. Wjj geven Uwe Vergadering alsnu in overweging de navolgende gewijzigde regeling vast te stellen: Regeling van het aantal en de jaarwedden der Inspecteurs van politie te Leiden. 1°. Er zullen in de gemeente Leiden b(j de politie worden aange- gesteld een Hoofd-Inspecteur op eene bezoldiging van ƒ1300 minimum telkens na twee jaren dienst te verhoogen met f 100, totdat een maximum van 1500 zal zyn bereikt; 3 3 3 3 3 3

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1891 | | pagina 1