8
wonen, een brief had ontvangen met het verzoek een huis voor hem
te zoeken, maar in het goedkoope en niet in het dure Leiden, waar
men niet volstaan kan met eene geringe belasting aan eene naburige
plattelandsgemeente te voldoen, maar waar men als alle andere mede
burgers zijn evenredig aandeel in de gemeente-belasting moet betalen
Ik vraag of dit toestanden zijn, die bestendigd mogen worden. Met
volle overtuiging beantwoord ik deze vraag ontkennend.
Ik kan met stilzwijgen de vraag voorbijgaan, welken invloed eene
nieuwe stad, onmiddellijk aan de oude grenzende op deze hebben
zoude. Lleze quaestie heb ik niet bestudeerd, om de eenvoudige
reden, dat zij niet aan de orde is. Wij hebben ons te bepalen tot
het tegenwoordige en de naaste toekomst en dan zie ik zooveel en
zoo groole bezwaren, dat ik niet mag vragen ol wellicht in eene
ver verwijderde toekomst deze bezwaren opgeheven zouden kunnen
worden, maar mij verplicht acht ernstig op de opheffing daarvan aan
te dringen.
Om voor mij zei ven deze quaes! ie der grensuitbreiding duidelijker
te maken, heb ik getracht de geschiedenis onzer grensregeling na te
sporen; dit is mij slechts gedeeltelijk gelukt. Ik heb niets gevonden
dan eene publicatie van 3 Januari 1833, waarin de grenzen zeer
nauw zijn getrokken, van eene leidende gedachte niets.
Aan de mogelijkheid, dat Leiden zich ontwikkelen en uitbreiden
zoude, schijnt niet gedacht. Ik wil aannemen, dal de grensregeling
voor bet toenmalig Leiden doeltreffend is geweest. Maar de lijden
zijn veranderd, en de omstandigheden met de tijden, lie stad was
alleen door poorten toegankelijk. Op bepaalde uren, vroeger o( later
naar den tijd des jaars, werden de poorten des avonds gesloten en
niet dan legen betaling voor den volgenden morgen geopend Aan
elke poort stonden kommiezen die voor de inning der stedelijke
accijnsen hadden te zorgen. Thans zijn de meeste poorten aigehroken,
en die er nog zjjn, worden niet meer geslotende stedelijke accijnsen
zijn afgeschaft. Leiden is in bloei toegenomen en zou ook, wat liet
bebouwde gedeelte betreft, in grootte toegenomen zijn, indien niet
de hestaaande grensregeling elke uitbreiding onmogelijk had gemaakt.
Leiden, eene van de aanzienlijkste gemeenten, is naar de oppervlakte
beoordeeld, eene van de kleinste. Vergelijk ik de oppervlakte van
Leiden met die van de omliggende gemeenten, dan vind ik men
kan dc cyfers volkomen nauwkeurig vinden in het rapport van Burg.
en Weth. van 30 Januari 1890 (Ing. St. n°. 20) dal Zoeterwoude
16 Oegstgeest 8 en Leiderdorp 7 maal zoo groot is als Leiden; Tel
ik deze getallen op, dan vind ik, dat onze gemeente met hare 43379
inwoners slechts een twee en dertigste gedeelte van de gezamenlijke
oppervlakte der vier gemeenten inneemt, zoodat zij alle gelegenheid
mist om zich te ontwikkelen en uit te breiden. Zeer terecht is deze
toestand een onhoudbare toestand genoemd. Hoe eerder er verande
ring in gebracht wordt, boe beter.
De heer Van Iterson heeft in ruime mate gebruik gemaakt van
zjjn recht om critiek te oefenen op de argumenten, door de meerder
heid aangevoerd. Ik heb mij de vrijheid veroorloofd het een en ander
aau te voeren, dat mij het recht geeft om zijne bedenkingen onvol
doende te noemen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Punt 1 van de conclusie van het rapport van Burg. en Weth., in
dien zin gewijzigd dat in plaats van Gemeenteraad, gelezen wordt
de Commissie bedoeld bij art. 131 der Gemeentewet, en luidende:
„aan dc Gedeputeerde Staten den dank van de Commissie bedoeld bij
art. 131 der Gemeentewet te betuigen voor hetgeen door hen in
deze is verricht, ten einde te bevorderen dal in den beslaanden toe
stand wat de grensbepaling betreft, eene gewcnschte verbetering
worde aangebracht'; in stemming gebracht, wordt aangenomen met
22 stemmen legen 1 stem, die van den heer Van Iterson.
Punt 2 van de conclusie »aan voormeld College te kennen te
geven dat de Commissie bedoeld bij art. 131 der Gemeentewet zich
over bet algemeen met de overgelegde ontwerpen kan vereenigen,
doch tevens in overweging geeft:
a. het ontwerp ten aanzien van de gemeente Oegstgeest in dien
zin te wijzigen dat mede aan Leiden worde toegevoegd het gedeelte
van genoemde gemeente hehoorende tot den Marendijkschen polder
dat gelegen is lussclicn den Hollandschen IJzeren Spoorweg, de Haar-
lemmertrekvaart, de Poelwatering en de grens tusschen den Maren
dijkschen- en den Peslhuispolder, nader te omschrijven'; wordt aan
genomen met 21 tegen 2 stemmen, die van de heeren Trcub en Van
Iterson.
Punt 3 van de conclusie: b. aan de drie ontwerpen alsnog eene
bepaling toe te voegen krachtens welke de som bedoeld in art 1 der
wet van 26 Juli 1885 (Stbl. n°. 169) voor zooveel de gemeenten
Leiden betreft wordt vermeerderd en wat de gemeenten Oegstgeest,
Zoeterwoude en Leiderdorp betreft, wordt verminderd met vier vijfde
gedeelten van de zuivere opbrengst der hoofdsom en rijks-opcenten
'van de belasting op het personeel, gemiddeld over de belastingjaren
1882—1883, 1883—1884 en 1884—1885," wordt aangenomen met 21
tegen 2 stemmen, die van de heeren Treub en Van Iterson.
De Voorzitter. Wanneer het verslag van onze beraadslaging is
uitgekomen, zal het door tusschenkomst van Burg. en Weth. aan
Gedeputeerde Staten worden medegedeeld. Voorloopig zijn onze
werkzaamheden hiermede geëindigd; mochten Gedeputeerde Staten
ons nog nadere inlichtingen vragen, dan zal ik zoo vrij zjjn om de
heeren nogmaals hijeen te roepen.
Niemand meer het woord verlangende, wordt de Vergadering
gesloten.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van Gebroeders Moré.