86 Oostveen wanneer aan haar de levering mocht worden opgedragen, deze taak als hoofdzaak zal beschouwen en zich voornamelijk daar naar zal inrichten. Zij was vroeger bij het onderwijs werkzaam, is geheel bekend met de gebruikte schoolboeken, wordt geholpen door solicde uitgevers, zoodat met grond is te onderstellen dat zij zich ge heel aan deze bare taak zal toewijden. Een en ander is een onbetwistbaar voordeel voor het onderwijs daar de hoofden der scholen, met het oog op hunnen veelomvattenden werkkring, niet te veel tijd kunnen besteden aan de beslommeringen die aan de aanschaffing van de velerlei schoolbehocften zouden ver bonden zijn, wanneer niet iemand met de levering daarvan was be last, door wien deze zaak als het hoofdbestanddeel van het bedrijf wordt aangemerkt. De heer Zitman heeft gedurende tal van jaren steeds met de meeste zorg en de uiterste nauwgezetheid de gemeente bediend en wij hebben de vaste overtuiging, op grond van de meest betrouwbare inlichtingen dat de Wed. Oostveen geheel het voetspoor van den legenwoordigen leverancier zal volgen. Hoezeer wij nu in beginsel de beschouwingen voorkomende in het adres van eenige boekhandelaren volkomen deelen en in den regel eene openbare aanbesteding als billijk beschouwen, achten wij het toch niet wenschelijk dat voor dit speciaal onderdeel der gemeentelijke administratie eene openbare aanbesteding worde gehouden en even min dat de levering van de hier bedoelde artikelen telken jare aan een ander leverancier worde opgedragen. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging te besluiten dat de levering van schoolboeken, kaarten, modellen of voorbeelden voor tapisserie en handwerken ten behoeve van de openbare scholen daaronder begrepen de Bewaarscholen en de Kweekschool voor On derwijzers, wordt opgedragen aan de Wed. Oostveen alhier voor den tijd van drie jaren, in te gaan I Januari 1891 onder bepaling dat de levering geschiedt tegen eene korting van 17 pCt. op de over te leggen facturen en dat de door Burg. en Weth. te geven voorschrif ten omtrent tijd en wijze van levering moeten worden opgevolgd. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen de Wed. Willem Frederik Oostveen geboren Johanna Petronella Blass, wonende aan de Breeslraat n®. 110 alhier, dat zij den boekhandel van den heer J. H. Zitman overgenomen heelt en bescheidenlijk verzoekt op dezelfde voorwaarden als die genoemden heer Zitman bij het contract van 12 December 1887 waren gesteld aan de openbare lagere scholen der gemeente Leiden te mogen leveren de boeken, kaarten modellen enz. 't Welk doende enz., Leiden, 15 October 1890. Wed. W. F. OostveenJ. P. Blass. Aan den Gemeenteraad der stad Leiden. Geven met verschuldigden eerbied te kennen ondergeteekenden, allen gepatenteerde boekhandelaren hier ter stede, dat zy verneemen de leverantie van schoolboeken, enz. sinds jaren aan den heer Zitman gegund, niet meer door hem zal geschieden; dat volgens hen die gunning aan een en dezelfden persoon, eene onbillijkheid is jegens ondergeteekenden; dat zij allen voor de gemeente patentplichtig zijn en daarom ver- meenen een geljjk recht op leverantiën aan de gemeente te mogen hebben, waar het hun vak betreft; dat zij genegen zijn op dezelfde voorwaarden de levering op zich te nemen, als tot dusverre door den heer Zitman geschiedde. Reden waarom zij eerbiedig Uwe Vergadering verzoeken, door aan besteding hun allen de gelegenheid te willen openen, naar voormelde levering te kunnen dingen, óf hun bij jaarljjksche afwisseling die levering te gunnen. Leiden, 19 October 1890. C. Kooyker. Volgen de namen van 6 adressanten. N°. 245. Leiden, 24 November 1890. Ten aanzien van het Raadsbesluit van 1 November jl. tot wijziging van hel maximum voor de heffing eener Plaatselijke Directe Belasting op de inkomsten hebben de Gedeputeerde Staten ons het volgende opgemerkt; Het is voorgekomen dat volledigheidshalve de dagteekeningen van al de besluiten van den Raad tot wijziging van het besluit dier ver gadering van 22 October 1877 in het eerste lid van het dispositief van het onderwerpelijk besluit behooren te worden aangehaald. Verder wordt er op gewezen dat niet met ingang van 1 Januari 1878, maar met ingang van 1 Januari 1891, eene Plaatselijke Directe belasting wordt geheven van hoogstens f 175000, weshalve in de 2e zinsnede mede van dat besluit, het jaartal is te veranderen in 1891. Vermits uit den aard der zaak geen bezwaar kan bestaan om aan de gemaakte opmerkingen te voldoen, geven wy Uwe Vergadering in overweging het besluit van 1 November jl. waarvan het ontwerp is opgenomen onder n°. 209 van de Ing. Stukken dien overeenkomstig te wijzigen en vast te stellen als volgt: De Raad der gemeente Leiden heeft besloten: Art 1 van het Raadsbesluit van den 22en October 1877, regelende de heffing van eene Plaatselijke Directe Belasting te Leiden (Gem.blad n'. 4 van 1878), gewijzigd bij de Raadsbesluiten van den 16en December 1878 (Gem.blad n°. 1 van 1879), van den 6en October 1881 (Gem blad n'. 5 van 1882) en van den 23en December 1886 (Gem.blad n® 4 van 1887) te wijzigen als volgt: Te beginnen met 1 Januari 1891 wordt in deze gemeente eene Plaatselijke Directe Belasting geheven tot een telken jare bij de vast stelling der begrooting te bepalen bedrag van hoogstens ƒ175000 vermeerderd met vijf ten honderd voor kwade posten en met ver gunning zoo noodig hoogstens vijf ten honderd voor suppletoire kohieren te mogen omslaan. Gedaan te Leiden ter openbare Raadsvergadering van Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 246. Leiden, 27 November 1890. Blijkens nevensgaand schrijven van de Commissie van Toezicht op de scholen voor Middelbaar Onderwijs wordt het door die Commissie in verband met het aan Mej. F. A. C. Versigny bij raadsbesluit van 10 /October j.l., met ingang van 1 Januari 1891 verleend eervol ont slag als leerares in het Boekhouden en het Schoonschrijven aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes, wenschelijk geacht het Boek houden van de lijst der leervakken te schrappen en het onderwijs in het Schoonschrijven op te dragen aan Mej. J. H. Hoestra, leerares in de Wiskunde. Ons met het voorstel der Commissie geheel vereenigende, geven wij Uwe Vergadering in overweging te besluiten: 1®. dat het Boekhouden van de lijst der leervakken aan de Hoo gere Burgerschool voor Meisjes wordt weggenomen, met vaststelling van de hierbij overgelegde concept-besluiten tot wijziging van de be trekkelijke Verordeningen. 2". dat het onderwijs in het Schoonschrijven wordt opgedragen aan Mej. Hoestra, leerares in de Wiskunde, tegen genot van de aan de betrekking van leerares in liet Schoonschrijven verbonden bezoldiging van J 100 'sjaars. Verordening tot wijziging van art. 2 der Verordening van 28 Oc tober 1880, houdende Reglement voor eene Hoogere Burgerschool voor Meisjes, te Leiden (Gem.blad n°. 1 van 1881), gewijzigd bij de Verordening van 15 Juni 1882 (Gem.blad n°. 15 van 1882). In art. 2 vervalt littera l het Boekhouden. Verordening tot wijziging van de Verordening van 11 November 1880, regelende het getal, de jaarwedden, de benoeming en het ont slag der leeraressen aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes te Leiden (Gem.blad n°. 2 van 1881), gewijzigd bij de Verordeningen 25 Augustus/6 September 1881 (Gem.blad n°. 13 van 1881) van 22 Augustus 1885 (Gem.blad n'. 4 van 1885) en van 28 Juli 1887 (Gem. blad n°. 10 van 1887). In art. 1 vervalt littera voor een leeraar in hel Boekhouden op f 100. In art. 3 vervallen de woorden h en i. In art. 4 wordt in plaats van a, b, c, d, e, h en i, gelezen a, b,c, d en e. Tot toelichting zy medegedeeld dat ingevolge Raadsbesluit van 22 Augustus 1885 (Gem.blad n°. 4 van dat jaar) littera h, voor een leeraar in de Staatswetenschappen 150 is vervallen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 24 November 1890. Toen Mejuffr. Versigny ontslag had aangevraagd als leerares in het boekhouden aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes is de vraag bij ons gerezen, of het wel wenschelijk is, met het onderwijs in dit vak voort te gaan. Wij meenen die vraag ontkennend te moeten beantwoorden, daar eene ook maar eenigszins uitvoerige behandeling van het boekhouden ons op eene middelbare school voor meisjes mis plaatst schijnt, terwijl sommige eenvoudige onderwerpen, die by dit vak behooren, ook by het rekenonderwijs ter sprake komen. Het uur, dat tot nu toe aan het boekhouden werd besteed, kan naar ons oordeel veel nuttiger voor een der andere vakken worden gebruikt; meermalen toch hebben sommige leeraressen geklaagd over het kleine aantal uren, dat voor hare vakken op den rooster kon worden uitge trokken. Wij hebben derhalve de eer, U in overweging te geven, aan den Gemeenteraad eene wijziging der verordening voor te stellen, waarbij het boekhouden van de Ijjst der leervakken wordt weggenomen. Het schoonschrijven, het tweede vak, waarmede Mej. Versigny be last was, zagen wij gaarne aan de leerares in de wiskunde, Mej. Hoestra, opgedragen. Zij is bereid, deze lessen op zich te nemen, en dit is ongetwijfeld te verkiezen boven de aanstelling eener afzonder lijke onderwijzeres, die slechts gedurende weinige uren met de leer lingen in aanraking zou komen. Aan HH. Burg. en Weth. De plaats, comm. van toezicht op de van Leiden. scholen voör Middelbaar Onderwys, H. Kern, Voorzitter. H. A. Lorentz, Secretaris. N°. 247. Leiden, 27 November 1890. Door Commissarissen der Gasfabriek wordt het noodig geacht tot aanplemping over te gaan van een klein gedeelte der Maresingelgracht, waar eene insnijding wordt gevormd in het terrein der Gasfabriek en grenzende aan de bergloods voor materieel, op de hierbij overge legde teekening aangewezen met de letters A. B. E. D. De gronden voor de aanplemping zijn de volgende: 1®. het bestaan van de bedoelde insnijding heeft geen reden meer daar zij vroeger werd gebruikt voor het leggen van eene platte schuit Lot berging van gaswater, welk doel thans is vervallen. 2°. de aan te winnen ruimte is noodig voor het plaatsen van een houten gebouw, dienstdoende voor schaftlokaal der stokers, nu staande tegen de stokerij, alwaar bedoelde localiteit moet vervallen wegens het bouwen van eene stokerij daar ter plaatse. 3°. bedoelde inham is moeielijk op diepte en schoon te houden, als zijnde de vergaderplaats van veel afval. Onder mededeeling dat door Dijkgraaf en Hoogheemraden van Rijnland bij besluit van 22 November jl. de vereischte vergunning is

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1890 | | pagina 6