67 waardoor eene dergelijke regeling onmogelijk is gemaakt, Ik zou meenen dat die fout in de eerste plaats behoort te worden hersteld; ik zal thans niet verder in details treden omtrent den werkkring eener Commissie van Financiën in het algemeen. Wanneer de tegen woordige Commissie goedvindt terug te komen op haar besluit, al thans begint met te voldoen aan den wensch van den heer Was om de zaak in nadere overweging te nemen, dan zal de tijd daar zijn om ernstig te overwegen of een voorstel tot wijziging van den werk kring der Commissie van Financiën niet zeer zal zjjn in het belang der gemeente en van de te behandelen zaken. De beraadslaging wordt gesloten. De motie van den heer Was in stemming gebracht, wordt aange nomen met algemeene stemmen. De heeren Fockema Andreae, Van Hamel en Schneither hielden zich buiten stemming. De Voorzitter. Wij mogen dan nu wel aannemen, dat de Com missie van Financiën is teruggekomen op haar besluit om ontslag te nemen. (Applaus.) De heer Fockema Ardreae. M. d. V.! Hel is heel aardig van U gezegd, maar dat volgt natuurlijk uit de aanneming der motie nog niet. Ik zou tenminste niet durven zeggen, wanneer ik op dit oogen- blik moest antwoorden, of ik niet de Commissie van Financiën zoude adviseeren om bij haar besluit te blijven volharden. Maar wat er moge zyn van de gronden door den heer Was, den heer De Goeje en U aangevoerd, in elk geval is de aanneming der motie en de rootiveerins; daarvan eene welwillendheid, eene beleefde handeling van den Raad tegenover de Commissie van Financiën, aan welke welwillendheid de Commissie trouwens geen oogenblik reden had om te twijfelen. Het komt mij voor dat het eene onwelwillend heid zoude zijn van de Commissie van Financiën tegenover den Raad, wanneer zij nu terstond, zonder a lêtc reposee te hebben beraadslaagd, zeide: neen, wij blijven bij ons eenmaal genomen besluit. Ik ver klaar daarom mede namens mijne medeleden in de Commissie, gaarne te zullen voldoen aan het verzoek bij de motie van den heer Was gevoegd, en nader te zullen overwegen wat ons te doen staat. Ik voeg er echter by, dat men hierin nog niet mag zien het bewijs van een voornemen of eene neiging om aan het verzoek te voldoen. Ik kan den Raad de stellige verzekering geven, dat evenmin als tot ons eerste schrijven heeft geleid eene zekere geraaktheid, een zeker gevoel als of wij door den Raad waren gekrenkt, dit gevoel ons zal be- heerschen bij het beoordeelen der motie. Wat ons besluit moge zijn, wij zullen ons alleen laten leiden door het belang der gemeente zooals wjj dit opvatten. Wy zullen de motie dus gaarne in welwil lende overweging nemen. De Voorzitter. De motie kon ook niet verder gaan dan de Com missie van Financiën uil te noodigen op haar besluit terug te komen Wij zullen dus gaarne genoegen nemen met de verklaring door den heer Fockema Andreae gegeven. Punt II. van de agenda komt derhalve thans niet in behandeling. III. Benoeming van een Adjunct-Stads-Genees- en heelkundige. (Zie Ing. St. n°. 234.) De heer Zaauer. M. d. V.! Ten einde latere moeielijkheden te voorkomen acht ik het wenschelijk dat hier eene nadere verklaring worde gegeven van hetgeen in punt I der instructie voor den ad junct Stads- Genees- en Heelkundige onder ambtsbezigheden moet worden verslaan. Ik vermoed dat hier alleen ambtsbezigheden als Stads- Genees- en Heelkundige bedoeld worden. Doch zooals het hier staat zou elke ambtsbezigheid van den Stads- Genees- en Heel kundige voldoende zijn om den adjunct in zijne plaats te doen op treden. Dit kan de bedoeling niet zijn en is zeker ook niet wen- schelijk. Het zal evenwel voldoende zijn indien door U verklaard wordt dat hier onder ambtsbezigheden verstaan worden ambtsbezigheden als StadsGeneesen Heelkundige. De Voorzitter. Ik geloof dat de opmerking van den heer Zaaijcr volkomen juist is. De redactie kan wel zoo veranderd worden, dat zij luidt: óf door ziekte, óf door bezigheden aan hel ambt van Stads- Genees- en Heelkundige verbonden. Dan is aan het bezwaar van den heer Zaaijer te gemoet gekomen. De heer Zaaijer. M. d. V.! Dan zal de redactie toch nog eenigszins gewijzigd behooren le worden, omdat er verder volgt:' of door af wezigheid verhinderden Stads- Genees- en Heelkundige. De Voorzitter. De redactie kan later altyd nog definitief worden vastgesteld; het is op het oogenblik voldoende dat aan uw bezwaar wordt tegemoet gekomen, en duidelijk blijkc dat onder ambts bezigheden moet worden verstaan ambtsbezigheden als Stads- Genees- en Heelkundige. De beraadslaging wordt gesloten. De Voorzitter Mag ik de heeren Verster, Was en Du Rieu ver zoeken met mij het slembureau te willen uitmaken. De uitslag der stemming is, dat met 22 stemmen wordt benoemd de heer L. J. A. Braakenburg. Op den heer H. Visser werd een slem uitgebracht. De Voorzitter. Ik dank de heeren stemopnemers voor hunne welwillende medewerking. IV. Begrooting voor 1891 van hel R. K. Wees- en Oudeliedcnhuis. (Zie Ing. St. n°. 229.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. V. Verzoek van P. M. Heymans, om terugbetaling van schoolgeld, lager onderwijs. (Zie Ing. St. n°. 230.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming gunstig op beschikt. VI. Idem van mej. A E. Snijders, wed. G. Couvée, om ontslag als Stads-Vroedvrouw. (Zie Ing. St. n'. 231 Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming met ingang van I Januari 1891 een eervol ontslag verleend. VII. Idem van mej. H. M. Van der Heyde, om ontslag als derde onderwijzeres aan de school 3e klasse n°. 4. (Zie Ing. St. n°. 233.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming met ingang van 1 Januari 1891 een eervol ontslag verleend. VIII. Idem van bewoners van den Nieuwen Rijn en de Hoogewoerd omtrent eene verplaatsing van de markt voor boomvruchten en ander ooft. (Zie Ing. St. n\ 158 en 236.) De heer Koetser. M. d. V.! Ik kan mij niet vereenigen met het advies van Burg. en Weth. in hun rapport nu gegeven, om afwyzend te beschikken, op het verzoek der bewoners van het gedeelte Nieuwen Rijn oostwaarts van de Middelstegrachl gelegen, om de markt van boomvruchten en ander ooft te verplaatsen; ,ik zeg in hun rapport nu, om reden dit geheel in strijd is met het gegeven rapport van 11 November 1886, ook betrekking hebbende op verplaatsing van de zoogenaamde Westlandsche markt. In het rapport toch van genoemden datum en jaar Ing St. n 295, werd door Burg. en Weth. met aandrang tot verplaatsing dier markt naar de Kalvermarkt geadviseerddit voorstel werd toen gedaan naar aanleiding van de klacht der bewoners van den Nieuwen Rijn tus- schen de Hooigracht en Middelstegracht, en nu diezelfde klacht ge daan wordt door de bewoners van den Nieuwen Rijn oostwaarts van de Middelstegracht gelegen, zeggen Burg. en Weth. onder meer »het komt ons voor dat de bezwaren sterk overdreven zijn." Nu wil ik wel aannemen met Burg. en Weth. dat requestranten wel wat overdrijven, daar waar zij zeggen .indien hun de pen van een Zola ten dienste stond, zij zouden trachten op voegzame wijze meerdere onthullingen te doen," doch my dunkt dat requestranten op voldoende wijze hunne klachten kenbaar hebben gemaakt Op verschillende dagen en uren M. d. V. heb ik roy naar de markt in quaestie begeven om mij van de gedane klachten te overtuigen, en ik moet eerlijk bekennen, dat ik van de meeste daarvan waarlijk overtuigd geworden ben, en die klachten dus niet overdreven zijn, ik heb mij zelve eenige keeren afgevraagd hoe is het mogelijk hier goedschiks doorheen te komen, en ook, hoe door het verkeer met rijtuigen daar geene ongelukken gebeuren; nog daargelaten de last die de bewoners hebben door versperring van manden, karren, wagens enz. om in, en uit hunne woningen te komen, in een rjjtuig zittende, en dit zullen zeer zeker de heeren doctoren ook al wel ondervonden hebben, gebeurt het menigmaal dat men eenigen tijd wachten moet, tot er ruimte gemaakt is om door t,e kunnen rijden, en zoo heb ik my van meerdere klachten overtuigd; die klachten worden nu ten overvloede nog bevestigd door veertien gezinnen der Hoogewoerd die uitzicht op dit gedeelte van den Nieuwen Rijn hebben alsmede door acht stalhouders die telkens ook stremming in de passage ondervinden; uit een en andere klacht volgt dus dal zoowel winkeliers, handelaren en anderen in hel uitoefenen hunner zaak groote belemmeringen, schade en onaangenaamheden ondervinden, is het dan niet meer dan billijk dat de Raad aan die gegronde klachten gehoor geeft en tracht dezelve in het vervolg te voorkomen door verplaatsing der markt? Toen in April 1887, het voorstel gedaan werd de Westlandsche markt naar de Kalvermarkt te verplaatsen, kwamen er drie bezwaar schriften legen hel voorstel in, van de bewoners van den Nieuwen Rijn en aangrenzende straten, van herbergiers en winkeliers in de nabijheid van den Nieuwen Ryn, nu is het tegendeel het geval, want in plaats van bezwaar- zijn het alle verzoekschriften tot vei plaatsing der markt; de fruithandelaren zelfs die destijds 22 November 1886 ook een bezwaarschrift indienden, hebben niet alleen nu in het verzoek berust, maar schijnen er zelfs mede ingenomen le zijn, en dit is niet te verwonderen; de ondervinding heeft hen zeker geleerd dat zij dikwijls door verlegging hnnner schuiten of door de uitstalling hunner manden met fruit op de straat gehinderd worden, en daardoor nadeel in hel uitoefenen hunner zaak ondervinden. Daarom meen ik op goede gronden te mogen aannemen, en hoop ook den Raad overtuigd te hebben, dat bij eene eventuede ver plaatsing der markt niemand schade, maar wel eene gehcele buurt en meerdere ingezetenen baat zullen vinden. Ik koester dan ook de hoop dat zoowel Burg. en Weth. alsmede de Commissie voor de Plaatselijke Huishoudelijke Verordeningen terug zullen komen op hun aan den Raad gegeven advies; en heb ik mits dien de eer voor te stellen om de Verordening Gem.blad n° 1, van 9 Januari 1868. als volgt te wijzigen, «dat de markt van boom vruchten en ander ooft zal gehouden worden aan de Kalvermarkt bij de Heerengracht." Tot het doen aannemen van mijn voorstel kan ik er dit nog bij voegen dat bij juiste meting is gebleken de Kalvermarkt gemiddeld 9 50 meter breeder dan de nu bestaande is. Ik vertrouw dat mijne geachte medeleden mijn voorstel zullen steunen, en met mij zullen stemmen voor het verplaatsen der markt, opdat wij daardoor aan een deel der burgerij in het ongestoord uit oefenen van hun bedrijf tegemoet komen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1890 | | pagina 3