62 sche toelage" gemaakt werd. In eene tweede circulaire van 19 Jan. 1865 wordt eene renteberekening gegeven, waarbij de door den Ge meenteraad toegezegde jaarlijksche toelage van f 1500 als vaste post in rekening wordt gebracht. Tengevolge van deze circulaire steeg het aantal geplaatste aandeelcn tot 200, te zamen een kapitaal uit makende van f 50.000. Bij circulaire van 7 Maart 1865 werden de ingezetenen die nog niet van hunne deelneming hadden doen blijken, uitgenoodigd één of meer halve aandeelen a 125 te nemen Aldus werd nog f 4000 verkregen. Later werd nog ongeveer f 1000 ge plaatst, doch toen was ook alle hoop om het reeds met zooveel moeite verkregen kapitaal nog te vergrooten, uitgeput Het kapitaal werd bij de acte van oprichting vastgesteld op f 55 000 en dit is het nog tegenwoordig. In art. 12 der acte van oprichting der Schouwburg-Maatschappij, den 24 Mei 1865 voor den Notaris J. A. Prijn gepasseerd, wordt gesproken van het jaarlijks door het Ge meentebestuur aan de Maatschappij te verstrekken subsidie en van het toezicht door het Gemeentebestuur op den Schouwburg uit te oefenen. Dit dit alles blijkt ten stelligste, dal de Gemeenteraad, bij het ver- leenen van het subsidie in 1864, geweten heeft dat dit moest dienen om een zekeren rentewaarborg te geven aan de ingezetenen, die de pogingen om een bruikbaren Schouwburg te erlangen wilden steunen door aandeelen te nemen in het daarvoor benoodigd kapitaal; dat de Schouwburg-Commissie van 't begin af in de vaste overtuiging ver keerd heeft, dat het subsidie telken jare op nieuw zou worden toe gestaan en dat het voorbehoud, dat deze toekenning ieder jaar een punt van beraadslaging zou moeten uitmaken, slechts formeel was; dat de inschrijvers vertrouwd hebben op de mededeeling der Schouw burg-Commissie, dat de Gemeenteraad een jaarlijksch subsidie had toegestaan en dat zonder deze toezegging het kapitaal stellig niet bijeengebracht zou zijn. Het voorbehoud van jaarlijksche beraadslaging kan dus alleen deze beteekenis hebben, dat telken jare wordt onderzocht, of de Schouw burg-Maatschappij aan hare verplichtingen voldoet, en of het subsidie in zijn geheel of voor een gedeelte nog noodig is voor het doel waarvoor het aanvankelijk werd toegestaan. In de circulaire van 19 Jan. 1865 werd aan de ingezetenen medegedeeld, dat men rekende op eene jaarlijksche zuivere opbrengst van p m. 1800, 't welk ver meerderd met het gemccntesubsidie van f 1500, eene redelijke rente zou opleveren n 1. f 3300 van de 70.000, die men meende noodig te hebben, dus 4~ pCt. Als men nu weet dat tot nu toe niet hooger dan lij a 2 pCt. dividend is uitgekeerd (mededeeling van den Voor zitter in de Gemeenteraadszitting van 24 Oct. 1889), dan blijkt het, dat aan eene mogelijkheid om de toelage in te trekken, ja zelfs om die te verminderen vooreerst nog niet te .denken valt. M. J. De Goeje. Te Leiden ter Boekdrukkerij van Gebroeders Moré.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1890 | | pagina 12