47
Xitting van Donderdag 3 October 1890,
geopend namiddags te twee uren.
Voorzitter: de Heer H. J. BOOL.
Te behandelen onderwerpen
1°. Benoeming van een derden onderwijzer aan de Jongensschool 2de
klasse. (201)
2°. Rekening over 1889 van Vrouwen-Kraammoeders. (193)
3'. Begrooting voor 1891 van de Bank van Leening. (194)
4°. Voorstel betrekkelijk de regeling van den borgtocht en de jaar
wedde van den Gemeente-Ontvanger. (195 en 199)
5°. Eerste Suppletoir Kohier van de Plaatselijke Directe Belasting,
dienst 1890.
Tegenwoordig waren 21 leden, als de heeren: Knappert, Van Buttingha
Wichers, Le Poole, Van Reenen, Van der Breggen, Fockema Andreae,
Schneither, Van Hamel, Alma, Zaaijer, Du Rieu, Zillesen, Was, Kaiser,
De Goeje, Hasselbach, Zaalberg, Tieleman, Van Hoeken, Verster van
Wulverhorst en de Voorzitter.
Afwezig waren met kennisgeving de heeren: De Sturler, Cock,
Koetser, Nijkamp, Driessen en de Burgemeester.
De Notulen van het verhandelde in de vorige Vergadering van 18
September worden gelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede dat zijn ingekomen:
1°. Missive van den Minister van Binnenlandsche Zaken dd. 19 Sep
tember jl. waarbij het Raadsbesluit! tot benoeming van den heer G.
Van Vloten tot Ieeraar in de Hebreeuwsche taal aan het Gymnasium,
wordt goedgekeurd.
2°. Dispositie van de Ged. Staten van Zuid-Holland dd. 15/20 Sep
tember jl., B, n°. 2843, (3e afd.) G. S., n®. 116/3, ten geleide van het
goedgekeurd Raadsbesluit tot verhooging der Gemeentebegrooting,
dienst 1890, in ontvang en uitgaaf met 6166.75.
3°. Idem als voren dd. 15/20 September jl., B, n®. 2843, G. S., n®.
116/1 tot voldoening van bovenvermeld bedrag van 6166.75 uit den
post Onvoorziene Uitgaven van de begrooting, dienst 1890.
Worden voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter legt vervolgens over:
1®. Begrooting, dienst 1891, van de Stedel. Werkinrichting en van
de Roomsch Kalh. Armen en het R. K. Wees- en Oudeliedenhuis.
2®. Idem van het Gereformeerd Minne- of Arme Oude Mannen- en
Vrouwenhuis.
Worden gesteld in handen van de Commissie van Financiën.
3°. Adres van W. F. Verhey van Wijk in zake het subsidie ten be
hoeve van den Schouwburg.
Te behandelen bij de Gemeente-begrooting.
4°. Verzoek van J. H. Rienks, om den eigendom van een strook
gronds van de Boommarkt achter het perceel Kort Rapenburg 8.
5®. Verzoek van J. P. Sasse, om eene stoep te leggen vóór het
perceel Mare 10.
6®. Verzoek van het Bestuur van de Leidsche katoenvlechterjj en
nettenfabriek, om den eigendom van een gedeelte gemeentegrond
die verkregen wordt door de demping van de Binnenvestgracht van
de Mare tot de Tweelingstraat.
7°. Bezwaarschriften van verschillende personen tegen hunnen aan
slag in de Plaats. Directe Belasting.
Worden gesteld in handen van Burg. en Weth.
Nog wordt medegedeeld dat thans geene gelden meer in prolongatie
zjjn belegd.
Aan de orde is alsnu:
I. Benoeming van een derden onderwijzer aan de Jongensschool
2e klasse.
(Zie Ing. St. n®. 201.)
De Voorzitter. Mag ik de heeren Le Poole, Van Hoeken en Kaiser
verzoeken met mij het stembureau te willen uitmaken?
De uitslag der stemming is, dat met algemeene (21) stemmen wordt
benoemd de heer P. T. Jansen.
De Voorzitter. Ik dank de heeren stemopnemers voor hunne mede
werking.
II. Rekening over 1889 van Vrouwen-Kraammoeders.
(Zie Ing. St. n®. 193.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd.
III. Begrooting voor 1891 van de Bank van Leening.
(Zie Ing. St. n°. 194.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd.
IV. Voorstel betrekkelijk de regeling van den borgtocht en de
jaarwedde van den Gemeente-Ontvanger.
(Zie Ing. St. n®. 195 en 199.)
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Verster van Wulverhorst. M. d. V.! Ik wil met een enkel
woord motiveeren waarom ik niet kan stemmen vóór het voorstel
van Burg. en Weth. om aan den nieuw te benoemen Gemeente-Ont
vanger in plaats van f 3600 slechts f 3000 als bezoldiging toe te
kennen.
In 1884 werd door 7 leden van den Raad, waaronder ook ik be
hoorde, een voorstel gedaan om het tractement van den Burgemeester
en dat van den Gemeente-Ontvanger te verhoogen respectivelijk tot
f 4500 en f 3600.
Burg. en Weth. zeggen in hun rapport, dat die verhooging voor
den ontvanger is geschied o. a. op grond van de veeljarige en trouwe
diensten van den tegenwoordigen titularis.
Die bewering is minder juist, want in het voorstel dat ik destijds
mede heb onderteekend, werd alléén voorgesteld om een einde te
maken aan de ongelijkheid die er bestond tussclien de toevertrouwde taak
_£it_dg daarvoor toegekende baloonino. Dat voorstel is met eene over-
door den Raad is derhalve toen beslist dat eene bezoldiging van f3600
voor de betrekking van Gemeente-Ontvanger niet meer dan billijk was.
Nu thans een voorstel wordt gedaan om dat tractement weder te
verminderen, kan ik, die 6 jaren geleden tot eene verhooging
van het tractement tot f 3600 heb medegewerkt, overtuigd zijnde
dat dit billijk was, en terwijl in die 6 jaren de werkzaamheden zeer
zeker niet zijn verminderd, onmogelijk met het voorstel van Burg.
en Weth. medegaan.
Ik voor mij vind het een vicieus stelsel om bij de aanstelling van
een nieuwen ambtenaar, laat ik het woord maar noemen, op diens
bezoldiging te beknibbelen en te zeggen, dat hij eerst over eenige
jaren aanspraak zal krijgen op de bezoldiging die eenmaal door den
Raad voor de betrekking is vastgesteld.
Of het een, óf het ander. De betrekking is met f3600 naar billijk
heid bezoldigd, en dan moet de nieuw aan te stellen ambtenaar dat
tractement ook hebben, of de Raad moet de belooning op f 3000
stellen, als hij f 3600 te veel vindt.
Maar wanneer men in aanmerking neemt de omvangrijkheid van
de betrekking, de groote verantwoordelijkheid daaraan verbonden
en den vrij hoogen borgtocht, dan vind ik f 3600 waarlijk niet te
veel. Daarom doe ik het voorstel om ook aan den nieuw te be
noemen titularis een tractement van f 3600 toe te kennen.
Het voorstel wordt voldoende ondersteund en maakt derhalve een
onderwerp van beraadslaging uit.
De Voorzitter. Ik kan op het aangevoerde antwoorden dat Burg.
en Weth. van meening zijn, dat indertijd de verhooging van tracte
ment van den vorigen Gemeente-Ontvanger ook is geschied op grond
van langdurige trouwe diensten. Voorts hebben w(j ons laten leiden
door het denkbeeld, dat een pas aangesteld ambtenaar niet dadelijk
het maximum van zijn tractement behoeft te hebben; hij behoudt
dan het uitzicht op nog eenige verbetering in zijne positie. Om deze
redenen hebben wij voorgesteld thans f 3000 toe te kennen, met
drie verhoogingen om de vijf jaren van f 200. Ik meen dat dit
voorstel billijk is en het op dien grond te mogen aanbevelen.
De heer Zillesen. M. d. V.! U hebt, meen ik, niet geantwoord
op de bewering van den heer Verster, dat het aangehaalde motief
voor de verhooging indertijd den vorigen ontvanger gegeven, als
zoude dit namelijk zijn geschied »op grond van de veeljarige trouwe
diensten van den titularis", onjuist is. De heer Verster zegt, dat die
overweging met de zaak niet te doen had.
Ik voor mij zou meenen dat langdurige trouwe diensten wel degelijk
in aanmerking moeten genomen worden. Hetzelfde geval heeft men
ook bij den Gemeente-Architect. Terwijl de vorige ƒ3000 tractement
had, heeft de tegenwoordige titularis slechts f 2500, met het voor
uitzicht op verhooging na eenige jaren. Het is dus in deze van ge
wicht te weten, of de bewering van den heer Verster al dan niet
juist is.
De heer Verster van Wulverhorst. Wanneer de heer Zillesen de
stukken, indertijd over die zaak gewisseld, wil nalezen, dan zal hij
zien dat nóch in de daaromtrent gewisselde stukken, nóch in de op den 4
December 1884 gevoerde discussie met één enkel woord van lang
durige en trouwe diensten is gewag gemaakt.
De Voorzitter. Het is zeer lastig om uit te maken door welk
motief ieder lid zich indertijd heeft laten leiden bij de stemming over
eenig voorstel, maar Burg. en Weth. hebben toen wel degelijk de
langdurige diensten in aanmerking genomen.
Verder moet ik nog attent maken op eene drukfout in het voorstel.
De Raad stelt namelijk 'het tractement niet vast, maar dit geschiedt
door Gedeputeerde Staten in overleg met den Raad. In plaats van
«vast te stellen'' leze men dus: «voor te stellen.''
De heer Knappert. M. d. V.! Ik moet mij tegen het voorstel van
den heer Verster verzetten. De betrekking van Gemeente-Ontvanger
is zeker omvangrijk en er is eene groote verantwoordelijkheid aan
verbonden, maar dit neemt niet weg dat eene aanvankelijke belooning
van f 3000 voldoende mag worden geacht ook met het oog op soort
gelijke betrekkingen bij het Rijk. Echter komt het mij hoogst ge-
wenscht voor, dat een ambtenaar het vooruitzicht worde geopend,
dat hij bij trouwe en ijverige plichtsbetrachting in zijne betrekking
later nog eenige lotsverbetering heeft te wachten. Daarom dan ook
het voorstel, waaraan ik gaarne heb medegewerkt, om het tractement
telkens na verloop van vijf jaren met 200 te verhoogen totdat een
maximum van f 3600 zal zijn bereikt. Ik meen dat dit eene zeer
billijke wijze van bezoldigen is.
De heer Verster van Wulverhorst. M. d. V.! Ik meen hierop te
moeten antwoorden, dat de bezoldiging toch geevenredigd moet zijn
aan de betrekking. Stel eens dat of de betrekking van Burgemeester
of van een der Wethouders vacant werd, zou er dan in de Ver
gadering één lid zijn die er aan zoude denken om de tractementen
voor de nieuwe titularissen in den aanvang lager te stellen Ik geloof
het niet; en waarom dit dan wel voorgesteld waar het den Gemeente-
Ontvanger geldt?
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel van den heer Verster, om het tractement van den
Gemeente-Ontvanger te stellen op f 3600, wordt in stemming gebracht
en met 17 tegen 4 stemmen verworpen.
Voor stemden de heeren Van Reenen, Verster, Tieleman en Was.
Het voorstel van Burg. en Weth wordt daarna zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
V. Eerste suppletoir kohier van de Plaatselijke Dirette Belasting,
dienst 1890.
De Voorzitter. Ik kan der Vergadering mededeelen, dat het kohier
bevat 179 aanslagen tot een bedrag van 1790.39.
Het kohier wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
goedgekeurd.
Niemand verder het woord verlangende, wordt de Vergadering
gesloten.