89 Zitting van Donderdag 28 Augustus 1890, geopend 's namiddags te drie uren. Voorzitter: de Heer H. J. BOOL. Te behandelen onderwerpen: 1°. Benoeming van een tweeden onderwijzer aan de school 3de klasse, n®. 4. (174). 2 Vaststelling van drie aanbevelingen van twee personen voor de benoeming van drie leden van het College van Zetters van 's Rijks Directe Belastingen. (178). 3'. Voorstel betrekkelijk ecne tijdelijke regeling van bet onderwijs in de Handwerken en het Hoogduitsch aan de Hoogere Burger school voor Meisjes (152 en 171). 4°. Idem betrekkelijk eene - tijdelijke aanstelling aan de Hoogere Burgerschool voor jongens van een leeraar in bet Hoogduitsch en van een leeraar in de Wiskunde en de Mechanica. (175). 5®. Verzoek van de Leidsche Melkinrichting omtrent het doorgraven Aan den Rijnsburgersingel en het maken van een brug, in ver hand met de demping van een gedeelte der Rijnsburgersingelslool. (170, 171 en 181). G®. Rekening over 1889 van het H. G. of Arme Wees- en Kinder huis. (177). 7°. Idem van de ontvangsten en uitgaven der gemeente. (172, 173 cn 180). 8°. Verzoek van C. Van der Waals, om ontslag als leeraar aan de Kweekschool voor onderwijzers. (179). Tegenwoordig waren 19 leden, als de heeren: Le Poole, Van Reenen, Van der Breggen, Alma, Zaaijer, Zillesen, Van Buttingha Wichers, Driessen, Was, Kaiser, De Goeje, Hasselbach, Zaalberg, Koelscr. lieleman, Van Hoeken, De Sturler, Verster van Wulverhorst en de Voorzitter. Afwezig waren met kennisgeving de heeren: Van Hamel, Cock, Knappert, Nijkamp, Juta, Schneither, Du Rieu cn Fockema Andreae. De Notulen van het verhandelde in de vorige Vergadering van 21 Augustus worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede dat zijn ingekomen: 1®. Missive van G. Zaalberg JCzhoudende verzoek om voor eene aanbeveling ter benoeming van lid van het College van Zetters niet in aanmerking te komen. Te behandelen bij punt 2 der agenda. De Voorzitter legt vervolgens over: 1®. Verzoek van J. F. Kramer, om eervol ontslag uit debetrekking van derden onderwijzer aan de Jongensschool 2e klasse. Wordt gesteld in handen van Burg. en Wetli. 2'. Idem van Commissarissen van den Schouwburg om toekenning van het gewoon jaarlijkseh subsidie onder overlegging van de rekening en verantwoording over het speelzeisoen 1889/90. Het verzoek te behandelen bij de Gemeente-begrooting, de rekening ter inzage in de Leeskamer. 3®. Verzoek van J. Korevaar, om vergunning tot het leggen van een ijzeren brug over de Wittesingelsloot voor zijn in aanbouw zijnd woonhuis. Wordt gesteld in handen van Burg. en Welh. 4®. Begrooting der gemeente van inkomsten en uitgaven voor den dienst 1891, bedragende in ontvangst en uitgaaf ƒ839665, terwijl de Plaatselijke Directe Belasting is geraamd op ƒ150000. Te behandelen in de Sectien, en gesteld in handen van de Com missie van Financiën. 5®. Begrooting van den Schuttersraad voor 1891 en van de Plaatselijke Schoolcommissie. Worden gesteld in handen van de Commissie van Financiën. Aan de orde is alsnu: I. Benoeming van een tweeden onderwijzer aan de school 3de klasse n®. 4. (Zie Ing. St. n®. 174.) De Voorzitter. Mag ik de heeren Zaalberg, De Goeje en Zillesen verzoeken, met mij het stembureau te willen uitmaken? De uitslag der stemming is, dat met algemeene stemmen (19) wordt benoemd de heer F. F. üuyverman. II. Vaststelling van drie aanbevelingen van twee personen voor de benoeming van drie leden van het College van Zetters van 's Rps Directe Belastingen. (Zie Ing. St. n®. 178.) De Voorzitter. Naar aanleiding van de missive van den heer Zaalberg heb ik de eer voor te stellen hem te vervangen door den heer Cornelis Wassenaar, labrikant wonende te Leiden. De uitslag der stemmingen is, dat achtereenvolgens worden be noemd: a. De heer J. P. J. Van Ewijk, met algemeene stemmen de heer A. G. Hessels met 18 stemmen, terwijl 1 stem werd uitgebracht op den heer Wassenaar. b. De heer C. Wassenaar met 18 stemmen; 1 stem werd uitgebracht op den heer Lamberts Hurrelbrinck; de heer L. H. J. Lamberts Hur- relbrinck met 18 stemmen; 1 stem werd uitgebracht op den heer Wassenaar. c. De lieer A. Boekwijt en de heer W. C. Mulder, beiden met alge meene stemmen. De Voorzitter. Ik dank de heeren stemopnemers voor hunne wel willende medewerking. III. Voorstel betrekkelijk eene tijdelijke regeling van het onderwijs in de Handwerken en het Hoogduitsch aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes. (Zie Ing. St. n». 152 en 171.) De beraadslaging wordt geopend. De Voorzitter. Ik moet de aandacht der Vergadering vestigen op eene drukfout, die in ons voorstel is ingeslopen. Daarin wordt voor gesteld het verlof te verlengen »lot 1 Mei 1891", terwijl dit moet zijn »tot 1 Maart 1891", zoo als door de Commissie van Toezicht wordt in overweging gegeven. De heer Van Hoeken. M. de V.! Op gevaar af van mij op onbe kend terrein te begeven, zou ik toch wel willen vragen, welke bij zondere redenen er mogen bestaan om aan Mej. Diest Lorgion voor de derde maal verlof te verleenen. Dat zoo iets een of tweemaal ge schiedt, komt meer voor, maar voor de derde maal met behoud van tractement daarvoor moeten wel zeer bijzondere redenen bestaan. Gaarne zou ik daaromtrent eenige inlichting ontvangen. De heer Zaaijer. M. de V.! Ik herinner mij niet juist of het voor de tweede of derde maal is dat wordt voorgesteld aan Mej. Diest Lorgion verlof te verleenen; ik meen echter voor de tweede maal. De aanleiding tot dit voorstel is gelegen in het attest van den ge neesheer, die Mej. Diest Lorgion heeft behandeld, dat in de lees kamer ter lezing heeft gelegen. De toestand van Mej. Diest Lorgion is, volgens die verklaring, wel aanmerkelijk verbeterd, maar toch zou zij op dit oogenblik nog niet in slaat zijn onderwjjs te geven. Op grond van hare vroegere diensten aan het onderwijs heeft men gemeend, dat het billijk zoude zijn, haar de gelegenheid tot volkomen herstel te schenken en zich daarvoor deze betrekkelijk geringe op offering te moeten getroosten. De Voorzitter. Ik kan bevestigen, dat het verlof slechts voor de tweede maal verleend wordt, terwijl ik mij overigens geheel aansluit bij hetgeen door den heer Zaaijer in het midden is gebracht ter ver dediging van het voorstel. De beraadslaging wordt gesloten en het voorstel zonder hoofdelijke stemming aangenomen. IV. Idem betrekkelijk eene tijdelijke aanstelling aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens van een leeraar in het Hoogduitsch cn van een leeraar in de Wiskunde en de Mechanica. (Zie Ing. St. n«. 175.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. V, Verzoek van de Leidsche Melkinrichting omtrent het doorgraven van den Rijnsburgersingel en het maken van een brug, in verband met de demping van een gedeelte der Rijnsburgersingelsloot. (Zie Ing. St. n®. 170, 171 en 180.) De beraadslaging wordt geopend. De heer Kaiser. M. de V.! Ik wensch wel te vragen welk voor stel nu eigenlijk aan de orde is. Is het voorstel der vorige week aangehouden? U zegt ja, maar uit het ingekomen stuk n®. 180 blijkt het niet duidelijk. Is het evenwel zoo, dan stel ik voor de behan deling der zaak opnieuw uit te stellen, en wel naar aanleiding van de menigte stukken over deze zaak ingekomen, die wel in de lees kamer zijn nedergelegd, doch niet gedrukt en rondgedeeld. Ik voor mij ben niet in de gelegenheid geweest om al die stukken, waar onder zeer belangrijke voorkomen, nauwkeurig in te zien, terwijl zij gedrukt en aan de leden rondgedeeld, nauwkeuriger overwogen kunnen worden. De Voorzitter. Toen in de vorige vergadering enkele leden te kennen gaven dat zij niet voldoende op de hoogte waren, is de be handeling van deze zaak uitgesteld, maar tevens uitdrukkelijk bepaald, dat zij heden weder aan de orde zoude gesteld worden. Het staat na tuurlijk den Raad vrij om de zaak thans opnieuw uit te stellen. Ik voor mij zie daarvoor evenwel geen reden. Enkele ingekomen stuk ken mogen niet gedrukt zijn, ieder heeft ze toch in de leeskamer kunnen lezen, terwijl zij bovendien, mijns inziens, ook geen bepaald verband houden met het voorstel, dat thans aau de orde is. Ter wille van die stukken, behoeft de zaak dus niet te worden uitgesteld. De heer De Goeje. M. de V.! Toen in de vorige vergadering het adres van de Directie der Albuminefabriek werd voorgelezen, begreep ik er niet dadelijk de juiste strekking van. Nu ik het evenwel ge drukt voor mij heb, vind ik het een allerzonderlingst voorstel, en ik kan mij best begrijpen dat Burg. en Weth. zich daarmede niet kun nen vereenigen. Maar wat nu eigenlijk het voorstel van Burg. en Weth. is, dit begrijp ik ook nog niet. Omtrent eene zaak zou ik echter gaarne zekerheid hebben, voor en aleer ik aan iets mijne stem geef, en dat is, dat alle aanwonen- den aan de demping tot aan de Mare toe zullen medewerken. En dat blijkt niet. Er wordt wel gezegd dat onder zekere voorwaarden, welke volgens het oordeel van Burg. en Weth. niet voor goedkeuring vatbaar zijn, voor de wed. De Bink zal gedempt worden, maar of dit werkelijk ook geschieden zal daarvan blijkt niets. De heer De Sturler. M. de V.! Over de quaestie van de demping behoeven wij op dit oogenblik niet te spreken; er is in een der vorige Raadszittingen besloten, dat er mag gedempt worden tot aan het eigendom van de wed. De Bink. Het voorstel waarover wij thans moeten steramen, heeft eenvoudig de strekking om de toestemming van den Raad te verkrijgen tot het uitgeven eener som van hoogstens 1800 voor het maken van eene(

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1890 | | pagina 1