GEMEENTERAAD VAN LEIDEN,
28
INGEKOMEN STUKKEN.
N®. 59. Leiden, 17 Maart 1890.
De Commissie van Financiën heeft onderzocht de in hare handen
gestelde rekening van de Kamer van Koophandel eu Fabrieken alhier,
over den dienst van 1889 en daarop geene aanmerkingen hebbende,
heeft zij de eer U voor te stellen die goed te keuren in ontvangst tot
eene som van f 475 in uitgaaf tot eene som van 205, zoodat van
de toegestane gelden uit de gemeentekas niet is gebruikt 270,
hetgeen den rendanlen in mindering zal strekken van de toelage
over 1890.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N®. 60. Leiden, Maart 1890.
De Commissie van Financiën heeft de eer Uwe Vergadering mede
te deelen, dat zij geene bedenkingen heeft op de ter onderzoek in
hare handen gestelde rekening en verantwoording der ontvangsten en
uitgaven van de dd. Schutterij alhier, over het jaar 1889. Zij stelt
U voor die rekening voorloopig vast te stellen in ontvangst en uitgaaf
tot een bedrag van 8610.49 alzoo sluitende quitte.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N®. 6i. Leiden, den 20 Maart 1890,
Evenmin als bij het hoofd der Meisjesschool 2e klasse bestaat er
bij ons bezwaar tegen de inwilliging van het verzoek van mejuffr.
A. L. Meyners, om ontslag uit hare betrekking van derde onder
wijzeres aan de genoemde school, zoodat wij U in overweging geven
haar dat ontslag eervol te verleenen ingevolge haar verzoek met in
gang van 1 September a. s.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Gemeenteraad van Leiden.
Wegens vertrek naar Den Haag verzoekt ondergeteekende eervol
ontslag als onderwijzeres aan de Openbare Meisjesschool 2e klasse
alhier, ingaande 1 September a. s.
Hoogachtend heb ik de eer te zijn
Leiden, 15 Maart 1890. Uw Ed's. dw. dienaresse,
A. L. Meyners.
Leiden, 19 Maart 1890.
In antwoord op uwe apostille van 18 dezer heb ik de eer U mede
te deelen, dat bij mij geen bezwaar bestaat tegen het verleenen van
eervol ontslag aan mej. A. L. Meyners uit hare betrekking van on
derwijzeres aan de Openbare Meisjesschool 2e klasse.
Aan HH. Burg. en Weth. Het hoofd der school voorn.:
van Leiden. S. Winkler.
N®. 62.
Leiden, 20 Maart 1890.
N\
Uit den aard der zaak bestaat er bij ons college in geenen deele
bezwaar tegen nevensgaand voorstel van de Commissie voor de Huis
houdelijke Verordeningen tot wijziging van art. 3 van het Toevoegsel
tot het Reglement van Orde voor de vergaderingen van den Ge
meenteraad betrekking hebbende tot het afdeelingsverslagterwijl het
ons ook meer rationeel voorkomt dat bedoeld verslag niet door ons
college, dat met de beantwoording is belast, maar door eene com
missie van rapporteurs wordt opgemaaktevenals in andere groote
gemeenten plaats heeft. Bovendien wordt dan voorkomen de opmer
king dat door ons uit het Verslag zoude worden weggelaten wat ons
minder aangenaam toeschijnt.
Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging overeenkom
stig het voorstel der Commissie te besluiten.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, den 25 Februari 1890.
De Commissie voor de Huishoudelijke Verordeningen heeft de eer
aan Uwe Vergadering een wijziging voor te stellen in het Reglement
van Orde voor de Vergaderingen van den Gemeenteraad en wel ar
tikel 3 van het Toevoegsel tot dat Reglement, vastgesteld bij de
Verordening van 5 November 1866 (Gem.bld. 33), thans luidende:
»Na afloop van het onderzoek in de afdeelingen, wordt uit hare
•verslagen een algemeen verslag opgemaakt. Dit verslag wordt aan
»Burg. en Weth. medegedeeld, die het, vergezeld zoo noodig van
«hunne aanmerkingen, doen drukken, ter meiedeeling aan de leden
«van den Raad."
Aldus te lezen:
•Vóór den aanvang van het onderzoek benoemd iedere afdeeling
•een harer leden tot rapporteur.
De voorzitter der afdeeling is niet benoembaar.
•Na afloop van het onderzoek in de afdeelingen wordt uit hare
•verslagen door de drie rapporteurs een algemeen verslag opgemaakt.
•Bij de vaststelling van de verslagen kunnen de rapporteurs zich
•doen bijstaan door den secretaris of een beambte ter secretarie.
Het algemeen verslag wordt aan Burg. en Weth. medegedeeld,
•die het met hun antwoord doen drukken ter mededeeling aan de
•leden van den Raad."
Uwe Commissie meent met eene korte toelichting van het voorstel
te kunnen volstaan.
Volgens het bestaande voorschrift is iedere afdeeling volkomen vrij
om te bepalen op welke wijze haar verslag zal worden vastgesteld.
Zoowel de methode, welke thans wordt voorgesteld, als die, welke
tot dusver in de practijk gevolgd wordt, is volgens de bestaande
Verordening geoorloofd.
Reeds daarom is eene wijziging van artikel 3 noodig, omdat de
Verordening, welke bovendien de wijze, waarop het algemeen verslag
tot stand komt, geheel in het midden laat, duidelijk behoort aan te
geven hoe de verslagen moeten worden vastgesteld, ten einde elke
afdeeling daaromtrent aan een bepaald voorschrift te binden.
De onvolledigheid en onbepaaldheid der Verordening op dit punt
zouden echter Uwe Commissie niet geleid hebben tot haar voorstel,
ware hel niet, dat de tegenwoordige wijze van behandeling naar
hare meening minder waarborgen oplevert voor de juistheid en vol
ledigheid van liet verslag, dan de thans voorgestelde methode.
Volgens de tegenwoordige wijze van behandeling kunnen de raads
leden op de samenstelling van het verslag weinig of geen invloed
oefenen.
Uit den aard der zaak kunnen de voorzitters der afdeelingen, als
belast met de leiding der vergaderingenvan het gesprokene geene
aanteekening houden en derhalve bezwaarlijk eenigen tijd na die
vergaderingen voldoende beoordeelen, of het algemeen verslag der
afdeelingen, uit de losse aanteekeningen van den secretaris of een
ambtenaar ter secretarie opgemaakt, de in de afdeelingen gemaakte
opmerkingen en bedenkingen volledig en juist weergeeft.
Hieraan zal liet dan ook wel moeten worden toegeschreven, dat
het behandelde in de afdeelingen niet altijd juist in het verslag was
weergegeven en dientengevolge het antwoord van Burg. en Weth.
somtijds niet klopte op de vraag, zooals zij in de afdeelingen wer
kelijk gesteld was.
Het voorstel uwer Commissie beoogt hierin wijziging te brengen.
Hebben Burg en Weth., om behoorlijk te kunnen antwoorden op
de gemaakte bedenkingen, recht op een volledig en juist verslag van
het verhandelde in de afdeelingen, ook de raadsleden moeten er
prijs op stellen, dat het algemeen verslag aan volledigheid en nauw
keurigheid zoo weinig mogelijk te wensehen overlaat.
De behandeling der in de afdeelingen ter sprake gebrachte onder
werpen zal daardoor bjj de openbare discussie in deugdelijkheid
winnen.
Uwe Commissie vertrouwt, dat de leden van den gemeenteraad,
gekozen tot rapporteurs der afdeelingen, zich gaarne de geringe
moeite zullen getroosten, om door nauwkeurige en onpartijdige
samenstelling van de verslagen mede te werken tot eene betere voor
bereiding van de gewichtige onderwerpen, welke in de afdeelingen
worden behandeld, en aarzelt daarom niet bovenstaand voorstel aan
Uwe Vergadering ter goedkeuring voor te dragen.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie voor de Huishoudelijke
Verordeningen:
N°. 63.
LICHTSTERKTE.
Resultaten der waarnemingen aan de Gasfabriek te Leiden van
16—22 Maart 1890.
Datum.
Uur.
Aantal. Gemiddelde Eng. Standkaarsen.
Maart
N®. 64.
16
18
19
20
—8.15
7
8
7
8
7
8
8
16.7
16.5
16.8
16.7
16.8
16.7
16.7
Leiden, 24 Maart 1890.
Na overleg met den voorzitter der Commissie van Fabricage geven
wij Uwe Vergadering in overweging vergunning te verleenen aan:
1®. L. Warmenhovenom het keldergat voor zijn huis in de Pie
terskerk Choorsteeg n°. 8, te verlengen, mits de breedte van de stoep
niet te overschrijden en het keldergat te dekken door een geslagen
ijzeren rooster van 25 millimeters dikte, niet wijder dan 5 centime
ters van kast tot kast te bevestigen in hardsteenen banden en tegen
betaling van het recht bepaald bij art. 3 n#. 37 van het tarief, vast
gesteld den 5 Maart 1857,
2°. de firma Koole, Nicola en Co., om tot het verkrijgen van licht
en lucht in den nieuwen kelder der Broodfabriek aan het Levendaal
n°. 79, drie keldergaten te maken in de openbare straat, niet meer
dan 50 centimeters buiten den gevel uitspringende, mits de roosters
te maken van gording ijzer ter dikte van 25 millimeters stafijzer,
midden van midden 5 centimeters en op te sluiten in hardsteenen
banden van voldoende zwaarte, hoogstens anderhalve centimeter
boven de straat te leggen, tegen betaling voor ieder keldergat van
het recht bepaald bjj art. 3 n®. 37 van het tarief, vastgesteld den
5 Maart 1857,
3°. P. K. Wienhoven, tot het leggen van een stoep voor zijn huis
in de Morschstraat n°. 42 op openbaren gemeentegrondmits niet
meer dan 1.10 meter buiten den gevel en hoogstens 2 centimeters
boven de straat uitspringende.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan Edel-Achtb. HH. Burg. en Weth. der gemeente Leiden.
Ik ondergeteekende Pieter Karei Wienhoven, wonende te Rotter
dam, verzoek uw Edel-Achtb. Hecren vriendelijk mij vergunning te
verleenen tot het leggen van een stoep voor mijn nieuw gebouwd
perceel, gelegen in de Morschstraat of Galgstraat N®. 42.
Hoogachtend
Leiden, 17 Maart 1890. Uw Edele Dienstwillige Dienaar,
P. K. Wienhoven.
17
21
22