20 1887 351 1888 278 1889 - 297 1 dat eindelijk de bovenomschreven stap ter verkrijging van lots verbetering is geschied door zich te wenden tot de bevoegde macht, dus langs den geleidelijken weg. die naar men zegt, voor den arbeider de meest aanbevelenswaardige en doeltreffende is; dat niettegenstaande dit alles de Directeur in dit optreden een misdaad schynl te hebben ontdekt groot genoeg om hem met vrouw en kinderen in de grootste ellende te storten dat hij bij den Directeur ontboden en gevraagd of hij kennis droeg van het bewuste adres daarop volmondig overeenkomstig de waarheid toestemmend antwoordde, terwijl zijn kameraads, voor dezelfde vraag gesteld, onder welke invloeden wil hij voor het oogenblik onbe sproken laten, meenden ontkennend te moeten antwoorden; dat hel gesprek, hetwelk hij ter zake met den directeur had ge voerd, van weerszijden een zeer welwillend karakter droeg; zoodat hfj niets kwaads vermoedende den volgenden dag te werk kwam, doch toen van den baas zonder opgaaf van redenen de mededeeling ontving van te zijn ontslagen dat hij zich daarop tot driemalen toe bij den Directeur heeft aan gemeld om dezen over de zaak te spreken, doch eindelijk de bood schap ontving dat de Directeur voor hem niet te spreken was; dat hij thans dus, na 8 jaar zwaren dienst zonder één enkelen rustdag en voor een schraal loon, ter zake van een alleszins gepast verzoek, zonder te zijn gehoord met vrouw en zeven kinderen broodeloos wordt gemaakt, terwijl hem zelfs een getuigschrift wordt geweigerd dat hij zich door deze daad van schromelijker willekeur in de hoogste mate verongelijkt en bezwaard acht en zich daarom bij dezen wendt tot Uwen Raad met beleefd verzoek bet daarheen te willen leiden dat het hem aangedane onrecht ongedaan worde gemaakt. 't Welk doende. Leiden, 12 December 1889. Petrus Doyverman. Leiden, 1 Februari 1890. Commissarissen van de Stedelijke Gasfabriek hebben de eer naar aanleiding van het ter fine van advies in hunne handen gesteld ver zoekschrift van Petrus Duyverman, ontslagen losse stoker aan de Gasfabriek alhier, U het volgende te berichten. P. Duyverman werd 22 October 1881 als handlanger aangenomen, bij den bouw voor de nieuwe generatorovens, welke destijds reeds grootendeels was verricht. Toen deze bouw begin November zoover gevorderd was, dat enkele sjouwerlieden gemist konden worden, werd adressant op zijn verzoek als los winterstoker aan 't werk ge steld, voor hulp by de generatoren, die in bedryf kwamen. Hij werd 22 Maart 1882, omdat cenige fornuizen buiten bedrijf vielen, ontslagen, en verliet de fabriek, om in 't najaar by den aanvang der winter- campagne weder terug te komen. In 1883 en 1884 bleef hij in de slokery zonder daarbij voor »vast" te zijn aangesteld. In Juni 1885 kwam hij uit de stokery, op het terrein als sjouwerman. Zoo bleef hij afwisselend in de stokerij werkzaam en werd des zomers voor buiten of ander werk aangesteld evenals de meeste andere stokers, welke niet voor 't gebeele jaar als z. g. vaste stokers dienst doen. Aldus was hy als stoker met tusschenpoozen werkzaam, in 1885 339 dagen 1886 299 De overige dagen werd hij als sjouwerman op het terrein aan het werk gehouden. Hy genoot o. a. in 1886, 1887, 1888 en 1889 suc cessievelijk 40, 1, 44 en 32 dagen ziekengeld. In het geheel was hij 134 dagen, hetzjj als ziek of om andere thans niet meer bekende redenen afwezig. In de latere jaren, bij het ontstaan der socialistische woelingen in de gemeente was er meermalen sprake van, hem niet meer op de fabriek toe te laten, omdat hij neiging vertoonde zich bij deze be weging aan te sluiten en enkele malen, de ontevredenheid gaande maakte van zijne kameraden, die lijnrecht tegenover zijne meening stonden. Intusschen werd ter wille van zijn groot huishouden telkens te zijnen gunste beschikt en liep de zaak af met een streng verbod om blaadjes van dergelijke strekking in de fabriek te brengen. Intusschen bleek zijn werklust te verminderen. In 1889 werd spoedig bekend, dat hij een overigens vrij onervaren stoker (de man kan lezen noch schrijven) voor zijne denkbeelden innam en langzamerhand ook bij andere kameraden, meestal losse winterstokers een min of meer gretig oor vond, wanneer zij buiten de fabriek in een of andere herberg bijeen waren. Toen in 't najaar van 1889, nadat adressant van 1418 dagen op het terrein was werkzaam geweest, de verdeeling van den arbeid bij het inwerking treden der jongst gebouwde generatorovens, omredenen van technisehen aard anders geregeld werd en hierdoor bij enkele slappere stokers eenige ontevredenheid ontstond, werd deze voor adressant, ofschoon hy van 527 October afwezig was, gunstige toestand gebruikt om zijne, zoo men wil, theoriën meer ingang te doen vinden. Dit gelukte min of meer bij sommigen. Men overlegde ver betering van positie te verkrijgen en besloot, nadat andere voorstellen om krasser demonstratief op te treden te vergeefs waren geopperd, zich om loonsverhooging lot de Directie te wenden. In plaats van den geleidelijken weg te kiezen en met de hoofdlieden van de stokerij te overleggen om zoodoende evenals vroeger deze loonsregeling met den gasmeester te bespreken en zich daarna mondeling tot den Directeur te wenden, bij wien men langs dezen weg reeds vroeger meermalen een gunstig oor gevonden had, werd door de jongeren onder elkaar besloten een brief aan den Directeur op te stellen, waarvoor de zorg door adres sant werd aanvaard, mits de brief hun ter goedkeuring zou worden voor gelezen. Deze brief, welke als bijlage In de leeskamer is gedeponeerd kwam 18 November 1889 (van 1724 November was adressant als ziek afwezig gebleven) per post in handen van den Directeur, en is ge- teekend: »De gezamenlijke stokers." In verband met hetgeen reeds hierboven over requestrarit vermeld is en de informatiën, welke te voren reeds verkregen waren, rees dadelijk het vermoeden, dat onmogelijk alle stokers zich met dezen maatregel hadden vereenigd. Daarenboven genoten enkele stokers reeds meer dan f 12 terwijl deze met anderen, die onafgebroken in de stokerij arbeiden, beurtelings een rustdag bekomen, of wanneer zij van dien vrijen Zondag geen gebruik willen maken, hetgeen veelal geschiedt, f 1.50 boven bun vast weekloon ontvangen. Het was dus wenschelijk te weten, wie der stokers hier »de ge zamenlijke stokers" heetten te zijn. Daartoe ontbood de Directeur op Zondag 1 December te half twee de stokers een voor een bij zich, zooveel de arbeid dit toeliet, las hun den brief voor en verzocht onderteekening. Alleen adressant door wien de brief met een be kenden geestverwant in een herberg was besproken, teekende. De anderen van de dagploeg zeiden eenparig den brief niet te kennen en nooit daaronder hun naam te zullen plaatsen, waarbij de meesten hun verontwaardiging te kennen gaven, dat requestrant op deze wijze de goede verstandhouding lusschen het hoofd en hen, en lusschen hen onderling deed gevaar loopen. Enkelen zeiden wel gaarne wat meer weekloon te willen verdienen, maar niet langs zulk een weg. Des avonds te 6 uren werd dezelfde weg met de opkomende nacht ploeg bewandeld; ook bier geen onderteekenaars en algemeene ver ontwaardiging, dat »die sociaal" zoo op eigen houtje hunne zaak be dierf. Dit gaf gisting en de Directeur, die door bespreking intus schen zijne reeds ingewonnen informatiën, nu door de kameraden bevestigd zag. begreep dat, indien den volgenden ochtend 6 uur adressant weder in de stokerij zou komen, er zeer veel kans bestond op krakeel en gemopper, hetgeen juist in den sterk gespannen tijd, aanvang December, met het oog op de distillatie hoog noodig ver meden moest worden. Hij gelastte dus krachtens art. 6 der Veror dening van 30 November 1876 Gemeenteblad n°. 10, den gasmeester, adressant onder uitbetaling van zyn volle weekloon voor de pas aan gevangen week, zijn ontslag mede te deelen en verder geen toegang tot de fabriek te geven. De arbeid in de stokerij is sedert rustig voortgegaan; alleen heerschte in de eerste dagen van December de neiging onder de stokers om het gebeurde ongedaan te maken, waarom zij, geheel buiten het hoogere personeel om, in een ingezonden stuk dd. 18 December 1889 in 't Leidsch Dagblad van hunne meening blijk gaven. Na de terugkomst van den Directeur is voorts van wege de Politie in overleg met de reeds vroeger bekende feiten een onderzoek in gesteld, in hoeverre adressant verband hield met geestverwanten in deze gemeente; waaruit gebleken is, dat geen der stokers van de fabriek met adressant of diens geestverwanten in verbinding is gebleven en dat de gegevens reeds door den Directeur voor zijn vertrek verzameld, volkomen juist waren. Een en ander blijkt uit de bijlagen, welke in de Leeskamer zijn gedeponeerd. Naar oordeel der Commissie zijn echter dus geen termen om op het adres gunstig te beschikken, zoodat zij U voorstelt zijn verzoek te wijzen van de hand. Aan IIH. Burg. en Weth. De Kanter. der gemeente Leiden. P. J. Kaiser. 52. LICHTSTERKTE, iningen aan de Gs 28 Maart 1890. Resultaten der waarnemingen aan de Gasfabriek te Leiden van N°. Datum. Uur. Aantal. Gemiddelde Eng. 1 Maart 2 5.45—7.45 7 16.7 2 3 5.45—7.45 8 16.4 3 n 4 5.45—7.45 7 16.5 4 5 5.45—7.45 8 16.2 5 6 5.45—7.30 7 16.5 6 7 5.45—7.30 8 16.4 7 8 5.45—7.45 8 164 N°. 53. Leiden, den 10 Maart 1890. De Commissie van Financiën heeft de eer Uwe Vergadering mede te deelen dat er bij haar geene bedenkingen bestaan tegen het voor stel van Burg. en Weth. tot voldoening van een bedrag van 235.50 uit den post Onvoorziene Uitgaven op de begrooting voor hel jaar 1889, wegens betaling van den laatsten termijn der aannemingssom voor het bouwen van een kegelbaan met biljartzaal op het terrein van den Burg. Zij stelt U derhalve voor den overgelegden staat Model A vast te stellen. Aan den Gemeenteraad. De Commissie voornoemd. Te Leiden ter Boekdrukkerij van GEBROEDERS MURÉ.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1890 | | pagina 2