12 rende lot andere gemeenten, moeien uit den aard der zaak feitelijk worden aangemerkt als ingezetenen van Leiden. Zij genieten ruim schoots van alle voordeelen aan het ingezetenschap verbonden zonder in de daarmede gepaard gaande lasten te deelen. Bij de indiening van het gewijzigd plan aan Gcdep. Staten merkten wjj tevens op dat wij ons van verdere beschouwingen ten betooge van de noodzakelijkheid ccner uitbreiding der grenzen meenden te kunnen onthouden. Met het oog op hetgeen daaromtrent vroeger reeds was verhandeld kwam hel ons voor dal die noodzakelijkheid als ecne uitgemaakte zaak moest worden beschouwd, hoezeer dan ook aan de uitvoering gelijk van zelve spreekt, tal van bezwaren zijn verbonden. De tegenwoordige grensregeling is dan ook meer en incer onhoud baar geworden en geheel in strijd met een natuurlijken toestand, die medebrengt dat personen, die feitcljjk behooren tol de bevolking onzer gemeente, alleen tengevolge eener verouderde grensregeling worden aangemerkt als ingezetenen van eene andere gemeente, die hun wegens den verren afstand van de kom dier gemeente geheel vreemd is. Dat zelfs het station Leiden van den llollandschen spoorweg, een station waarop het verkeer blijkens de jaarlijksche verslagen steeds belangrijk toeneemt, gelegen is buiten hel territoir dor gemeente, is een feit, waarop slechts met een enkel woord behoeft te worden ge wezen om de noodzakelijkheid van eene grensverandering op de meest duidelijke wijze in het oog te doen vallen. Menigwerf is dan ook in den Gemeenteraad de aandacht op dit feit gevestigd en zijn bezwaren opgeworpen tegen de niet onbelangrijke uitgaven welke dientengevolge wegens behoorlek politietoezicht aan onze gemeente werden opgelegdaangezien deze eigenlijk zouden moeten komen ten laste van de gemeente waaronder het station gelegen is. Door ons is echter steeds de uitoefening van politietoezicht aldaar van wege en ten laste van de gemeente Leiden verdedigd, met het oog op de groote belangen daarbij voor de ingezetenen onzer ge meente betrokken, doch juist de noodzakelijkheid van dat toezicht van wege de Leidschc politie blijft, onzes inziens, een beslissend ar gument voor de aanhechting aan Leiden van dit gedeelte der aan grenzende gemeente. Uit de daarop verder gevoerde correspondentie mochten wij met genoegen ontwaren dat Gedeputeerde Staten zich bereid verklaarden de grensuitbreiding tot een onderwerp te maken van gezette over weging en nauwkeurig onderzoek in hun college. Intusschen werd door ons niet verzuimd de aandacht op de zaak gevestigd te houden. Zoo maakten wij Gedeputeerde Staten na ver- joop van eenigen tjjd opmerkzaam op het reeds boven vermeld feit dat het aantal woningen in de onmiddellijke nabijheid der gemeente belangrijk vermeerderde en dat met het bouwen steeds werd voort gegaan vooral aan de zijde van üegstgeest en Zoeterwoude, welke omstandigheid op zich zelve reeds pleitte voor de wenschelijkheid en noodzakelijkheid van eene vergrooting van het territoir onzer gemeente. Tevens achtten wij ons verplicht er op te wijzen dat het bouwen van de nieuwe woningen op het grondgebied der omliggende ge meenten menigwerf geschiedde zonder eenige regelmaat, hetgeen in de toekomst tot velerlei bezwaren aanleiding zou kunnen geven Geschiedde die bouw op hel territoir van onze gemeente dan zoude aan dat bezwaar kunnen worden tegemoet gekomen door eene behoorlijke rooiing aan te wijzen en de noodige voorschriften te geven aangaande den bouw Sedert hebben de Gedeputeerde Staten het ontwerpen van eene wijziging der grenzen van onze gemeente en die der drie omlig gende gemeenten voortgezet en ons in den loop van het vorig jaar drie door hen voorloopig opgemaakte ontwerpen van wet doen toe komen, vergezeld van de noodige daarbij behoorendc stukken, met verzoek ons oordeel daaromtrent te doen kennen. Wij hebben de bemoeingen van Gedeputeerde Stalen ten doel hebbende de verbetering van eenen verouderden en onhoudbaren toestand in deze ten zeerste op prijs gesteld en met de meeste be langstelling en ingenomenheid van die voorloopige ontwerpen, die geheel overeenkwamen met de thans opgemaakte definitieve ont werpen kennis genomen. Wij hebben dan ook daarvan doen blijken aan Gedeputeerde Staten onder mededecling dat wij ons over het algemeen zeer wel met de verschillende voorstellen konden vereenigen, overtuigd dat bij het tol stand komen van de voorgestelde ontwerpen, voor een groot deel aan de bestaande bezwaren zoude worden tegemoet gekomen. Intusschen hebben wjj daarbij de aandacht van het college op de twee volgende punten gevestigd. Vooreerst wat de uitbreiding zelve betreft en wel aan de zjjde der gemeente Oegstgeest. Door ons was in der lijd in overweging ge geven de grens Ie stellen bij de Poelbrug, ten einde ook dat ge deelte der gemeente Oegstgeest, dat gelegen is lusschen den llolland schen spoorweg en genoemde brug, aan de gemeente Leiden toe te voegenvoornamelijk op grond dat reeds ettelijke woningen en villa's aldaar waren gebouwd en dat het te voorzien was dat daar mede zoude worden voortgegaan, met het oog op de geschiktheid van dit gedeelte, gelegen in de onmiddellijke nabijheid van het station, voor bouwterrein. Inderdaad is dan ook met het bouwen aldaar sedert voortgegaan en is een geheel park, het Burgemeester Ter Weepark, vlak aan den spoorweg verrezen en bestaan er ernstige plannen door eene Haagsche Maatschappij ontworpen, om tot aan de Poelbrug villa's en woonhuizen op te richten. Wordt nu dit gedeelte niet met Leiden verbonden, dan zal eene uitbreiding van de gemeente aan die zijde onmogelijk worden en een •zelfde toestand ontstaan als thans ten opzichte van den Stationsweg aanwezig is en zullen velen zich by voorkeur vestigen op het aan de overzijde van het station gelegen terrein, terwijl, wanneer een maal eene wijziging der grenzen bij de wet tot stand is gekomen aan eene nadere wijziging niet kan worden gedacht, althans niet dan na een ruim tijdsverloop. Wjj gaven daarom aan Gedeputeerde Staten te kennen dat de door ons oorspronkelijk aangegeven grensregeling, zijnde eene rechte l(jn Ban de oost- en de westzjjde van de Poelbrug, o. i. bleef te ver kiezen boven de thans door hen ontworpen grens, nl. de Hollandsche spoorweg, te meer daar in het eerste geval ook het Militair Deten tiehuis (thans Gevangenis voor vrouwen) binnen de grenzen van Leiden zoude komen. In de tweede plaats had het onze aandacht getrokken dat in de ontwerpen niet was opgenomen eene wijziging van het aandeel der gemeenten in de opbrengst der rijks-personeele belasting krachtens de wet van 26 Juli 1885 (Stbl. n°. 169), evenals in sommige wetten omtrent grensverandering o. a. bij de wet van 19 April 1886 (Stbl. n°. 93) ten aanzien van de gemeenten Hengelo en Weerselo is be paald. Art. 6 toch dier wet luidt als volgt: »Dc som bedoeld in art. 1 der wet van 26 Juli 1885, (Stbl. n°. 169) wordt te beginnen met het jaar 1887, voor zooveel de gemeente Hengelo betreft, vermeerderd en voor zooveel de gemeente Weer selo betreft, verminderd met vier vijfde gedeelten van de zuivere opbrengst der hoofdsom en rijks opcenten van de belasting op het personeel, gemiddeld over de belastingjaren 1882188-3, 18831884 en 1884—1885 geheven op het naar Hengelo overgaand grondgebied." Billijk kwam het en komt het ons nog voor zoo ook thans werd bepaald dat de bedoelde som voor Leiden wordt vermeerderd en voor de drie omliggende gemeenten wordt verminderd met 4/5 ge deelten van de zuivere opbrengst der hoofdsom en rijks-opcenten van de belasting op het personeel over de drie genoemde belastingjaren geheven op het naar Leiden overgaande grondgebied. Tengevolge toch van dien overgang van grondgebied zullen de jaarlijksche uitgaven voor de omliggende gemeenten verminderen en die voor Leiden belangrjjk vermeerderen. Eene verhooging van het aandeel bovenbedoeld voor Leiden ware alzoo in alle opzichten aan te hevelenten einde eenigermate te strekken ter tegemoetkoming in de tengevolge van de grensuitbreiding ten laste van Leiden komende meerdere uitgaven Intusschen hebben, blijkens de ingezonden definitieve ontwerpen, hierbij overgelegd, de Gedeputeerde Stalen geen termen kunnen vinden aan de heide door ons gemaakte opmerkingen een gunstig gevolg te geven, zoodat het o i. wenschelyk ware zoo Uwe Vergadering kondet goedvinden op die beide punten in uw uit te brengen advies terug te komen. Ten aanzien van die ontwerpen kan nog tot nadere toelichting het volgende uit de door Gedeputeerde Staten aan ons by de voorloopige ontwerpen ter inlage toegezonden stukken worden medegedeeld. Wat betreft de gemeente Oegstgeest: Van de gezonden extracten uit de kadastrale liggers beval het eerste blad, Sectie E I, het gedeelte tusschen Rijn, Leiden, Rijns- burgsche weg en spoorbanen, groot 15 hectaren, 39 aren en 4 centiaren met eene belastbare opbrengst van, gebouwd f 14700 en ongebouwd t 999.38, bevattende 233 perceelen met eene bevolking van 654 zielen; De perceelen zjjn gelegen aan den Morschweg, de Hendrikstraat, Van- der-Tasstraat, Gevangenhuislaan, Morschsingel, Heynsiusstraat, Van-der- Helmkade, Van-der-Helmstraat, Ambachtsstraat, Spoorbaan en Stations gebouw. Blad II, Sectie E, bevat het gedeelte tusschen Rijn, Hollandsche IJzeren Spoorweg en spoorweg LeidenWoerden, groot 5 hectaren, 17 aren en 96 centiaren, belastbare opbrengst, gebouwd f 1940 onge bouwd f 276.09, bevattende 61 perceelen met 251 bewoners De per ceelen zijn gelegen aan de Rijnstraat en den Morschweg. Blad 111, Sectie E, loopt van brug 709 langs Detentiehuis, Watering 1349 tot by Watermolen 86, de watering volgende tot de Poelbrug en dan langs den Rijnsburgsche weg tot snijding met Holl. Spoorweg, groot 24 hectaren74 aren en 88 centiarenmet eene belastbare opbrengst van, gebouwd f 620 en ongebouwd f 1320.37, bevattende 11 perceelen (Detenlichuis en Burgemeester Ter Weepark) met 364 bewoners. Dit gedeelte is, zooals uit het boven medegedeelde blijkt, in hel ontwerp niet opgenomen. Blad IV, Sectie C, loopt langs de Haarlemmertrekvaart, straatweg Oegstgeest en spoorweg, groot 21 hectaren, 22 aren en 85 centiaren, met eene belastbare opbrengst van gebouwd f 9390 en ongebouwd f 1244.79, bevattende 109 perceelen met 450 bewoners. De huizen zjjn gelegen aan den StationswegAloëlaan en Marendijk. Blad V, Sectie G, bevat het aangrenzende gedeelte tusschen spoor weg, straatweg LeidenOegstgeest, water n*. 734 tot en langs trek vaart naar Haarlem, groot 19 hectaren, 19 aren en 76 centiaren, met eene belastbare opbrengst van gebouwd f 620 en ongebouwd 816.30, aantal perceelen 8 met 46 bewoners. Blad VI, Sectie D, bevat het gedeelte tusschen de Stinksloot en de spoorbanen, groot 6 hectaren, 19 aren 70 centiaren, met eene belastbare opbrengst van ongebouwd f 241.98. Hierin bevinden zich geene huizen. Totaal van 1, II, IV, V en VI (volgens het ontwerp van Gedepu teerde Staten) grootte 67 hectaren, 19 aren en 31 centiaren. Be lastbare opbrengst: gebouwd f 26650, ongebouwd 3578,57, bevol king 1401 en 411 perceelen. Wanneer vak III, bevattende het gedeelte gelegen tusschen Station en Poelbrug mede in het ontwerp ware opgenomen dan zouden het totaal bedragen: grootte 91 hectaren, 94 aren en 19 centiaren; belastbare opbrengst gebouwd f 27270, ongebouwd f 4898.94 bevol king 1765, aantal perceelen 422. Zoeterwoude. Blad 1, Sectie A, bevat de strook tusschen den Rijn en den Hoogen Rijndijk, groot 6 hectaren, 43 aren en 12 cen tiaren, met eene belastbare opbrengst van gebouwd j 8260 en onge bouwd 423.85; bevolking 204, aantaal perceelen 48, gelegen aan het Utrechtsche Jaagpad en Hoogen Rijndijk. Blad II, Sectie A, strook tusschen Hoogen Rijndijk, Leidsche Sin gels, Roomburgerwatering, Stadsmolensloot aan de Roomburgerwate- ring aansluitende, groot 80 hectaren en 19 centiaren, met eene be lastbare opbrengst van gebouwd f 1660 en ongebouwd f 4041.44; bevolking 67; aantal perceelen 14, liggende aan den Hoogen Rijndyk en Singel. Blad III, Sectie A, het gedeelte tusschen Stadsmolensloot, links om het water volgende tot Leeuwenbrug, dan begrensd doer Zoeter- woudschen straatweg en overigens langs Leidsche Singels, groot 14 hectaren, 2 aren en 76 centiaren; met eene belastbare opbrengst van gebouwd f 9745 en ongebouwd f 1173.13, bevolking 614, aantal

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1890 | | pagina 2