GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 11 INGEKOMEN STUKKEN. N*. a«. Leiden, 30 Januari 1890. Door de Gedeputeerde Staten zijn ons toegezonden de door hen opgemaakte ontwerpen van wet tot verandering der grenzen van deze gemeente en de gemeenten Leiderdorp, Oegstgeest en Zoeterwoude, met de uitnoodiging om te zorgen dat met deze ontwerpen worde gehandeld overeenkomstig het voorschrift vervat in art. 131 der Ge meentewet, luidende: «Het ontwerp wordt in elk der betrokkene gemeenten voorgelegd aan het oordeel van den Raad en van eene door de kiezers voor den Raad, ten zelfden getale, als diens leden, te kiezen commissie uit de ingezetenen, waarin de Burgemeester voorzit. De leden dier com missie worden, op de bij de Kieswet bepaalde wijze, buiten de leden van den Raad, gekozen, en benoemd met de meeste stemmen. Daarbij gelden de bepalingen der eerste zinsnede van art. 12 en der artikelen 1315". (Gemeentewet) Te zijner tijd zullen Gedeputeerde Staten hel schriftelijk gevoelen zoowel van den Raad als van de te benoemen commissie uit de in gezetenen tegemoet zien, terwijl door hen ten overvloede wordt op gemerkt dat beide adviezen ieder afzonderlijk behooren te worden uitgebracht. Zooals algemeen bekend, is het onderwerp van eene uitbreiding van de grenzen dezer gemeente sedert tal van jaren aanhangig. Reeds in den aanvang van het jaar 1880 is dit onderwerp door ons bij het college van Gedeputeerde Staten ter sprake gebracht. Wij wezen daarbij op de eigenaardige grensscheiding ten gevolge waarvan de aan de buitenzijde van de singels gelegen huizen zonder noemenswaardige uitzondering behooren tot het territoir van eene der omliggende gemeenten; op het feit dat meer en meer in de onmiddellijke nabijheid der stad gebouwd werd en dat vele personen die hun beroep of betrek king alhier uitoefenen zich buiten het territoir onzer gemeente ves tigen, ten gevolge waarvan zij, met behoud van het genot der voor deden welke het wonen in of nabij het wonen in eene groote ge meente aanbiedt, bevrijd bleven van de plaatselijke lasten; op de aanzienlijke kosten van het onderwijs, komende ten laste van onze gemeenteterwijl de onderscheidene instellingen van on derwijs door een tal van niet-ingezetenen worden bezocht, en ein delijk op de meer en meer zich voordoende behoefte aan bouwter rein, zooals o. m. bleek uit de stijging der huurwaarde. Onze voorstellen vonden aanvankelijk bij de Gedeputeerde Staten een gunstig onthaal; wij werden nl. uitgenoodigd hun college uit voerig in te lichten hoedanige uitbreiding door ons in het belang der gemeente wenschelijk en noodig werd geacht met overlegging van een gedetailleerd plan en schetsteekening. Nadat hieraan was voldaan mochten wij met genoegen ontwaren dat door Gedeputeerde Staten met belangstelling van ons voorstel was kennis genomen, terwijl wij door hen werden uitgenoodigd alsnog eene nauwkeurige gedetailleerde grensbeschrijving over te leggen, geschikt om eventueel in het wetsontwerp te worden opgenomen en tevens tot toelichting hunner bedoeling naar eenige staatsbladen, waarin wetten tot grensverandering waren opgenomenwerden ver wezen. Nadat aan deze uitnoodiging voldaan was werden de besturen der betrokken gemeenten geraadpleegd. Het gevolg van dit onderzoek was dat Gedeputeerde Staten niet tot de overtuiging kwamen dat de voor gestelde uitbreiding der grenzen door het publiek belang werd ge vorderd en konden zij, ook op grond van de vele bezwaren welke door de omliggende gemeenten waren ingebracht, vooralsnog geen termen vinden ons verzoek in gunstige overweging te nemen. Intusschen achtten wij ons in het belang der gemeente verplicht de behandeling der zaak voort te zetten en bleek het ons uit de verder met Gedeputeerde Staten ter zake gevoerde correspondentie dat de hoofdgrief der betrokken gemeenten was de groote omvang van het plan van uitbreiding, waardoor aan de gemeenten zoodanig grond gebied zou worden onttrokken dat de belastingdruk voor het over blijvend deel der gemeente ondragelijk zou worden, terwijl van op heffing der gemeenten Leiderdorp, Oegstgeest en Zoeterwoude geen sprake kon wezen. Een voorstel tot uitbreiding van het grondgebied onzer gemeente dat bij de Gedeputeerde Staten steun zou kunnen vinden zoude zich moeten bepalen tot zoodanige grensverlegging dat de noodzakelijk heid daarvan op deugdelijke gronden van publiek belang kan worden aangetoond. Yerraits nu voormeld college tevens onze bevoegdheid erkende om, des geraden oordeelende, een nieuw voorstel omtrent dit on derwerp aan hen in te zenden, bleef het een punt van overwegingen en besprekingen bij ons uitmaken en werd het opmaken van een ook in verband met de door Gedeputeerde Staten gemaakte opmerkingen gewijzigd plan in behandeling genomen. In den aanvang van het jaar 1883 werd zoodanig plan in gereed heid gebracht. Bij de toezending aan Gedeputeerde Staten merkten wij op dat sedert de gevoerde onderhandelingen in 1880 en 1881 de behoefte aan uitbreiding der grenzen zich meer en meer had doen gevoelen op grond van den belangrijken aanbouw die in de onmiddellijke nabijheid onzer gemeente na dien tijd had plaats gehad. Het aanwijzen van eene andere grensregeling als vroeger was voorgesteld bleef intusschen aan niet geringe bezwaren onderhevig. Het ontwerpen van eene nieuwe grenslijn toch is steeds eenigermate willekeurig, te meer nu het hoofdbezwaar tegen het vorig plan be stond in de groote uitgebreidheid van het grondgebied dat aan de drie omliggende gemeenten zoude worden onttrokken. Wel zoude aan dit bezwaar kunnen worden tegemoet gekomen door eenvoudig een lijn om de gemeente te trekken van minderen omtrek, doch hiertegenover staat dat bij elke grensverandering uit den aard der zaak, zooveel doenlijk moet worden gelet op de zoogenaamd natuur lijke grenzen, als vaarten, sloten, wateringen cn wegen, waardoor het aan le hechten grondgebied allicht van grooteren omvang wordt dan, met het oog op het doel der uitbreiding, bepaald noodzakelijk zoude wezen. Een gewijzigd plan zoude alzoo aan genoemd bezwaar nimmer ge heel kunnen tegemoet komen. Intusschen moest tegenover de ver meerdering van belastingdruk der overblijvende ingezetenen van de omliggende gemeenten in aanmerking worden genomen dat die ge meenten ten gevolge van de vermindering van grondgebied ook van uitgaven worden ontheven, die in het vervolg ten laste zullen komen van de annexeerende gemeente. Overigens moest niet uit het oog worden verloren dat, met uit zondering van Leiderdorp, de voorgestelde afstand van grondgebied niet van zoo overwegende beleekenis was; Oegstgeest toch zoude in het eerst opgemaakt plan slechts T'ïstc deel verliezen en Zoeterwoude 5'5ste, Leiderdorp daarentegen 9de deel, aan welk bezwaar evenwel bij het gewijzigd plan geheel werd tegemoet gekomen. Bij dat plan werd aan Leiderdorp slechts ontnomen eene uitgestrektheid van 9 hectaren, uitmakende een jj-jSte deel van het grondgebied der geheele gemeente ad 1414 hectaren. Daarbij werd overgenomen het kleine gedeelte gelegen tusschen de Haarlemmervaart en den verbindings spoorweg naar de Stedelijke Gasfabriektengevolge waarvan aan Leiden zou komen de grond waarop gelegen zijn de groote gashouder en eenige andere gebouwen behoorende tot de Gasfabriek, de petroleum- pakhuizen en het Raamland. Hierbij valt op te merken dat tengevolge van de verlegging van de Singelgracht in verband met werken ter uitbreiding van de Gas fabriek, krachtens raadsbesluit van 17 October 1872, de grensschei ding thans voor een deel niet meer loopt langs den buitenkant der Singelsloot. Voor Oegstgeest werd bij het gewijzigd plan tot grensscheiding genomen niet de Hollandsche spoorweg, zooals bij het eerste plan, maar de watering aanvangende bij de Poelbrug, omdat de Rijnsbur- gerstraatweg tot aan de Poelbrug door Leiden wordt onderhouden en ten einde door de grenslijn om te trekken om het Militair Oeten- tiehuis, dit gebouw, dat mede eigendom is van Leiden, onder liet grondgebied der gemeente te brengen. De grenslijn volgde daarna evenals bij het vorig planden Hollandschen spoorweg en passeerde den Rijn op de hoogte van de Boschhuizerbrug. De oppervlakte be droeg 87 hectaren, uitmakende ,l9 deel van de geheele oppervlakte der gemeente Oegstgeest ad 1654 hectaren. Het aan te trekken gebied was alzoo grooter dan in het vorig plan toen het bedroeg 33 hec taren, hetgeen evenwel o. i. geen bezwaar kon opleveren, aangezien het slechts 1/19 bedraagt en er alzoo voor de gemeente Oegstgeest eene voldoende uitgestrektheid zoude overblijven. Wat Zoeterwoude betreft ging de lijn van de Boschhuizerbrug tot aan den spoorweg LeidenWoerden, volgde dien tot aan de Trek vaart by Wouterenbrug en ging in dezelfde richting als het vorig plan tot aan den Rijn b(j de Roomburgerbrug. Ook hier was de aan te hechten oppervlakte iets grooter geworden, daar het 132 hec taren bedroeg tegen 129 hectaren van het vorig plan, uitmakende ongeveer 1/24ste deel, tegen ongeveer 1 /25ste, van de geheele opper vlakte ad 3192 hectaren, terwijl dezelfde opmerking gold als bjj Oegstgeest; ook hier was het aan te hechten deel betrekkelijk gering en bleef er voldoende oppervlakte voor eene zelfstandige gemeente over. Tengevolge van deze meerdere uitbreiding zoude mede aan Leiden gehecht worden een klein gedeelte van den Morschweg en den Haagweg voorbij den spoorweg LeidenWoèrden. In het aan de uitbreiding toegevoegde deel waren wal Oegstgeest betreft slechts 40 woningen en wat Zoeterwoude betreft slechts 15 woningen ge legen, terwijl in het deel dat reeds in het eerste plan was opge nomen het aantal woningen in de laatste 3 jaren belangrijk was toegenomen. De bewoners van alle deze woningen konden gerekend worden feitelijk te behooren tot de bevolking van Leiden, ook met het oog op den aanzienlijken afstand waarop zij van de kom hunner gemeente verwijderd zijn. De gezamenlijke oppervlakte van het volgens het gewijzigd plan over te nemen gebied bedroeg alzoo slechts 228 hec taren, tegen 391 hectaren volgens het vorig plan, derhalve nog geen 27ste deel van de oppervlakte der drie betrokken gemeenten, te zamen bedragende 6260 hectaren. De groote omvang kon, onzes inziens, derhalve niet wel als gegrond bezwaar tegen het gewijzigd plan worden aangevoerd. Wat het aantal woningen betreft, gelegen op het over te nemen grondgebied bedroeg dit voor Leiderdorp 51, tegen 306 volgens het vroeger plan; voor Oegstgeest 231, tegen 118 en voor Zoeterwoude 324, tegen 260, te zamen 606, tegen 684. Lood sen, werkplaatsen, schuren enz. waren daarbij niet, doch in aanbouw zijnde woningen wel begrepenterwijl dubbele woningen als twee waren gerekend. Voor elk der woningen vijf personen aannemende verkreeg men 3030 inwoners, tegen 3420 volgens het vorig plan. Hij de gehouden opneming der woningen in het over te nemen grondgebied was tevens gebleken hoezeer in de laatste 5 jaren in de onmiddellijke nabijheid onzer gemeente was aangebouwd. Het aantal woningen gelegen in het aan te trekken gedeelte van Oegstgeest toch bedroeg 231, terw ijl bij de telling in November 1878 gehouden het aantal was 118 en in het gedeelte dat volgens het gewijzigd plan, doch niet volgens het vorig plan zoude worden aangetrokken, bedroeg het aantal woningen 40, te zamen 158; het getal woningen in het aan onze gemeente grenzende gedeelte der gemeente Oegst geest, dat voor annexatie in aanmerking kwam, was alzoo sedert met 73 vermeerderd. Voor Zoeterwoude waren deze cijfers als volgt: getal woningen bij de laatste telling 324, idem in November 1878 260, in het ge deelte waarmede het oorspronkelijk plan was uitgebreid 15, te zamen 275. De vermeerdering in de laatste jaren bedroeg alzoo 49. De vroeger reeds bestaande gronden voor eene uitbreiding van de grenzen onzer gemeente waren alzoo aanmerkelijk klemmender ge worden en, zooals de ondervinding sedert de indiening van onze plannen heeft aangetoond, werd en wordt steeds met den aanbouw van woningen in de bedoelde gedeelten der omliggende gemeenten krachtig voortgegaan. Wij behoeven wat dit punt betreft slechts te wijzen op de Witte- en Zoeterwoudsche singels, de Bouw-Maatschappij Vreewijk enz. De bewoners van alle die woningen, volgens de Wet behoo-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1890 | | pagina 1