80
Ik gaf toenmaals de voorkeur aan een prijsvraag boven een gemeente-
ontwerp, maar de gronden, waarop mijne meening steunde, werden
door de heeren Bool en Zaaijer weèrlegd. Ik had toen geen vrede
meer met mijzelven, en wist niet voor welke de beide oplossingen
partij te kiezen. Daarom wendde ik mij tot iemand alleszins bevoegd
mij van advies te dienen, den ingenieur Van Nifterik te Amsterdam,
die al jaren in die betrekking werkzaam is en er een goeden
naam in verworven heeft. Ik heb hein de quaestie voorgelegd en er
zijn oordeel over gevraagd. Hij was zoo welwillend mij zijne ziens
wijze mede te deelen; hij zeide, dat de heer Knuttel hem persoonlijk,
zelfs bij naam geheel onbekend was, en hij dus in deze aangelegen
heid onpartijdig kon spreken. Hij raadde o. m. hel uitschrijven van een
prijsvraag af, omdat daaraan alleen wordt deelgenomen door jonge
lieden die zich een naam wenschen te maken, en de ingenieurs van
reputatie er nooit aan medewerken. Later heeft hij mij de vrijheid
gegeven van zijn schrijven gebruik te maken, wat ik volgaarne doe,
ook om aan te toonen hoe ik tot de opinie bekeerd ben, dat het de
voorkeur verdient om volgens een ontwerp van onzen Gemeente-Architect
te bouwen.
Nu wensch ik nog een paar opmerkingen te maken betrekkelijk
het rapport van de Commissie van Financiën. Ik heb het eergisteren
eerst ontvangen, heh het herhaaldelijk herlezen, en toch is eene zaak
mij vreemd gebleven. Ik onderschrijf haar meening, dat het een
fout is in de berekening van Burg. en Weth. de winstderving niet
op te nemen, door het gemis van huishuur van aan de gemeente be-
hoorende panden, als het telegraafkantoor en hel huis van den heer
Couturier, de kosterswoning en het ijkkantoor. Wat ik echter niet
begrijp is de beschouwing over de rente van de assurantie-penningen
en de waarde van den afbraak. Ik zou dus daarover gaarne een
nadere toelichting ontvangen.
Ook deel ik de opinie van de Commissie van Financiën niet, waar
zij zegt, dat de ontvangsten van de Gehoorzaal niet hooger zullen worden.
Ik verbeeld mij dat wanneer men krijgt eene betere inrichting van
zaal of zalen, ook de verschillende maatschappijen die daarvan gebruik
maken meer leden zullen zien loetreden. In de eerste plaats de door
mij reeds genoemde Maatschappij van Toonkunst. Waar nu het aantal
leden beperkt moet zijn kan dan de gelegenheid tot verdere toe
treding worden opengesteld, waardoor van zelf eenige meerdere huur
voor de zalen kan bedongen worden. 4|Dilzellde, meen ik, geldt ook
voor de Maatschappij tot Bevordering van Toonkunst. Wanneer men
geschikte byzalen heeft en niet zooals vroeger gehinderd wordt door
leven van de straat, tocht als anderzins, wanneer de gelegenheid
wordt opengesteld om zijne avonden aangenaam door te brengen, dan
meen ik dat ook de ontvangsten zullen vermeerderen, en dat zij veilig
op het bedrag van f 5000 door Burg. en Weth. genoemd, mogen ge
schat worden. Ik geloof niet dat dit te hoog is geraamd, hoewel ik
mij natuurlijk daarin kan bedriegen. Maar aannemende zells dat de
gemeente niet anders in het bezit van het gebouw gesteld kan worden
dan tegen geldelijke opoffering dan geloof ik toch nog dat wij
ten volle gerechtvaardigd zijn wanneer wy daartoe overgaan. Wie
betalen belasting De burgerijEn wie maken gebruik van de Ge
hoorzaal voor bijeenkomsten enz.? De burgers! Welnu, ik stel mij
voor dat ieder burger, wanneer hij in het bezit wordt gesteld van
een gebouw dat geheel en al voldoet aan de eischen van den tegen-
woordigen tijd, waar hij zich prettig gevoelt, waar hij veilig is bij
paniek, bij brandgevaar en dergelijke, dan ook gaarne daarvoor eene
kleine bijdrage zal geven in den vorm van belasting.
Ik eindig met mij ten sterkste te verklaren tegen het overlaten
van den bouw en de exploitatie aan eene particuliere maatschappij,
terwijl ik hoop dat evenmin zal worden aangenomen het voorstel lot
verdaging. Ik zou dit in de tegenwoordige omstandigheden zeer
betreuren, omdat de behoefte aan een geschikt gebouw alleszins
blijkt, dagelijks zelfs grooter wordt. Hoe eer de zaak behandeld
wordt, hoe eer wij krijgen een gebouw ingericht volgens de eischen
die men daaraan stellen mag, een gebouw der stad Leiden waardig,
hoe meer wij daarmede, mijns inziens, zullen handelen in het alge
meen belang.
Ten slotte nog eene kleine opmerking. In het rapport van Burg.
en Weth. wordt namelijk gezegd, dat wanneer plan 211 wordt aange
nomen, aan den Gemeente-Architect zal worden opgedragen om hier
en daar gebouwen te gaan bezichtigen, ten einde zoodoende zijn
kennis te verrijken. Aan die opdracht zou ik eene kleine uitbreiding
wenschen te geven. In dergelijke gevallen acht ik het niet wen-
schelijk dat zulk eene Commissie wordt opgedragen aan één persoon,
maar zou daarvoor minstens twee personen aangewezen willen zien.
De heer Knuttel is natuurlijk geverseerd op het gebied van bouw
kunst, hij kan dus zijne kennis verrijken met al wat tot dat gebied
behoort. Maar er dient ook nog op andere zaken gelet te worden
als: acoustiek, licht, warmte enz. Ik heb nu meer speciaal het oog
op onzen directeur van de Gasfabriek die, mijns inziens, de bevoegde
persoon zou zijn om met den heer Knuttel den tocht, die toch niet
zoo verbazend veel zal kosten, te ondernemen. Beider gaven en
kundigheden kunnen dan strekken om een gebouw te verkrijgen dat
zooveel mogelijk aan alle eischen voldoet, en waarmede allen tevreden
kunnen zyn.
De heer Nijkamp. M. d. V.! Ik zou niet de noodzakelijkheid wen
schen te betoogen voor de oprichting van eene nieuwe Gehoorzaal,
wanneer ons niet, aan het einde van de tweede alinea van het rapport
der Commissie van Financiën de vraag werd voorgelegd: »of de be
hoeften door den bouw te bevredigen, die offers rechtvaardigen'
door de gemeente te brengen bij het stichten van een nieuw gebouw.
Ter beantwoording van die vraag kan ik mij voor een deel relereeren
aan hetgeen door den heer Zillesen in het midden is gebracht, in
zooverre nl. als ook ik, als Commissaris van de Maatschappij tot Be
vordering van Toonkunst, een adres heb geteekend, waarin sympathie
en adhaesie wordt betuigd met het door hem vermelde adres van de
Maatschappij voor Toonkunst aan den Gemeenteraad gericht.
Doch verder blijkt de noodzakelijke behoefte van een groote zaal
uit de telkens en telkens aangeheven klachten over gebrek aan ruimte,
wanneer b. v. vereenigingen als'Sempre Crescendo en Doctrina er op
uit waren ons een aangenamen avond te bezorgen, of als voor de
vergaderingen door de Commissie voor Volksbyeenkomsten belegd,
geen plaatsen genoeg beschikbaar waren voor de belangstellenden.
Bij prijsuitdeelingen, openbare lessen, bij kinderfeesten, bij expositie
van den arbeid der leerlingen der Ambachtsschool of M. S. G. bleek
ook zoo vaak reeds de bestaande ruimte te klein en de inrichting
onvoldoende.
Gaan we de bestaande localiteiten hier ter stede na, dan zijn de
zaal van Zoraerzorg, Zoinerlust, van de Loge en het Nutsgebouw, van
het Café Vondelhoven en van de St. Josephgezellcn-vereeniging, en
welke grootere of kleinere zalen nog zijn op te noemen, toch nog
altijd te klein om een groot aantal rnenschen behoorlijk te herbergen.
En toch voldeden deze localen oorspronkelijk aan de behoefte, die
door de bijeenkomsten der verschillende vakvereenigingen in het
leven was geroepen en toen het nog niet zoo algemeen de gewoonte
was geworden, om de feestelijke bijeenkomst der Vakvereenigingen,
zooals het nu steeds officieel wordt mèegedeeld, »tot laat in den nacht
duurde en met een zeer geanimeerd bal was besloten." Toen dit
echter meer en meer in de mode kwam en misschien ook wel juist
daardoor het ledental der verschillende vereenigingen belangrijk was
toegenomen, verhuisden de grootere vakvereenigingen naar de Gehoor
zaal en werden daar de bijeenkomsten gehouden. En hoewel ik niet
gaarne die laat eindigende feesten met geanimeerde bals in bescher
ming zou nemen, moeten wc toch rekening houden met dit feit,
waaruit m. i. duidelijk genoeg blijkt, dat op dit oogenbiik geen zaal
hier ter stede aanwezig is, die aan de door mij genoemde eischen
voldoen kan.
Een andere vraag echter is bij mij gerezen, of het bouwen van
eene dergelijke, voor onze stad noodzakelijke ruimte of zaal, op den
weg van de gemeente lag, dan wel aan het particulier initiatief moet
worden overgelaten? Ik verschil hierin van meening met den heer
Zillesen: wanneer er in eene stad als Leiden voor de verschillende
vereenigingen de behoefte ontstaat aan een ruimte of aan een gebouw,
waarin zij hare leden of genoodigden behoorlijk ontvangen kunnen,
dan wordt tegelijk met die behoefte ook een drang in het leven ge
roepen, die als het ware het particulier initiatief dwingt in die be
hoefte te voorzien. Geheel iets anders was het te Amsterdam met
het Paleis voor Volksvlijt, den Parkschouwburg of het Concertgebouw.
Deze stichtingen en vooral die van den Parkschouwburg hadden hun
ontstaan niet te danken aan het gebrek aan ruimte of aan het voor
zien van eene dringende behoefte: integendeel, bij de stichting en
exploitatie werd meer gelet op mogelijke ijdelheid van kapitalisten
en vooral op de beurs der directeuren die meest buitenlanders waren.
In Leiden echter is het een geheel ander geval: zooals ik reeds
zei, bestaat er eene dringende behoefte aan ruimere localiteit en die
ijzeren noodzakelijkheid kan niet anders dan het particulier initiatief
in de hand werken; ik kan mij dan ook niet voorstellen waarom,
bij zoodanigen stand van zaken, een particulier ondernemer geen
kans zou hebben, een dergelijke inrichting met behoorlijke winst te
exploiteeren. En al heeft het gemeentebestuur enkele malen voor
zich zelf een groot gebouw of grootere zalen noodig, (b. v. bij con
gressen of receptiën), dan weegt dit motief bij mij niet zwaar genoeg
om daardoor gedwongen te worden een i>gemeentegebouw'' te stichten,
dat voor die zeldzaam voorkomende gevallen door de gemeente be
schikbaar gesteld kan worden. Het particulier initiatief vindt daarom
in mij een groot voorstander en om dit te steunen en in de hand te
werken wenschte ik wel, dat zoo spoedig als dat kan, de meest mo
gelijke publiciteit gegeven werd aan het voornemen van het gemeente
bestuur om niet zelf te bouwen, doch eenen particulieren ondernemer
krachtdadig te steunen, door b. v. het in erfpacht geven van het
noodige terrein en het geven van redelijke faeiliteiten, die een kans
van slagen zouden kunnen verzekerendoch ééne voorwaarde zoude
ik verplichtend willen stellen, dat het gebouw naar een plan van
den gemeente-architect werd uitgevoerd en onder diens opzicht. Het
komt me bovendien niet onbillijk voor, dat de particuliere ondernemer
voor de tegemoetkoming der gemeente eene compensatie dient te
geven, b. v. in den vorm van een verminderd tarief, dat de gemeente
zal te betalen hebben bij het gebruik van enkele zalen of van het
geheele gebouw, of van welke andere wenschelijke praerogatieven,
die per contract nader geregeld konden worden.
Blijkt het mij echter, dat eene stichting door particulieren onmo
gelijk te verwachten is en de gemeente zelve daartoe moet overgaan,
dan zou ik niets liever zien, dan dat de uitvoering plaats had volgens
Plan 116, niet alleen omdat het gebouw dan aan de praktische eischen
voldoet, doch zooals reeds is opgemerkt, zooveel innerlijke waarde
bezit.
Thans nog een enkel woord met betrekking op de becijfering door
de Commissie van Financiën voorgelegd. Ik doe een vraag met eenigen
schroom, omdat de meeste medici als zeer slechte financiers bekend
staan en wellicht die vraag dit zal staven. Waarom dan wordt het
kapitaal van 8000, waarop de opbrengst van de afbraak wordt ge
schat niet saamgenomen met de f 49,279, (het kapitaal dat door de
Assurantie-Maatschappij is uitbetaald) en als beschikbaar kapitaal niet
de som van f 57,279 aangewezen? Hoe groot bet bedrag der leening
dan ook mocht zijn bij de verschillende door de Commissie uitgewerkte
plannen, zou toch m. i. het bedrag eener leening met 8000 vermin
derd moeten worden, daar de 8000 van de afbraak, even zoogoed
als de assuranliepenriingen, als beschikbaar kapitaal mag worden aan
gemerkt.
En wat ten slotte het voorstel van de Commissie van Financiën
betreft, ik geloof niet, dat het wenschelijk is, de beslissing zoolang te
verdagen. Blijkt, nadat zeer ruime publiciteit aan de zaak gegeven
is, dat b. v. binnen 14 dagen geene particulieren gevonden worden,
bereid tot den bouw voor eigen rekening en volgens het plan en
onder opzicht van den gemeente-architect, dat dan van gemeentewege