79 Kitting van Donderdag 28 November 1889, geopend 's namiddags te twee uren. Voorzitter: de Heer L. M. LAAT DE KANTER. Te behandelen onderwerpen: 1°. Verzoek van D. J Braakenburg, om continuatie als adjunct-stads genees- en heelkundige. (242) 2°. Voorstel betrekkelijk het onderzoek van de bliksemafleiders. (237) 3°. Verzoek van de Afdeeling Leiden der Schippersvereeniging Schut- tevaer omtrent de bediening der bruggen. (244) 4°. Voorstel tot verlenging van de bestaande bruggeldhefling. (240) 5°. Verzoek van J. R. Van Geuns c. s., om de Gymnastiekschool op de Pieterskerkgracht te mogen gebruiken voor het Lawnten- nisspel (239) 6°. Idem als voren van G. L. Mens Fiers Smeding c. s. (239) 7°. Begrooting voor 1890 van Vrouwen Kraammoeders. (241) 8°. Voorstel betrekkelijk de verbouwing van de Gehoorzaal. (23b en 243) Tegenwoordig waren 2b leden, als de heeren: Le Poole, Knappert, Van Bultingha Wichers, Alma, Schneither, Tieleman, De Sturler, Van Reenen, Versier van Wulverhorst, Koetser, Cock, Nijkamp, Hasselbach, Van Hoeken, Fockeina Andreae, Van Hamel, Zillesen, Was, Kaiser, Zaalberg, Juta, Du Rieu, De Goeje, Zaaijer en de Voorzitter. Afwezig met kennisgeving waren de heeren Bool en Driessen. De Notulen van het verhandelde in de vorige Vergadering van 14 November worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede dat zijn ingekomen: 1". Missive van de Ged. Stalen van Zuid-Holland, dd. 18/21 Novem ber jl. B. n®. 3017 (3e afd.) G. S., n°. 97, ten geleide van de goedge keurde gemeente-begrooting, dienst 1890. 2°. Idem van den Minister van Binnenlandsche Zaken, dd. 27 No vember jl.waarbij het Raadsbesluit van 14 November, houdende be noeming van P. Bolderman tot leeraar aan het Gymnasium voor den cursus 1889/90, wordt goedgekeurd. Worden voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. Missive van den heer C. J. Leembruggen, houdende mededeeling dat hij ontslag neemt als lid van het Bestuur van de Stedei. Werk inrichting. Wordt voor kennisgeving aangenomen. 2°. Adres van P. J. Ramakers, houdende verzoek om schadevergoe ding tot een bedrag van f 2b, wegens de herstelling van de klap van de Leiderdorpsche brug, waardoor de scheepvaart onbelemmerd was. 3°. Verzoeken van H. J. Van der Worm en C. M. Steffelaar, om vermindering van hunnen aanslag op het ie suppletoir kohier der Plaatselijke Directe Belasting 1889. Worden gesteld in handen van Burg. en Weth. Nog wordt medegedeeld: Dat van de in prolongatie belegde gelden bjj de Leidsche Bank wederom is opgezegd 18500, zoodat nog belegd is ƒ29000. Aan de orde is alsnu: 1'. Vezoek van D. J. Braakenburg, om continuatie als adjunct-stads genees- en heelkundige. (Zie Ing, St. n°. 242). De Voobzitter. Mag ik de heeren Le Poole, Tieleman en Koetser verzoeken met mij het stembureau le willen uitmaken. De uitslag der stemming is, dat de heer D. J. Braakenburg met algemeene (22) stemmen wordt gecontinueerd. De Voorzitter. Ik dank de heeren stemopnemers voor hunne wel willende medewerking. 2°. Voorstel betrekkelijk het onderzoek van de bliksemafleiders. (Zie Ing. St. n°. 237). Wordt zonder discussie of hoofdelijke stemming aangenomen. 3°. Verzoek van de Afdeeling Leiden der Schippersvereeniging »Schuttevaer" omtrent de bediening der bruggen. (Zie Ing. St. n°. 244). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming conform het voorstel van Burg. en Weth. besloten. 4®. Voorstel tot verlenging van de bestaande bruggeldhefling. (Zie Ing. St. n°. 240). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. 5°. Verzoek van J. R. Van Geuns c. s., om de Gymnastiekschool op de Pieterskerkgracht te mogen gebruiken voor hel Lawntennisspel. (Zie Ing. St. n". 239). 6°. Idem als voren van G. L. Mens Fiers Smeding c. s. (Zie Ing. St. n®. 239). Op deze vèrzoekcn wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stem ming gunstig beschikt. 7°. Begrooting voor 1890 van Vrouwen Kraammoeders. (Zie Ing. St. n®. 241). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. 8®. Voorstel betrekkelijk de verbouwing van de Gehoorzaal. (Zie Ing. St. n®. 23b en 243). De beraadslaging wordt geopend. De heer Zillesen. M. d. V.! Ik zou gaarne met een enkel woord mijne gevoelens omtrent deze zaak uiteenzetten; ik verbeeld my, dat het hier een onderwerp geldt, waarover ieder onzer bevoegd is zich een meening te vormen, daar het niet betreft het vaststellen van onderdeelen, maar van de hoofdpunten van het voorgedragen plan. Bovendien ben ik eenigszins meer direct bij een spoedige oplossing van deze quaestie betrokken, omdat ik medeonderteekenaar geweest ben van een adres van de Leidsche Maatschappij voor Toonkunst aan den Gemeenteraad, waarbij verzocht werd tot vergrooting van de hoofdzaal en zoo mogelijk tot verbetering van de bijzalen te willen overgaan. Ik raag in de eerste plaats een woord van lof niet onthouden aan onzen Gemeente Architect, die bij de vele werkzaamheden aan zijne betrekking verbonden, nog gelegenheid gevonden heeft eenige plannen aan den Raad voor te leggen, die (welke beslissing ook daarop moge vallen) getuigen van ernstige studie en practische uitvoerbaarheid. Ik wil daar bijvoegen, dat ik plan 2B, voorgesteld door Burg. en Weth., met het Bestuur van evengenoemde maatschappij besproken heb, en het gevraagd heb of men er ook aanmerkingen op had, die ik hier in den Raad ter sprake zou kunnen brengen. Men vond echter eenparig, dat aan alle door ons geopperde wenschen was tege moet gekomen. Diezelfde aangename mededeeling heb ik mogen ontvangen van een bestuurslid van de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst, welke maatschappij waarschijnlijk hoogere eischen dan de onze stelt. Naar die mededeelingen waren alle leden van het bestuur bijzonder inge nomen met de plannen die hun werden voorgelegd. Wel een bewijs, dunkt mij, dat de ontwerpen op zich zelf althans veel goeds hebben en zeer uitvoerbaar zijn. Ik zal nu kortelings nagaan de verschillende punten die door Burg. en Weth. zijn ter sprake gebracht. In de eerste plaats of het wenscheljjk is dat de gemeente zelve het ontwerp make en de zaak exploiteert, dan wel of men dit zal overlaten aan het particulier initiatief. Burg. en Weth. adviseeren in eerstgenoemden zin. Ik deel hunne mecning in alle opzichten, niet alleen om de gronden door hen aangevoerd, maar vooral op grond van hetgeen wjj dage lijks om ons zien gebeuren en de ervaring ons leert. Ik wijs slechts op het Paleis voor Volksvlijt en op het nieuwe Concertgebouw te Amsterdam. Het Paleis voor Volksvlijt door Sarphati ontworpen, werd met sympathie begroet en de oprichting er van door iedereen toegejuicht. En wat is de uitkomst geweest? Dat het door allerlei manoeuvres in het leven moet worden gehouden. Het Concertgebouw heeft niet hetzelfde lot getroffen, maar toch heeft het, naar ik verno men heb, aanvankelijk groote geldeljjke offers vereischt. Langzamerhand gaat het nu wel wat beter, maar het is toch een bewijs dat parti culiere maatschappijen in den regel voor dergelijke zaken niet ge schikt zijn. En wat op eene groote stad als Amsterdam van toe passing is, zal natuurlijk in nog sterker mate toepasselijk zijn op eene gemeente als Leiden, waar het publiek dat in den regel concerten, comedies enz. bezoekt eene kleine fractie uitmaakt van het geheel. Bovendien heb ik vernomen dat reeds eenige personen hebben getracht om hier eene maatschappij te vormen, met het gevolg evenwel dat dit plan is opgegeven moeten worden. Men begreep dat de zaak geen levensvatbaarheid had. Wanneer een stedelijke inrichting voor een jaar geen rente afwerpt, dan moge dit onaange naam zjjn, maar het zal daarom toch nog geen slechten indruk maken, het zal er niet zooveel toe doen. Niet alzoo met een particuliere maatschappij. Wanneer het bestuur daarvan bij de aandeelhouders komt en zegt: de zaken zijn slecht gegaan, wij kunnen geen dividend uitbetalen, zal dit wèl een slechten indruk maken. En het moge voor het eerste jaar dan nog gaan, wanneer het bestuur het volgende jaar wederom met eene dergelijke mededeeling bij de aandeelhouders komt, beginnen deze te klagen, en ten slotte zal het bestuur of de maatschappij het moeten opgeven en trachten een vergelijk le treffen met de gemeente. Dit zijn de gevolgen die ik voorzie, wanneer men pogingen in het werk stelt om zich in betrekking te stellen met eene particuliere maatschappij. Ik vrees dat men er dan nog veel erger aan toe zoude zijn, en ik meen dat het veel beter is dat de gemeente zich nu eenige opoffering getroost en het werk zelve ter hand neemt. Dit zijn de motieven waarom ik gehee onderschrijf het gevoelen van Burg. en Weth., gesteund door de Commissie van Fabricage, dat der halve het oprichten en expioiteeren van het gebouw van gemeente wegen dient te geschieden. In de tweede plaats is besproken geworden de plaats waar het gebouw zal te staan komen. Ik moet zeggen dat het werkeljjk ook het beste is om daarvoor de plaats aan te wijzen waar het oude gebouw stond Wjj hebben vernomen wij wisten het trouwens allen dat de Ruïne gedurende 50 jaren ter beschikking is van het Rijk om daar eventueel nieuwe academiegebouwen op te richten, en het komt mij bovendien ook voor dat eene plaatsing op de Breedstraat nog zoo verkeerd niet is. Het is een punt vrg wel gelegen in het centrum van de stad, en toegankelijk van alle kanten. (De heeren Du Rieu, De Goeje en Zaaijer komen ter Vergadering.) Bovendien, wanneer er volgens plan 2B gebouwd wordt, kan in geval van paniek de Gehoorzaal van alle zijden gemakkelijk verlaten worden, en ik zou meenen, dat men niet het beste zou behoeven te eischen, maar met het aangebodene tevreden kan zijn. De derde vraag geldt de quaestie of het plan van gemeentewege zou opgemaakt moeten worden, of dat het de voorkeur zou verdienen hiervoor een prijsvraag uit te schrijven. Hierop is door Burg. en Weth. eenigszins vooruit geloopen. De quaestie van het uitschrijven van een prijsvraag is alleen in comité-generaal ter sprake gekomen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1889 | | pagina 1