op de begi'ooting voorkomende te onderzoeken. Ik zou dan ook wel wat al te veel werk krijgen, om dit alles in een beperkten tijd van 4 of 5 dagen af te doen. De Vocrzitteb. Wij hebben, meen ik, de concept-begrooting in Juli vastgesteld. Er zijn dus nog al verscheidene 4 of 5-tal dagen verloopen, waarin u ons had kunnen attent maken op onjuistheden. Ik hecht veel aan uw deskundig oordeel, maar ik geloof niet dat het eene goede wijze van handelen is om hier eensklaps met uwe opmerkingen te komen, nadat gij in de Commissie van Fabricage hebt medegewerkt om de begrooting vast te stellen zooals zij nu ter tafel is gebracht. Eerst in de laatste helft van September is daarenboven de begrooting in de sectien behandeld. Het heeft u dus zeker niet aan tijd ontbroken om ons vooraf kennis te geven van uwe veran derde zienswijze. De heer Juta. Ik zal alleen dit zeggen, dat in geval van twijfel ik mij onthoud, en ik dus tegen dezen post van de begrooting, en vóór het amendement-Hasselbach zal stemmen. De beraadslaging wordt gesloten. Het amendement van den heer Hasselbach in stemming gebracht, wordt aangenomen met 18 tegen 7 stemmen. Tegen stemden de hecren: Van Hamel, Le Poole, Bool, Knappert, Wichers, Alma en de Voorzitter. Volgn 132 alsnu uitgetrokken tot een bedrag van 10035. wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Volgn. 133141 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd zoomede bij 137 de begrooting der Schoolcommissie. De Voorzitter. Volgn. 142. Kosten der bewaarscholen moet worden verhoogd met ƒ1000.als bijdrage aan de Kweekschool voor Bewaar- schoolhouderessen, en alzoo worden gebracht op 16950. Volgn. 142 en 143 worden zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Volgn. 144. Kosten van de Inrichting voor de opleiding van Oost- Indische Ambtenaren. De Voorzitter. Deze post kan worden verminderd met 2000. tengevolge van het aangevraagd ontslag van den heer Harmsen, en alzoo worden gebracht op 9200. De heer Fockema Andreae. M. d. V.! Ik heb in de sectiën ver zocht ingelicht te worden omtrent het aantal leerlingen in de ver schillende Indische talen aan deze inrichting, zooals Boegineesch, Makassaarsch, Madoereersch en Battaks. Kunt U mij dit aantal thans opgeven De Voorzitter. Ik heb uw verzoek omtrent de detailopgave van het gezamenlijk aantal niet in het afdeelingsvcrslag teruggevonden. De heer Fockema Andreae. Mogelijk is U wel in staat mij de cijfers in een volgende Vergadering mee te deelen. Ik stel er geen bijzondcren prijs op ze onmiddellijk te weten, en zal dus de Verga dering niet langer met deze zaak ophouden. De Voorzitter. Ik ben bereid ze U zoo spoedig mogelijk in of buiten de Vergadering te geven. Maar deze cijfers veranderen ieder jaar, zoodat de opgaaf van een speciaal jaar weinig inlichting geeft. Volgn. 144. Op verzoek van den heer Cock in hoofdelijke omvraag gebracht, wordt met 22 tegen 3 stemmen goedgekeurd. Tegen steraden de heeren: Van Hoeken, Cock en Verster van Wulverhorst. De Volgn. 145, 146, Hoofdstuk VII, 147158, Hoofdstuk VIII, 1 Sö 163 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. De Voorzitter. Volgn. 164. Pensioenen, lijfrenten en wachtgelden kan wegens het overlijden van een gepensionneerde verminderd worden met ƒ400 en alzoo gebracht op ƒ15000. Wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Hoofdstuk IX, de Volgnrs. 165168 worden achtereenvolgens zon der beraadslaging ol hoofdelijke stemming goedgekeurd, zoomede bij 165 de begrooting van de Kamer van Koophandel. De Voorzitter. Volgn. 169. Kosten voor openbare vermakelijkheden en feesten en voor het uitsteken van vlaggen, moet worden verhoogd met ƒ2000 voor het aanstaanden lustrum der Hoogesehool, en alzoo worden gebracht op 2700. Wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Volgn. 170. Kosten van brandverzekering der gebouwen. De heer Driessen. M. d. V.l Ik heb in de secties den wensch te kennen gegeven tot het jaarlijks doen opmaken van een volledigen staat van de verzekerde eigendommen der gemeente met de bedragen en betaalde premiën. Nu weet ik wel, dal wy over 1885 een volledigen staat bezitten en dat de voorgevallen veranderingen mede in de Bijlagen worden geplaatst. Behalve echter dat die staat nu reeds over vier jaar loopt, 't welk een overzicht moeilijk maakt zijn er nog al eenige fouten ingeslopen. Ik zou derhalve wel wenschen dat telken jare een volledige staat in het Gemeenteverslag werde geinsereerd; de bedoelde fouten ben ik gaarne bereid aan te wijzen. De Voorzitter. Wij zullen van uw wensch nota nemen. Ik ge loof niet- dat er bezwaar bestaat om elk jaar een volledigen staat op te nemen. De beraadslaging wordt gesloten en Volgn. 170 zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Volgnrs. 171175 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. j Volgn. 176. Toelage aan de eigenaars van den Schouwburg. I De Voorzitter. Bij dit Volgn. is tevens aan de orde het voorstel I van den heer Van Hoeken, om het subsidie jaarlijks met 10 pCt. te verminderen j De heer Van Hoeken. M. d. V.! Na al hetgeen reeds over dit onderwerp geschreven en gesproken is, zou men de zaak als afgezaagd kunnen beschouwen. Mijn voorstel strekt om het subsidie aan de eigenaars van den Schouwburg jaarlijks met 10 pCt. te verminderen, maar mijne bedoe ling is natuurlijk om die vermindering voor 1890 met 150.en vervolgens met 10 pCt. te doen plaats hebben. Het is mij volstrekt niet te doen om Commissarissen van den Schouwburg in ongelegen heid te brengen, maar om zoo mogelijk een post die, mijns inziens, op de begrooting van eene gemeente als Leiden niet behoort, daar van ten slotte te doen verdwijnen. Overigens durf ik vertrouwen, dat ieder wiens oordeel niet bevangen is door overdreven sympathie voor den Schouwburg, het met my eens zal zijn en voor mijn voorstel zal stemmen. De Voorzitter. Ik moet opkomen tegen het argument van den heer Van Hoeken, dat men niet tegen zijn voorstel kan stemmen tenzij zijn oordeel bevangen is door overdreven sympathie voor den Schouw burg. Men kan zeer goed met ons gewezen medelid, den heer Buys, van gevoelen zijn, dat in een stad als Leiden een Schouwburg niet mag ontbreken, al maakt men er zelf slechts zelden gebruik van. In een ander opzicht ben ik het echter met den heer Van Hoeken vol komen eens, nl. dat deze zaak als afgezaagd kan beschouwd worden, want wij hebben al menigmaal voorstellen van dezen aard behandeld, en altijd met hetzelfde onbeduidende succes. Ik heb mij de moeite ge geven al deze voorstellen eens na le gaan, en gevonden dat men het nooit verder dan lot 8 voorstanders heeft kunnen brengen, en daaronder de heer Coek, die vroeger tol de voorstanders van het subsidie behoorde, al is hij nooit een druk schouwburgbezoeker ge weest, maar die alleen tegenstander daarvan is geworden, omdat hij niet tevreden was over de inrichting van de rekening die ons werd overgelegd. In 1864 is het eerste subsidie verleend. In 1868 werd door den heer Tollens, voorgesteld om de som met ƒ500 le verminderen, welk amendement werd verworpen met 11 tegen 6 stemmen; In 1869 werd een amendement van den heer Le Poole, om het subsidie met de helft te verminderen, verworpen met 16 tegen 5 stemmen In 1882 werd het voorstel van den heer Donner, van dezelfde strekking als dat van den heer Van Hoeken, verworpen met 16 tegen 4 stemmen; In 1883 werd een amendement van denzelfden, met 18 tegen 6 stemmen verworpen In ls84 werd een amendement van den heer Van Dissel, om den post jaarlijksch met 5 pCt. te verminderen, met 15 tegen 8 stemmen verworpen. En dit is de laatste keer geweest, dat er pogingen gedaan zijn om deze som van de begrooting te krijgen, liet aantal voorstanders van het subsidie is dus steeds vermeerderd, en de laatste twee jaren stemden slechts twee leden legen dezen post. Ik zou mijne bestrijding van het voorstel hierbij gelaten hebben, wanneer de heer Van Hoeken niet de opmerking had gemaakt dat ook de vroeger aan inrichtingen van liefdadigheid gegeven subsidiën op dezelfde wijze als nu door hem wordt voorgesteld, trapsgewijze waren verminderd en eindelijk afgeschaft. Die opmerking is vroeger ook al gemaakt en weerlegd, door er op te wijzen dat de geleidelijke vermindering van de gemeente-bijdragen aan inrichtingen van lief dadigheid, het gevolg was van een imperatief voorschrift der armen wet om de armbesturen niet in eens voor een groot déficit te plaatsen is er toen bepaald dat het subsidie jaarlijks zou verminderen met 5 pCt.; daarin werd door Gedep. Staten berust maar het werd nim mer goedgekeurd, omdat strikt genomen de wet het verbood. De vergelijking van den heer Van Hoeken gaat dus in dat opzicht niet op. En nu gebleken is dat het laatst uitbetaalde dividend van den Schouwburg slechts 1 pCt. was, nu vertrouw ik ook des te meer dat de Baad zich zal gelijk blijven, en ook ditmaal de ƒ1500 zal toestaan, die tot nog toe sedert 1864 nooit geweigerd zijn. De heer Zaaijër. M. d. V.! Ik ben het met den heer Van Hoeken eens dat de zaak, die ons thans bezig houdt, zóó afgezaagd is, dat er werkelijk eenige moed toe behoort de Vergadering daarmede nog enkele oogenblikken bezig te houden. En toch heb ik dien moed, want het zou werkelijk zeer te betreuren zijn indien het voorstel van den heer Van Hoeken in deze Vergadering eene meerderheid mocht verwerven. Wat is toch het geval? Vóór 25 jaren was de toestand van den Schouwburg zoodanig, dat men er niet dan met een zekere walging kon heengaan. Eenige ingezetenen hebben toen het plan opgevat om te trachten daarin verbetering te brengen; de hoop op financieele voordeelen was daarbij uiterst gering en de verbetering kon niet tot stand komen zonder het vooruitzicht op eene toelage van de gemeente. Nu is de vraag deze en ik geloof dat de heer Van Hoeken dit over het hoofd heeft gezien is het in het belang van eene ge meente als Leiden wenschelijk dal wij een schouwburg hebben, ja dan neen En dan geloof ik, dat ieder die het belang van Leiden op het oog heeft, volmondig zal moeten antwoorden: ja! er moet zijn een schouwburg. Maar als die er nu niet kan zijn zonder sub sidie zooals de ondervinding heeft geleerd, dan ligt het, dunkt mij, voor de hand dat de Raad ook moet voortgaan met zulk een subsidie te verleenen. De heer Van Hoeken heeft zich verder, mijns inziens, niet op een volkomen juist standpunt geplaatst. Aan het slot van zijne missive zegt hij: »dat van den schouwburg slechts door een gedeelte der bur gerij wordt profijt getrokken en dat deze niet strekt ten algemeenen nutte."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1889 | | pagina 8