73 beaam volkomen wat Burg. en Wetb. zeggen dat het personeel alle lof toekomt voor den spoed waarmede gearbeid wordt, waardoor de branden zooveel mogelijk worden beperkt, maar my is toch ter oore gekomen dat al was men ook zeer snel bij de hand om een brand te beperken, men niet altijd genoeg zelfbeperking toonde, bijvoorbeeld door het zonder ophouden geven van water, daar waar het aanbren gen van een massa water niet meer noodig was. Ik weet niet of ik juist ben ingelicht, maar ik heb vernomen, dat bij den brand in het Museum de ijver van dé brandweer zoo groot was, dat de beambten van het Museum hebben moeten verhinderen, dat zij te veel water gaf en schade zou toebrengen aan de opgezette dieren; u zult u herinneren, dat, toen men de opgezette dieren niet bespuiten kon, men den straal op de levende dieren heeft gericht! Ue inrichting der brandweer is een zeer moeilijke kwestie, maar ik zou toch wel wcnschen, dat het Uagelijksch Bestuur bedacht bleef op de aanbrenging van eenige verbeteringen. Zou het b. v. niet mogelijk zijn het ambt van opperbrandmecster te combineeren met een betrek king bij onze politic? Dan zou men altijd in het midden der stad iemand bij de hand hebben, die in geval van gevaar vlug bij de plaats des onheils kon zijn en de manoeuvres van de brandweerlieden leiden Ik wilde alleen slechts trachten te voorkomen, dat Burg. en Welh. de overtuiging met zich omdragen, dat er geen gegronde aanmerkin gen op de brandweer te maken zijn, en dus geen verbeteringen be hoeven te worden aangebracht. De heer De Sturler. M. d. V.! Is men ook van plan, na het ge beurde ongeluk, een rem aan den stoombrandspuit te maken? De Voorzitter. Daar is nog niet over gesproken; het is te betreu ren, dat het gebeurd is, maar ik heb toch altijd liever, dat men te veel dan te weinig ijver betoont, en door in dergelijke gevallen te streng te oordeelen zoude men gevaar kunnen loopen, dat wij den ijver van onze brandweer den kop indrukken. Üf er een wijziging in de organisatie van onze brandweer mogelijk is, in den zin zooals de heer Fockema Andreae heeft aangegeven wil ik wel eens nagaan; maar ik geloof het niet. De gebreken, die onze brandweer nog aankleven zijn het gevolg van hare organisatie; wij kunnen hier niet als in een groote stad als Amsterdam, waar men de gelden daarvoor disponibel heeft, een corps vast bezoldigde brandweer lieden in dienst houden; wij moeten hier roeien met de riemen, die wij hebben. Overigens kan ik den heer Fockema Andreae wel raededeelen, dat zijn inlichtingen aangaande hel Museum van Natuurlyke Historie zeer overdreven zijn. De beraadslaging wordt gesloten en Volgn. 114 zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Volgn. 115, 116 (waarbij tevens de begrooting der schutterij), 117— 120, hoofdstuk V, 121—123, hoofdstuk VI, worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. Ue Voorzitter. Volgn. 124. Kosten voor het Gymnasium, moet worden verhoogd met 1000.— voor de aanstelling van een tweeden lecraar in de oude talen, en alzoo gebracht of 25870. Volgn. 124131 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. Volgn. 132. Kosten van liet instandhouden van schoollokalen en on derwijzerswoningen. De heer Cock. M. d. V.! Ik moet bezwaar maken tegen de ge raamde som van ƒ2100.— voor de verbetering der privaten in de school aan de Van-der-Werfstraat. Gaarne erken ik dat ik die uit gave in detail niet kan beoordeelen, maar toch komt het mij veel te veel voor. Het antwoord van Burg. en Welh. op de gemaakte be denkingen in de secties heeft mij ook niet veel licht verschalt. Stel eens ik weet het echter volstrekt niet dat er 20 privaten in die school zyn, zou dan de verbetering 100.per stuk vorderen, iets wat inij veel te veel toeschijnt. Aanvankelijk was ik geneigd aan te nemen, dat onder die ƒ2100.— hoogst waarschijnlijk ook begrepen was vernieuwing van de aflaatpijpen en loozingen, en zelfs in die veronderstelling vond ik de som verbazend hoog. Dit is echter het geval niet, want voor aflaatpijpen en loozingen is nog bovendien 250.extra uitgetrokken. Wanneer ik derhalve geen nadere in lichtingen ontvang die mij bevredigen, zal ik tot mijn leedwezen mijn slem aan dit volgn. niet kunnen gev,en. De Voorzitter. Doet de heer Cock een bepaald voorstel tot ver mindering van den post, of heeft hij er alleen maar bezwaar tegen? De heer Cock. M. d. V.! Ik zou moeielijk ccne bepaalde som kunnen aangeven; ik ben geen technicus. Alleen kan ik zeggen dat f 100.— per privaat mij veel te veel voorkomt. Zonder nadere in lichting zou ik dus tegen den post moeten stemmen. De Voorzitter. Die inlichtingen hebben wij in het verslag gege ven en er daarbij op gewezen dat de voornaamste gebreken voor eene som van 900.— kunnen worden weggenomen. De heer Cock. Maar 900 vind ik ook nog vreeselijk duur. Dat zou bij een getal van 20 privaten, 45.— per privaat zijn. Inmiddels verneem ik op het oogenblik, dat het juiste aantal privaten zestien bedraagt; dit maakt de zaak natuurlijk niet beter. Intusschen en daarin ligt voor mij de moeilijkheid wensch ik volstrekt niet maatregelen in het belang der gezondheid tegen te werken, maar ik heb bezwaar tegen den hoogen prijs. De heer Hasselbach. M. d. V.! Ik geloof ook dat de wijziging dei- privaten voor veel minder kan geschieden, en dat voor de som ver leden jaar daarvoor geraamd ad 900.de herstelling alleszins vol doende kan plaats hebben. De riolen zijn goed, de loozingen zijn goed, de privaten zijn alleen wat breed van voren, zoodat de kinderen datgene niet op de plaats kunnen brengen wat noodig is. En bij de urinoirs gaat de helft er vóór in plaats van er in, omdat zij een weinig te hoog zijn. Aan dat bezwaar ware evenwel te gemoet te komen door het aanbrengen van ijzeren roosters. Ik geloof dat men voor 900.alles best in orde kan brengen. De Voorzitter. De voornaamste gebreken kunnen met 900. verholpen worden, maar een radicale verbetering zal ƒ2100.kosten. De Raad kan nu beslissen in welken zin hij verbetering wil aan brengen. De heer Cock. M. d. V.! U vroeg mij of ik een voorstel van mijne bezwaren wilde maken, en nu ik het lid van de Commissie van Fabricage, den heer Hasselbach, gehoord heb, wil ik wel voor stellen dezen post niet 1200.te verminderen, en voor de ver beteringen alzoo 900.uit te trekken. De wenk ons door den heer Juta gegeven, wensch ik thans on middellijk op te volgen. Het amendement van den heer Cock wordt genoegzaam ondersteund en maakt dus een onderwerp van beraadslaging uit. De heer Hasselbach. Er behoort onder dezen post nog een andere zaak, waarop wij nog wel ƒ300.kunnen bezuinigen, nl.asphalten. cementen en isoleeren der borstwering in den hoofdingang, waar wij nog wel vijf jaar meè kunnen wachten. Ik ben het gebouw in oogen- schouw gaan nemen, en de hoofdonderwijzer wist zeil niets van voch tige muren. Ik stel derhalve voor om dit volgn. met 300.te verminderen. Het amendement wordt genoegzaam ondersteund, en maakt dus ook een onderwerp van beraadslaging uit. Ue Voorzitter. De post van 300.is op deze bcgrooting ge bracht, om het verder doordringen van de vochtigheid te keer te gaan. Om het kwaad tegen te gaan is deze som noodig; staat men die niet toe, dan zal het natuurlijk erger worden. De heer De Sturler. Er wordt hier ook gesproken over den vloer in de school, en nu wenschte ik te vragen, of bij het leggen van nieuwe vloeren geen roosters waardoor lucht kan binnentreden kunnen aangebracht worden, om het rotten van het houtwerk tegen te gaan? De Voorzitter. Voor zooveel mogeljjk zal dat geschieden; wij zullen er op letten. De beraadslaging wordt gesloten. Het amendement van den heer Cock in stemming gebracht, wordt aangenomen met 19 legen 6 stemmen, die van de heeren Le Poole, Bool, Knappert, Van Buttingha Wichers, Alma en de Voorzitter. De Voorzitter. Thans komt in stemming het amendement van den heer Hasselbach. De heer Juta. M. d. V.! Ik zou wel eerst een nadere toelichting van dit amendement willen hooren. Uwe toelichting was in lijn rechten strijd met die van den heer Hasselbach, en nu 's 't moeilijk voor ons, leden, om over deze quaeslie een oordeel uit te spreken. De Voorzitter. Ik moet den heer Jula doen opmerken dat de beraadslaging gesloten en het amendement in stemming gebracht is. De heer Hasselbach heeft, nadat ik mijne bezwaren tegen zijn amen dement had ontwikkeld, het woord niet meer gevraagd. Wanneer de beraadslaging eenmaal gesloten is en de stemming een aanvang neemt, dan is het te laat om nog bezwaren in te brengen. De heer De Goeje. Maar wanneer nu de Raad gaarne den heer Hasselbach nog wil hooren. De Voorzitter. Wanneer de heer Juta gevraagd had om de be raadslaging over het amendement van den heer Hasselbach te her openen, zou ik natuurlijk aan den Raad de beslissing daarover hebben overgelaten. Maar wanneer eenmaal de beraadslaging gesloten en de stemming aangevangen is, dan moet er niet meer toegelicht worden. Orde moet er bij eene beraadslaging zijn; maar ik heb nooit geweigerd om wanneer zulks verlangd werd, een voorstel te doen tot heropening van de discussie. De heer Juta. M. d. V.! Dan verzoek ik thans de beraadslaging over het amendement van den heer Hasselbach te heropenen. Dienovereenkomstig wordt besloten. De heer Hasselbach. M. d. V.! U hebt hel doen voorkomen alsof de inuur doortrokken is van vocht en dat om dit te keeren en weg le nemen 300 is uitgetrokken. Nu moet ik U mcdcdcclen dat ik de school bezocht heb op eenen zeer regenachtigen dag en dal noch de muren noch de vloeren eenig spoor van vocht vertoonden waar door bederf zou kunnen ontstaan. Alleen wist de hoofdonderwijzer mij te vertellen, dat de gang veel mooier zou worden, wanneer de gesausde muren werden vervangen door een muur van tegeltjes. Dat ben ik natuurlijk volmaakt met hem eens. Maar ik heb bezwaar om voor die zaak, die nog wel een vijf jaar kan wachten, ƒ300 uit te geven, en ik kan het stellig tegenspreken dat de muren door trokken zijn van vocht; dat heb ik als deskundige niet kunnen zien. De Voorzitter. Ik zou het beter gevonden hebben wanneer u die opmerking gemaakt bad in de Commissie van Fabricage, toen de bc grooting werd opgemaakt. Het volgnommer met al zijn onder deden is toen besproken, en ik herinner mij niet dat er eenig bezwaar tegen werd geopperd. Had de heer Hasselbach ons toen zijne zaak kennis ten beste gegeven, dan hadden wij de gelegenheid gehad tot onderzoek. Nu stel ik evenwel tegenover zijn deskundig oordeel, het eveneens deskundig oordeel van den Gemeente-architect, die meent dat het kwaad verder zal doorgaan, wanneer niet tot verbetering wordt overgegaan. Ue heer Hasselbach. M. d. V.Ik had de nu door mij gemaakte opmerking zeer zeker in de Commissie van Fabricage te berde ge bracht, wanneer er gelegenheid had bestaan om de muren enz. vóóruit te kunnen zien. Toen de concept-begrooting bij de Commissie bc- 1 handeld werd had ik evenwel geene gelegenheid orn alle gebouwen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1889 | | pagina 7