65
was. Maar wanneer slechts wordt gevraagd en voorgesteld het geven
van ecne billijke vergoeding voor bewezen diensten, dan bebben wij
met de financieele regeling dier instelling niets te makenhet bestuur
kan de tractementen en andere uitgaven regelen zooals het goedvindt,
zonder dat wij het recht hebben ons daarin te mengen.
Op het oogenblik kan alleen gevraagd wordengeven wij eene
billijke belooning voor de diensten die ons worden bewezen. Die
vraag is te beantwoorden en niet of de gemeentelijke financiën bet
toelaten om een subsidie te geven; die vraag is door overneming van
het voorstel van den heer De Goeje vervallen en komt dus nu niet
meer te pas.
De heer Van Hoeken. M. d. V.! Ik heb mij alleen tot de hoofd
zaak bepaalt. Ik heb de woorden van den heer Was aangehaald, om
daarmee te kennen tegeven de gedachte, die mij in de vorige Ver
gadering bezielde. Dat die woorden door u of door de Commissie
toegelicht zijn, dat de heer Was ze, als niet meer noodig en nuttig
intrekt, is best mogelijk. Maar voor mij is dat 't geval niet.
Verder ben ik door D niet overtuigd, want het is mij tamelijk het
zelfde. Ik heb mij niet te verdiepen in hoeveel voor ieder onder
wijzer betaald moest worden; dat is mijn vak niet.
Duizend gulden is voor mij duizend gulden, en bij den tegenwoor-
digen staat van financiën zijn wij, geloof ik, niet gerechtigd die te
geven, vooral omdat er particulieren zijn, die de som wel bijeen
zullen brengen.
Wij moeten niet altijd op de gemeente of den Staat trachten te
steunen, maar meer aan particulieren overlaten en eerst dan zal
blijken of de inrichting waarvoor hulp wordt gevraagd de inwendige
kracht bezit om te blijven bestaan.
De heer Fockema Andreae. M. d. V.! Ik vraag slechts het woord om
mij te disculpeeren, dat ik in het rapport niet gelezen heb wat
daarin volgens D geschreven staat. Het is mogelijk, dat die woorden
er voor u in staan, maar ik kan ze er niet in vinden. Ik zie alleen
het volgende: Nemen wij in aanmerking dat eiken dag onderwijs
gegeven wordt van des voormiddags half negen tot 12, des namid
dags van half twee tot 4 en des avonds van 6 tot 8 urendat des
voor- en des namiddags het personeel gedeeltelijk en des avonds ge
heel aanwezig is; dat dit personeel in vier klassen verdeeld is en dat
elke klasse enz. Wat is dat personeel Men kan bedoelen het perso
neel, dat op de Kweekschool onderwijs geeft; dit kan des voor- en
namiddags inderdaad niet compleet zijn, want daartoe behooren twee
hoofden van bewaarscholen. Men kan ook het oog hebben op het
personeel, dat onderwijs geniet, internen en externen. En men kan
eindelijk bedoelen het onderwijzend personeel van onze bewaarscholen.
U zegt nu, dat het laatste is bedoeld; ik neem dit gaarne aan, maar
had het er niet in gelezen.
Ik had gedacht, dat men in het rapport niet had bedoeld dat te
doen uitkomen, want als men zegt: er worden zóóveel uren onder
wijs gegeven, dat kost zóóveeldus moet de helft van de leer
lingen de helft van het bedrag der kosten betalen, dan gaat men uit
van de onderstelling dat aan de helft der leerlingen die de helft
moeten bijdragen, ook gedurende 25 uren per week onderwijs wordt
gegeven. Anders heeft dat argument voorkomende in de eerste
kolom, met de conclusie van de tweede kolom niets te maken. Het
kwam' mij voor dat dit niet duidelijk in het licht was gesteld. U
zet, M. d. V.l men heeft niet te maken met de vraag hoeveel uren
onze onderwijzeressen onderwijs genieten. Ik ben dit volstrekt niet
met U eens. Wanneer w(j willen spreken over de vraag hoeveel
schoolgeld wij in billijkheid moeten betalen, dan komt, mijns inziens,
toch zeer zeker de vraag te pas hoeveel wij genieten. En dit kunnen
w(j alleen weten wanneer ons gezegd wordt hoeveel personen onder
wijs ontvangen en in hoeveel uren. En dit gegeven ontbreekt mij juist.
Nu vraag ik: wanneer dit gegeven inderdaad zou leiden tot de con
clusie die men wenscht, waarom verstrekt men het dan uiet? Men
tast nu in het duister.
Het doet mij leed te moeten zeggen dat ik ook door hetgeen de
heer Was in het midden heeft gebracht, niet overtuigd ben. De
Raad heeft indertijd gezegd: wij geven voor elk van onze bewaar
scholen, onverschillg hoeveel onderwijzeressen of kweekehngen van
elke school onderwijs op de kweekschool ontvangen, 300. Nu is
de toestand veranderd, de Kweekschool heeft eene belangrijke uit
breiding ondergaan. Maar is thans het onderwijs dat onze kwecke-
lin^en genieten ons zooveel meer waard geworden, is het zooveel
kostbaarder geworden Dit is uit hetgeen de heer Was heeft gezegd,
niet gebleken. Wil men inderdaad op grond dat het schoolgeld te
laag 'is, dit verhoogen, dan moet men het niet doen zonder dat er
beboorljjke gegevens zijn verstrekt, die ons tot de conclusie leiden,
dat er inderdaad zooveel en zooveel schoolgeld per leerling moet
worden betaald. Daarvoor behoeft men niet te weten wat de ge-
heele school kost, maar hoeveel uren in de week onze kweekelingen
onderwijs genieten. Mij komen de verstrekte gegevens nog altijd
onvoldoende voor.
De heer Van Reenen. M. d. V.! Ik wensch nog even terug te
komen op die 50000; het Bestuur heeft toch gezegd dat het Rijks
subsidie voornamelijk heeft gediend tot delging dier som.
Ten tweede is de zaak door de wijziging in het voorstel van llurg.
en Weth. gebracht, in mijn oog niet veranderd. Het kind heeft
alleen een anderen naam gekregen. Het blijft een verkapt subsidie
onder den naam van schoolgeld.
De Voorzitter. Eene enkele opmerking nog naar aanleiding van
het gesprokene door den heer Fockema Andreae. De heer Was heeft
zeer duidelijk doen uitkomen dat het onderwijs op de Kweek
school sedert de toekenning van de eerste bijdrage belangrijk is uit
gebreid. De redeneering van den heer Fockema Andreae zou alleen
opgaan, wanneer wij voorstelden de helft of eigenlijk ruim twee
derden der kosten van hel onderwijs voor onze rekening te nemen,
of te betalen naar rato van het getal onderwijzeressen en kweeke
lingen die er in het geheel onderwijs ontvangen. Vooreerst is dit
niet het geval, maar ten anderen zou die berekening elk praktisch
nut missen omdat dan de bijdrage zou zijn gebazeerd op eene bere
kening die bij elke toe- of afname van het getal leerlingen zou
worden gewijzigd.
Wat betreft helgecn door den heer Van Hoeken is gezegd, moet
ik hem nogmaals berinneren, dat er nu geen quaestie van het geven
van een subsidie meer is, maar van bet betalen van wat wij schuldig
zijn. Duizend gulden zullen wel voor iedereen duizend gulden zjjn,
maar ik zie niet in dat dat kan leiden tot de conclusie om minder
te betalen dan men schuldig is.
De heer Van Reenen zegt, dat die 5000 gedurende eenige jaren
genoten zijn en dat dus de schuld van 50000 wel zal zijn af betaald.
Die bewering is geheel onjuist. Zelfs wanneer de 5000 gegeven
waren, met het uitsluitend doel om de schuld te delgen, dan zou dit nog
niet hebben kunnen geschieden; maar zooals ik straks reeds zeide,
het Rijkssubsidie strekte slechts gedeeltelijk voor rente en aflossing, en
voor een ander deel om in de gewone behoeften der inrichting te
voorzien. Als de lieer Van Reenen zich de moeite wil geven zich
naar de rekening en begroeting der Kweekschool te informecren dan
zal hij zien dat die schuld nog verre van afgelost is, en dat de in
trekking van het subsidie van het Rijk de Kweekschool in groole
ongelegenheid heeft gebracht.
De heeren Van Hoeken en Van Reenen hebben gesproken over den
steun, die de Kweekschool van particulieren te wachten heeft, en de
heer Van Hoeken, die op dit punt bizonder optimistisch gestemd is,
is zelfs van oordeel, dat de hulp van particulieren voldoende zal zijn
om de Kweekschool uit hare ongelegenheid te redden. Ik hoop het
van ganscher harte, maar hij zal 't toch wel met mij eens zijn, dat
de kans op particuliere hulp zeer wordt verminderd, wanneer de
particulieren kunnen zeggen: laat de gemeente beginnen met te betalen
wat z(j schuldig is; dan zullen wij zien wat wij doen!
Ik druk er op, dat er geen quaegtie van subsidie meer is, maar
van betaling wat wij in billijkheid schuldig zijn. En nu mag de heer
Van Hoeken beweren, dat de gemeente-financiën de inwilliging van
het verzoek niet gedoogen hoe men ook over den financieelen
toestand van onze gemeente moge denken Leiden is tot nog toe
altijd in staat geweest te betalen wat het schuldig was en zal dat
hoop en verwacht ik wel altijd blijven.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel van Burg. en Weth. in stemming gebracht, wordt
aangenomen met 16 tegen 4 stemmen.
Tegen stemden de heeren: Van Reenen, Fockema Andreae, Driessen
en Van Hoeken.
III. Verzoek van J. H. Fraikin, om eene stoep te leggen vóór het
perceel Stationsweg n°. 3.
(Zie Ing. St. n'. 199).
IV. Idem van J. H. Van den Broek, om terugbetaling van schoolgeld,
lager onderwijs.
(Zie Ing. St. n». 200).
Op deze verzoeken wordt achtereenvolgens zonder beraadslaging
of hoofdelijke stemming gunstig beschikt.
Niemand verder het woord verlangende, wordt de Vergadering
gesloten.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van GEBROEDERS MURÉ.