57 ZiUing van Dinsilag 36 September iSS9 geopend 's namiddags te twee uren. Voorzitter: de Heer L. M. DE LAAT DE KANTER. Te behandelen onderwerpen 1®. Benoeming van een tweede onderwijzeres aan de openbare Meis jesschool le klasse. (186) 2°. Idem van een derden onderwijzer aan de openbare school 3e klasse n°. 3. (184) 3°. Verzoek van P. H. Smittenaar, tot .overwulving van een ge deelte der Zoeterwoudsche Singelsloot. (189) 4°. Idem van den pachter van het buffet in de Gehoorzaal, om terug betaling van pacht over de maanden Augustus en September. (188) 5®. Voorstel tot het verleenen van subsidie aan de Verceniging tot opleiding van bewaarschoolhouderessen. (139 en 193) 6®. Idem tot het doen van herstellingen aan den Lagen Rijndijk onder Leiderdorp en aan het schoolgebouw in de Brandewijn- steeg. (190) 7°. Idem tot tijdelijke uitbreiding van het bedrijfkapitaal van de Stedelijke Gasfabriek en tot aankoop van terrein achter die fabriek. (153 en 180) 8®. Rekening over 1888 van het R. K. Wees-en Oudeliedenhuis. (181) 9°. Idem als voren van het R. K. Armbestuur. (181) 10°. Idem als voren van het Ned. Israëlietisch Armbestuur. (182) 11®. Idem als voren van het Heilige Geest- of Arme Wees- en Kinderhuis. (191) 12°. Suppletoire staat van begrooting, dienst 1889, van het Geref. Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis. (192) Aanwezig waren 24 leden, als de heeren: Zaalberg, Van Reenen, Fockema Andreae, Le Poole, Schneither, Zaaijer, Du Rieu, Zillesen, Knappert, Van Butlingha Wichers, Was. Kaiser, De Goeje, Hasselbach, Koetser, Tieleman, Van Hoeken, De Sturler, Verster van Wulverhorst, Alma, Driessen, Juta, Van Hamel en de Voorzitter. Afwezig waren met kennisgeving de heerëti: Bool, Gock en Nijkamp. Wegens afwezigheid van den Secretaris wordt het secretariaat waar genomen door den Wethouder Mr. Van Buttingha Wichers. De Notulen van het verhandelde in de vorige Vergadering van 3 September worden gelezen en goedgekeurd. De heer Van Hamel komt ter vergadering. De Voorzitter deelt mede, dat sinds de vorige Vergadering nog zijn ingekomen 1®. Dispositie van de Ged. Staten van Zuid-Holland dd. 17/21 Sep tember jl. B N®. 2491 (3e afd.) G. S„ N®. 75, ten geleide van het goedgekeurd raadsbesluit van 22 Augustus jl. lot aanvaarding van het aan de gemeente vermaakt legaat door wijlen den heer E. W. Wichers. 2°. Missive van E. J. Veldhuysen, houdende mededeeiing van het overlijden van zijne moeder de wed. Veldhuysen, geb. Van Wijk, eervol ontslagen Stadsvroedvrouw. Worden voor kennisgeving aangenomen. 3®. Missive van den heer H. J. Bool, aanbiedende een vervolg op de Statistiek van Leiden voor het jaar 1889. Wordt opgenomen onder de Ingekomen Stukken. De Voorzitter legt vervolgens over: 4°. Begrooting voor den dienst van 1890 van de Sted. Bank van Leening. Wordt gesteld in handen van de Commissie van Financiën. 2°. Verzoek van Henri Van de Velde, om vergunning tot het leggen van een trottoir vóór het perceel Stationsweg n®. 9. 3®. Idem van A. H. Römer, tot het leggen van een vaste brug voor zjjn huis aan den Zoeterwoudschen Singel. 4®. Idem van mevr. Van Hasselt, geb. Gelpke, om restitutie van be taald schoolgeld voor twee kinderen, leerlingen der Jongensschool le klasse. Worden gesteld in handen van Burg. en Weth. Nog wordt medegedeeld: dat aan den eervol ontslagen agent van politie der 3e klasse, Jo hannes Kuiper, krachtens art. 2 punt III der Verordening betreffende het verleenen van pensioenen en wachtgeld aan gemeente-ambtenaren en bedienden, een pensioen is toegekend van f 410 'sjaars, berekend naar eene jaarwedde van f615 en zulks met ingang van 1 October 1889. Ten slotte wordt voorlezing gedaan van de volgende missive: Leiden, 26 September 1889. Gebruik makende van de bevoegdheid welke het Ie lid van artikel 18 der Gemeentewet den leden van den Gemeenteraad geeft, heb ik de eer den Raad mede te deelen, dat ik mijn ontslag als lid van den Raad neem. De Kanter. De Voorzitter, 't Z(j mij vergund het voorgelezene met een enkel woord toe te lichten. De vraag of het wenschelijk is dat de Burgemeester, althans van een groote gemeente als Leiden, tevens lid van den gemeenteraad zij, wordt in verschillenden zin beantwoord. Zij die deze vraag ontken nend beantwoorden, voeren daarvoor aan dat het standpunt van den Burgemeester vrijer en onafhankelijker is, wanneer hij zich bepaalt tot het uitbrengen van de adviseerende stem, die hem volgens de gemeentewet toekomt, en de beslissing over de ontwerpen, die aan den Raad worden voorgedragen, ook aan den Raad alleen overlaat. Ofschoon ik dit niet in alle opzichten juist acht, geloof ik toch dat daar veel voor te zeggen valt, en wanneer ik tijdens mijne benoeming tot Burgemeester geen lid van den Raad ware geweest, dan geloof ik niet, dat ik eene candidaluur voor het lidmaatschap van den Raad zou hebben aangenomen. Aan den anderen kant is er echter ook wel iets vóór te zeggen. De benoeming tot Burgemeester hangt geheel van de Regeering af, en de burgerij heeft daarin geen stem. En nu is het, dunkt mij, zeer goed te verdedigen, dat aan de burgerij, door de verkiezingen, gelegenheid worde gegeven, haar oordeel te doen kennen over de wijze waarop de gemeente wordt bestuurd. Die gelegenheid kan haar alleen worden gegeven, indien de Burgemeester tevens lid van den Raad is. Als Burgemeester dezer gemeente heb ik niet geschroomd mij aan een dergelijk peblisciet te onderwerpen. De reden waarom ik dat niet meer wensch le doen, vindt haar oorzaak in de laatst gehouden verkiezing en herstemming voor den gemeenteraad. Wanneer een Bur gemeester zich verkiesbaar stelt, dan kan dit alleen geschieden, wan neer de vraag welke moet worden beantwoord, zuiver is gesteld. Men heeft echter in de laatste verkiezingen elementen gemengd, die, naar mijne opvatting, daarin niet thuis behooren, en 't komt mij voor, dat de waardigheid van het ambt, dat ik de eer heb te beklee- den, niet toelaat dat een Burgemeester zich aan een zoo onzuivere stemming blootstelt. De Burgemeester moet nooit de kandidaat eener partij zijn; hij moet boven, althans buiten de partijen staan en de partijen moeten tooncn dat ook zij dat inzien. Toont de burgerij, immers de meerderheid der kiezers, door hem hunne stem te onthou den, geen vertrouwen meer in zijn beleid te stellen, dan kan dat voor hem een vingerwijzing zijn, dat hij verstandig doet met zijn taak neer te leggen en aan een ander over te laten, of wel het kan een wenk zijn voor de [Rcgeering om ernstig te overwegen of het wenscheljjk is hem nog langer aan het hoofd der gemeente te laten. Ik heb U verzocht mijn besluit te mogen toelichten, omdat ik niet verkeerd wilde begrepen worden. Vóór dat ik Burgemeester werd, heb ik een werkzaam deel aan de verkiezingen genomen, maar na dien tijd niet meer. Ik wil dus ook nu over de laatst gehouden ver kiezingen niet in goed- of afkeurenden zin spreken, en ook niet in een appreciatie treden van de redenen, waaraan het verlies van een verdienstelijk lid als de heer Van der Hoeven is toe te schrijven, of schoon ik er gaarne voor uit kom dat het mij zeer veel leed doet dat wij hem voortaan in onze vergaderingen zullen missen. Maar ik wilde alleen doen uitkomen, dat een Burgemeester zich dan slechts aan een verkiezing mag blootstellen, wanneer de stemming zuiver geschiedt over zijn beleid, en wanneer daarin geene elementen gemengd worden, die daar niets mee te maken hebben. Ik hoop, dat ik duidelijk gesproken heb; ik oordeel of veroordeel niet, maar ik meen, ik herhaal het, dat de waardigheid van het ambt, dat ik de eer heb te bekleeden, niet gedoogt dat ik mij in het ver volg aan een zoo onzuivere stemming onderwerpe. Ik stel thans voor dit stuk voor kennisgeving aan te nemen. Dienovereenkomstig wordt besloten. Aan de orde is thans: 1». Benoeming van een tweede onderwijzeres aan de openbare meis jesschool le klasse. (Zie Ing. St. n°. 186). De Voorzitter. Mag ik de heeren Knappert, Tieleman en Van Hamel verzoeken met mij het stembureau te willen uitmaken? Benoemd wordt: Mej. Verpoorten met 13 stemmen, terwijl op Mej. Fischer H stemmen waren uitgebracht. 2°. Idem van een derden onderwijzer aan de openbare school 3e klasse n®. 3. (Zie Ing. St. n®. 184). Wordt benoemd met algemeene stemmen de heer D. C. Schuyt. De Voorzitter. Ik dank de heeren stemopnemers voor hunne welwillende medewerking. 3°. Verzoek van P. H. Smittenaar, tot overvulving van een gedeelte der Zoeterwoudsche singelsloot. (Zie Ing. St. n®. 189). 4®. Idem van den pachter van het buffet in de Gehoorzaal, om terug betaling van pacht over de maanden Augustus en September. (Zie Ing. St. n®. 188). Op deze verzoeken wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stem ming gunstig beschikt. 5°. Voorstel tot het verleenen van subsidie aan de Vcreeniging tot opleiding van Bewaarschoolhouderessen. (Zie Ing. St. n°. 139 en 193). De beraadslaging wordt geopend. De heer Was. M. d. V.! Aan het voorstel, zooals het daar ligt. kan ik onmogelijk mijne slem geven. Hoeveel sympathie ik ook gevoel voor de Kweekschool voor Bewaarschoolhouderessen, ik acht het: beginsel onjuist en onverdedigbaar, dat deze gemeente zich telkens gaat belasten met subsidiën aan instellingen, die bovenal van alge meen belang zijn, wanneer het Rijk zich te recht of ten onrechte aan het verleenen van subsidie onttrekt. Ik meen dat het volstrekt niet ligt op den weg der gemeente om voor het geheel of een deel de taak van het Rijk op zich te nemen. Nu weet ik wel dat dergelijke subsidiën in het eerst altijd als tijdelijk worden voorgesteld, maar wij weten ook allen bij ervaring, wat dit tijdelijke beteekent; wij kunnen wel met volkomen zekerheid, voorspellen, dat na korier of langer tijd het subsidie zal worden verhoogd en in eene vaste bijdrage her schapen; wanneer eenmaal de post op de begrooting staat, komt zij er ook niet meer af.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1889 | | pagina 1