71
INGEKOMEN STUKKEN.
N0. 190. Leiden, 12 September 1889.
Onder overlegging van nevensgaande rapporten der Commissie van
Fabricage geven wij llwe Vergadering in overweging ons College te
machtigen tol hel doen uitvoeren van de daarbij voorgestelde herstel
lingen aan den Lagen Rijndijk onder Leiderdorp en aan het dak van het
schoolgebouw aan de Brandewijnsteeg, waarvan de kosten respec
tievelijk zijn geraamd op 330 en 275.
Te zijner tijd zal zoo noodig een voorstel tot verhooging vau de
betrekkelijke artikelen der begrooting voor dit jaar worden ingediend.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 10 September 1889.
l)e Commissie van Fabricage heeft de eer kennis te geven dat de
toestand van den Lagen Rijndijk onder Leiderdorp door het dagelijks
berijden van den Omnibus, welke in het voorjaar in dienst kwam,
gevaarlijk wordt, daar de lonrondte geheel is verloren gegaan en in
plaats daarvan een sterke helling naar de Rijnkade is ontstaan. Tot
herstelling is veel grond en arbeid noodzakelijk geworden en zelfs
een betere begrinting, waardoor de post voor Wegen en \oelpadcn
voor het loopende jaar vermoedelijk met een bedrag van 330 zal
worden overschreden.
De Commissie acht zich dus verplicht, die verhooging te verzoeken.
Aan UIL Burg. en Weth. De Commissie van Fabricage.
der gemeente Leiden.
Leiden, 11 September 1889.
In de openbare school van de 4e klasse (Brandewijnsteeg) komen
herhaaldelijk lekkages voor boven de spreekkamer en de privaten.
Het dak heeft een flauwe helling en is niet geschikt om door pannen
te worden gedekt, zoodat eene vervanging door zink het eenig af
doende hulpmiddel zal zijn, waarvan de kosten worden geraamd op
273, die niet uit de toegestane som kan worden geworden.
De Commissie is dus verplicht tot die som verhooging te^ vragen
óf op de begrooting van het loopende jaar óf op de begrooting van
1889 in welk laatst geval men trachten zal nog zoolang de ergste
lekkages te voorkomen.
Aan 11H. Burg. en Weth. De Commissie van Fabricage,
der gemeente Leiden.
N°. 191. Leiden, den 17 September 1889.
De Commissie van Financiën geene bedenkingen hebbende^ op de
in hare handen ten fine van onderzoek gestelde rekening van inkom
sten en uitgaven van het Heilige Geest of Arme Wees-en Kinderhuis,
over het jaar 1888, heeft de eer Uwe Vergadering in overweging te
geven die goed te keuren, in ontvangst ad 31563.765, in uitgaaf ad
ƒ31492.10', zoodat het dienstjaar oplevert een batig saldo van 71.68,
het welk in de eerstvolgende rekening zal moeten worden verantwoord.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N°. 192. Leiden, den 18 September 1889.
De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te deelen, dat
zij geen bedenkingen heeft op den in hare handen gestelden supple-
toiren staat van begrooting, dienst 1889, van hel Gereformeerde Minne-
of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis, strekkende tot belegging
van het batig saldo van de rekening over 1888 ad 1403.62 in in
schrijving op het grootboek. Zij neemt derhalve de vrijheid U voor
te stellen dezen staat goed te keuren.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N'. 193.
De Commissie van Financiën heeft omtrent het in hare handen
gesteld voorstel van Burg. en Weth. om aan de vereeniging tot op
leiding van bewaarschoolhouderessen alhier tot wederopzeggens een
subsidie van 1000 per jaar toe te kennen, aanvangende met het
jaar 1890, de eer te berichten, dat hare meerderheid, op grond zoo
wel van het algemeen nut dat deze vereeniging sticht, als van het
groote belang, dat hare instandhouding in het bizonder voor onze
gemeente heeft, met warmte tot de aanneming van dit voorstel ad-
viseert.
Zij acht zich echter verplicht melding te make'n van het afwijkend
gevoel van een harer leden, volgens 't welk, met het oog op den
stand der gemeente-financiën, het toekennen van subsidiën van dezen
en soortgelijken aard niet zonder bedenking is en in elk geval binnen
de meest enge grenzen moet worden beperkt.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N°. 194. Leiden, September 1889.
Naar aanleiding van het door uw college per brief van 9 September
in onze handen gesteld advies der Commissie van Financien, (I. S. n
180) hebben wij de eer de gronden, welke ons tot het voorstel van
20 Juli 1889 (I. S. n'. 153) geleid hebben, thans uitgebreider uiteen
tg netten.
Deze uiteenzetting lieten wij bij de indiening van ons voorstel
achterwege, omdat wij meenden veilig te mogen aannemen dat ieder
die met aandacht de berichten uit de kolenwereld, tijdens en na de
werkstakingen, gevolgd had, de overtuiging zou gekregen hebben dat
ccnc Gasfabriek zich in de eerste plaats zou hebben te verzekeren
tegen alles wat hare geregelde werking, bij mogelijk gebrek
aan grondstoffen, in gevaar zou kunnen brengen. Nu dat niet het
geval is, willen wij in korte trekken deze behoefte aanvullen.
De inschrijving voor de levering van 1450 waggons kolen had plaats
op 18 Maart 1889, en had het verrassend resultaat, dat slechts éen
der meermalen met ons conlraclcercnde firma s geheel volgens de ge
stelde voorwaarden bij die inschrijving, mededong en het volle quan
tum wilde leveren. Een onderzoek naar de oorzaak van die afwijking
leerde, dat geen andere inschrijvers, bij de toen reeds zich ontwik
kelende verbetering van de Industrie in Duilschland, bereid was de
verdeeling der maandelijks te leveren hoeveelheden te aanvaarden
op risico van door de strenge hoetc-bepalingen getroffen te worden.
Men vreesde algemeen nu ook de zomer-productie reeds grootcre pro-
portiën ging aannemen, dat de winter-productie meer dan gewone
inspanning zou eischen, zoodat levering van buitengewone hoeveel
heden, voor de mijnen, des winters onmogelijk zou blijken. Daaren
boven hadden wij, zooals U uit onze jaarverslagen is gebleken, reeds
meermalen bij de winterlcvering te kampen met de levering van
kolen van minder goede kwaliteit, ten gevolge van het gebrek aan
tijd tot goede sorteering der gedolven kolen. Met den contractant
werd in Maart reeds overeengekomen, de hoeveelheden voor winteer-
levering zoo min mogelijk te vergrooten, door des zomers zooveel in
te slaan, als de bergruimte toelaat.
Hierop volgde in April en Mei de werkstaking. De reeds tenge
volge der meerdere behoefte door de herleving der industrie, aange
sproken magazijnsvoorraden werden nu totaal uitgeput, en de werk
staking veroorzaakte van eene normale maandsdelving minder, dus
over 1888 berekend, 6 pCt. van de jaardelving.
Deze zes procent zijn in geen geval geproduceerd maar wel
degelijk verbruikt, zoodat het hoofdverbruik, d. i. van alle staats
inrichtingen, spoorwegen, marine, door nalevering moest worden
aangevuld, terwijl deze verbruikers daarenboven voor de rest hunner
verdragen eene tot 30 pCt. bedragende nalevering eischten.
Hierdoor is de kolenhoeveelheid, welke over 1889/90 tot dekking
der behoefte van de bijzondere Industrie en het huiselijk verbruik
beschikbaar is, meer dan 10 pCt. kleiner geworden dan in 1888/89.
Daarenboven stijgt in gewone omstandigheden de behoefte aan kolen
jaarljjk 8 pCt. waaruit consekwent volgt dat 18 pCt. van de alge-
meenc vraag, waaraan het vorig jaar uit Wcstfalen is voldaan, in dit
jaar hetzij in het geheel niet «gedekt" kan worden, of van buiten
moet worden aangevoerd. Nu bleek echter reeds in Juli en Augus
tus, dat de Industrie zich dit jaar in üuitschland en Engeland, pro-
portionneel veel sterker ontwikkelde, waardoor dus alweder de vraag
steeg en daarenboven is het onmogelijk, door de verkorting van de
werktijden, de productie voor de rest van het jaar op dezelfde hoogte
te houden als in vorige jaren. Het gebrek wordt dus hoe langer hoe
grooler. Gelukkig werd in deze tekorten in de maand Augustus
cenigszins te gemoel gekomen doordien toen de delving met buiten
gewone kraebtsinpanning kon gedreven worden. Ten eerste waren
toen nagenoeg alle mijnen, die tengevolge van de staking beschadigd
waren, weer op dreef en ten tweede was de prikkel tol delving bij
de mijnwerkers buitengewoon groot, dewijl zij zich zooveel mogelijk
inspanden om de geleden verliezen en ellende door de stakingen ver
oorzaakt, door meer krachtsinspanning te herstellen.
Dienaangaande zijn de cijfers zeer sprekend; van 1631 Augustus,
in 14 werkdagen en 2 Zondagen werden in het beneden-rijnsche
Westfaalsche Industriegewest aan steenkolen en cokes afgerold 139,625
waggons van 10 ton; gemiddeld per dag bedraagt dit 9986 waggons,
dit is 714 waggons per dag meer dan in dezelfde periode van 1888;
toen waren er 14 werkdagen en 2 Zondagen. Ongelukkig is dit cijfer
reeds in September weder gedaald, daar nu de geregelde verzending
per dag slechts 9500 waggons van 10 ton heeft bedragen. Dit wordt
verklaard doordat de vrijwillige aanbieding van overwerk zachtkens
aan geheel verflauwt, waarschijnlijk, omdat nu de gewone verhoogde
dagloonen, gemiddeld voldoende in de behoefte der arbeiders voorzien
en dus het werken met alle kracht zich gaat beperken tot den ge-
contracteerden arbeid van acht uren.
Hoe dit zjj, het is een feit geworden, dat algemeen de grootste
kolenfirma's aan hunne krachtige afnemers reeds einde Juli den raad
gaven geene contracten op tijdlevering aan te gaan en te rekenen
op 30 pCt. minder levering dan vorige jaren.
Inderdaad geeft eene studie der tegenwoordige kolenproductie in
Westfalen de volle overtuiging dat de verhoudingen van dien aard
zijn, dat de eenvoudige afnemer daartegen geheel machteloos staat.
Ja, men kan zich op contractsbepalingen beroepen, men kan beproe
ven den contractant met boete en dwangmaatregelen te dwingen
doch het resultaat kan hoogstens zijn dat alle relatien gestaakt wor
den, processen worden ingeleid en afgesponnen, doch het daardoor
beschreven papier komt te laat vrij, om daarmede in den wintertijd
de plaats der ontbrekende kolen te vervangen, hetzij werkstakingen
al of niet herhaald worden.
Toch zijn wij overtuigd, daarvan ontvingen wij reeds in Juli de
sprekendste bewijzen, dat onze contractant alles doet wat mogelijk is
om in onze behoeften te voorzien. Ongelukken voortvloeiende uit den
ontredderden toestand waarin de mijnbouw verkeerde door de sta
king van het bedrijf, als in de maand Juni de mijn Schlagel Eisen
overkwamen, hebben onze bezorgdheid vergroot. Zij kunnen zich
herhalen door de buitengewone eischen aan werktuigen en materieel
thans gesteld, geheel onafhankelijk van den wil der leveranciers. In
Juni kon de leverancier, met opoffering van kosten lang anderen weg
in ons gebrek voorzien. Wat echter in de zomermaanden met gelde
lijke opoffering nog goed te maken is, is in den winter onmogelijk;
daar dan op aanvoer van Engelsche kolen per schip weinig te reke
nen valt, terwijl de aankoop van Duitsche kolen bij andere mijnen
in die dagen vrij zeker onmogelijk zal blijken, afgezien nog van de
vraag, welke soort kolen men dan zou moeten ontvangen.
In dezen gespannen toestaud is het dus van het hoogste belang