GEHIEEMTËHAAI) VAN LIIDGN.
43
INGEKOMEN STUKKEN.
N°. 103. Leiden, 13 Juni 1889.
Na overleg met den Voorzitter der Commissie van Fabricage geven
wij Uwe Vergadering in overweging aan A. Van Borselen vergunning
te verkenen om een hardstcenen stoep te leggen op openbaren ge
meentegrond vóór zijn huis op de Hooigracht u". 66, mits op den
hoek der Heerensteeg met een rond uiteinde afgesloten en overigens
volgens de aan te wijzen rooiing.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan 11H. Burg. en Weth. der gemeente Leiden.
De ondergeteekende verzoekt UEd. Achtb. vóór zijn huis Hooigracht
n°. 66, een sloep te mogen leggen, volgens gelijke breedte als die
van het aangrenzend perceel n'. 68, met een omgaanden hoek, uit-
loopende in de Heerensteeg.
UEd. Aehlb. Dw. Dienaar,
Leiden, 29 Mei 1889. A. Van Borselen.
N®. 1Ö4. Leiden, 13 Juni 1889.
De Commissie van het Stedelijk Museum heeft den wensch te kennen
gegeven om het Stedelijk Museum te doen aansluiten aan de Telefoon,
ten einde tijdig te kunnen waarschuwen bij brandgevaar, indien politie-
hulp noodig mocht zijn of in andere mogelijke gevallen.
Eene aansluiting van het Museum komt ook ons wenschelijk voor,
zoodat wij, ten vervolge op onze voordracht van 16 Meijl. (Ing. St.
n°. 90) Uwe Vergadering in overweging geven ons te machtigen een
abonnement voor de telefoon voor het Stedelijk Museum te sluiten.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 105. Leiden, 13 Juni 1889.
Door de Commissie voor het Stedelijk Museum is ons medegedeeld
dat tengevolge van het overlijden van de vrouw van den concierge
van het Museum het noodig is dal de concierge in staat wordt ge
steld in de noodigc huishoudelijke hulp te voorzien. Zulks is te meer
noodig nu het aangekochte huis op den Ouden Singel mede voor het
Museum in gebruik is gesteld en alzoo de werkzaamheden van den
concierge belangrijk zijn uitgebreid.
Het komt ons voor dat voorloopig een bedrag van f 100 per jaar
daarvoor moet worden beschikbaar gesteld, terwijl wij het, met het
oog op de langdurige ziekte van de overledene, gedurende welken
tijd de concierge voor de noodige hulp heeft zorg gedragen, billijk achten
dat hem over dit jaar het volle bedrag van 100 worde uitgekeerd.
Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging te besluiten
dat aan den concierge van het Stedelijk Musenra wordt toegekend
eene tegemoetkoming ter voorziening in de kosten van de noodige
huishoudelijke hulp ten bedrage van f 100 per jaar, aan te vangen
met het loopend jaar.
Een staat van af- en overschrijving strekkende tot verhooging van
Volg. 88, Bezoldiging van den concierge in het Museum met 100,
te vinden door afschrijving van dat bedrag van den Post voor On
voorziene Uitgaven, wordt hierbij ter vaststelling aangeboden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 106. Leiden, 13 Juni 1889.
Het onderwijs in de vrouwelijke handwerken wordt thans gegeven
aan de scholen n®. 1 en 2 van de derde klasse door ééne eerste
onderwijzeres (jaarwedde t ,350) en twee tweede onderwijzeressen
(jaarwedde f 200) en aan de school n°. 3 van de derde klasse door
één eerste en één tweede onderwijzeres.
Bjj de oprichting van deze laatste school stond deze alleen en werd
voor haar een afzonderlijk personeel benoemd doch tot een minder
aantal. Thans nu de openbare school van de derde klasse n°. 4 is
geopend, zullen de onderwijzeressen van de school n°. 3 ook in de
school n°. 4 onderwijs geven, waardoor het nooodzakelijk wordt het
aantal met ééne onderwijzeres te vermeerderen.
Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging te besluiten
dat het onderwijzend personeel voor de vrouwelijke handwerken aan
de seholen van de derde klasse n°. 3 en 4 wordt vermeerderd met
ééne tweede onderwijzeres.
Tevens bieden wij U ter benoeming van eene tweede onderwijzeres
in de vrouwelijke handwerken eene voordracht aan, opgemaakt in
overleg met den Arrondissements-Schoolopziener, terwijl het bericht
van de hoofden der scholen 3e klasse n°. 3 en 4 in de Leeskamer is
nedergelegd.
1°. Mej. Hendrika Christina Karstens,
2°. Mej. Clasina Fortanier,
3°. Mej. Maria Dijkman.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N®. 107. Leiden, 13 Juni 1889.
Ten einde uitvoering te kunnen geven aan het voor onze gemeente
zoo belangrijk aanbod van den heer D. Hartcvelt tot oprichting van
eene Kunstzaal achter het Stedelijk Museum in de Lakenhal, hetwelk
door den Gemeenteraad met erkentelijkheid werd aanvaard, zijn onder
scheidene plannen opgemaakt, die in de Leeskamer ter inzage van de
leden zijn nedergelegd.
De Kunstzaal zelve is eene groote langwerpig vierkante ruimte
groot 9.5 X 20 meter, met bovenlicht, waarbij met de tegenwoordige
eischen van musea zooveel mogelijk is rekening gehouden.
Uit den aard der zaak is het wenschelijk dat de Kunstzaal direct
met het Museum worde verbonden, ten einde gelegenheid te geven
uit het Museum zonder de buitenlucht te passceren, de Kunstzaal te
kunnen bereiken, ten gevolge waarvan aan eerstgenoemde localiteit
eenige veranderingen zullen moeten worden aangebracht.
Van de opgemaakte plannen komt ons, na overleg met de Commissie
van het Stedelijk Museum en de Commissie van Fabricage, het plan
n°. 2 het meest gcwenscht voor. Daarbij wordt de trap naar de eerste ver
dieping voerende weggenomen en weder geplaatst ter zijde in de
vestibule, zoodanig dat zij in de groote zaal boven komt.
Het daardoor vrij gekomen trappenhuis wordt verlengd tot aan de
Kunstzaal zoo dat beide gebouwen nu door een ongeveer 4 meter
breeden corridor verbonden zijn; deze corridor is van bovenlicht voor
zien en biedt eene geschikte gelegenheid aan voor de plaatsing van
gobelins, kleine schilderijen, wapens enz. waardoor het publick nog
eerder den weg naar de nieuwe zaal zal inslaan. Ook naar het
oordeel van de Commissie van het Museum, zijn aan dit plan ver
schillende voordeelen verbonden; corridor en kunstzaal zijn niet zoo
hoog dat men bevreesd behoeft te zijn dat het licht in de lokalen
van beneden en bovenverdieping wordt onderschept; bovendien blijlt
er voldoende ruimte achter de Kunstzaal open voor localiteit voor het
verrichten van restauratiën. Een hooge deur is daarbij ontworpen
aan de zijde van de Breepoort, uitkomende in de Lange Scheistraat,
waardoor de grootst mogelijke stukken in de Kunstzaal kunnen worden
gebracht.
De kosten aan die veranderingen verbonden zijn geraamd op ongeveer
f 2300, die ten laste van de gemeente zullen moeten komen.
Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging ons te mach
tigen tot het doen aanbrengen van de voorgestelde veranderingen aan
het gebouw van het Stedelijk Museum en de noodige gelden beschik
baar te stellen door vaststelling van den hierbij overgelegden staat
van af- en overschrijving op de begrooting, dienst 1889, strekkende
tot verhooging van Volgn. 103, Onderhoud van huizen met f 2300,
te vinden door afschrijving van den post voor Onvoorziene Uitgaven.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. I1S8. Leiden, 13 Juni 1889.
Bij Raadsbesluit van 18 April jl. werd machtiging verleend tot toe
lating op de Hoogere Burgerschool voor Jongens van Helena Blanken
berg en Emma Koppeschaar, in verband met de opleiding van genoemde
meisjes voor het apothekersvak.
Thans is een diergelijk verzoek ingekomen van G. W. F. G. Callenfels
ten behoeve van zijne dochter Anna Elisabeth Cornelia Maria, tegen
de inwilling waarvan, blijkens de hierbij overgelegde stukken noch
bij den Directeur der Hoogere Burgerschool noch bij de Commissie
van Toezicht bezwaar bestaat.
Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging machtiging
te verleenen tot de toelating van de dochter van adressant tot de
Hoogere Burgerschool voor Jongens, terwijl wij in de tweede plaats
voorstellen nu eenmaal door Uwe Vergadering het beginsel is aange
nomen dat meisjes op de Jongensschool kunnen worden toegelaten,
aan ons College voor het vervolg machtiging te verleenen om op
diergelijke verzoeken, welke nader mochten inkomen, na verhoor van
de betrekkelijke autoriteiten, te beschikken.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Raad der gemeente Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen de ondergeteekende
G. W. F. G. Callenfels, ontvanger der directe belasting en accijnsen
voor het kantoor Leiden (buitengemeenten, te Leiden, Hooigracht 74.
Dat zijne dochter Anna Elizabeth Cornelia Maria, met het oog op
hare bestemming, sinds ongeveer twee jaren de lessen aan de Hoogere
Burgerschool met 5 jarigen cursus voor jongens te Amsterdam volgt;
Dat zijne verplaatsing naar alhier het wenschelijk maakt dat die
dochter gebruik kunne maken van de gelijksoortige inrichting van
onderwijs hier ter stede;
En hij daarom beleefd verzoekt dat daartoe, met het nieuw aan te
vangen leerjaar, vergunning worde verleend.
't Welk doende,
Leiden, 27 Mei 1889. G. W. F. G. Callenfels.
Leiden, 31 Mei 1889.
In antwoord op de in zijne handen gestelde missive van den heer
G. W. F. G. Callenfels heeft de Directeur de eer U kennis te geven,
dat er bij hem geen bezwaar bestaat tegen de toelating van de docher
van den requestrant.
Dezelfde gronden door den Directeur aangevoerd in zijne missive
dd. 18 Maart jl. n°. 605 gelden ook thans, zoodat hij de vrijheid
neemt daarheen te verwijzen.
Aan HH. Burg. en Weth. De Directeur der Hoogere Burgerschool,
van Leiden. D. De Loos.
Leiden, 12 Juni 1889.
Namens de Plaatselijke Commissie van Toezicht op de scholen voor
Middelbaar Onderwijs en onder terugzending van de in hare handen
gestelde stukken heb ik de eer, U mede te deelen, dat zij geen be
zwaar heeft tegen de toelating der dochter van den Heer G. W. F.
G. Callenfels tot de Hoogere Burgerschool voor Jongens.
Aan HH. Burg. en Weth. De Secretaris der Commissie,
van Leiden. H. A. Lorentz.