eene discussie zou hebben geprovoceerd over cenc zaak die reeds tot
zooveel minder aangename discussiën aanleiding heel't gegeven.
De heer Was. M. d. V.! Met een kort woord wensch ik mijne stem
te motiveeren over dit voorstel. Ik voor mij ben een groot voor
stander van verlaging van den gasprijs, zoodat ik zal stemmen voor
het voorstel van Burg. en Weth. ook al werd het amendement, van
den lieer Du Rieu verworpen. Dit laatste voeg ik er bij, 0111 vooral
te doen uitkomen, dat wanneer ik stem voor dit amendement, ik zulks
in geen enkel opzicht doe om te rcagecren tegen het besluit dooi
den Raad indertijd genomen, omtrent het voorstel van de heeren De
Goeje c. s. Toch zal ik stemmen voor het amendement alleen om de
zaak zelve.
Wanneer al de gasverbruikers belastingschuldigen waren, zou ik
geen oogenblik aarzelen om te stemmen tegen eene verlaging van
den gasprijs. De eenige reden, die er mij voor doet stemmen is
deze, dat de gemeente gasfabriekant is, dat derhalve door de grootc
winsten die betaald worden door de gasverbruikers, de niet-gasver-
bruikers minder belasting betalen. Dit acht ik tegenover de gasver
bruikers onbillijk. En aangezien dit het eenige motief is waar
om ik voor deze verlaging van prijs stem, stem ik vóór hel
amendement van den heer Du Rieu, omdat mijn argument alleen
geldt voor de ingezetenen der gemeente en niet voor de omwonenden.
Wat gezegd is door den heer De Sturler en ook door U, M. d. V.,
dat hei op den weg zou liggen' van een fabriekanl om te trachten
door prijsverlaging de productie uit te breiden, dit argument is slechts
juist lot op zekere hoogte, bet geldt alleen voor het geval dat men
concurrentie heeft. Maar ik vraag waarom zal een fabriekant die het
monopolie van gaslevering heeft, den prijs van het gas gaan verlagen
tot 5 cents wanneer hij het voor 6 cents kan plaatsen. Hij zou
alleen daartoe moeten overgaan wanneer de prijs op zich zelf zoo
hoog was, dat de verbruikers voor het gas bedankten en bijvoorbeeld
petroleum of iets dergelijks gingen branden.
Ik heb van de gasfabricatie volstrekt geen verstand, maar ik ineen
toch gehoord te hebben van U, M. d. V., bij eene vorige gelegenheid
dat het productievermogen van de gasfabriek niet veel uitbreibing
meer toelaat. Is dit. zoo, dan zal zonder twijfel het gevolg zijn dal
wij binnen eenige jaren staan voor het feit dat óf de oude fabriek
moet worden uitgebreid, óf eene nieuwe fabriek moet worden bij
gebouwd, en nu zou ik dat oogenblik zooveel mogelijk willen trachten
te verschuiven.
Ik zou in den eersten tijd ook met het oog op de electriciteit niet
gaarne tot een uitbreiding van de gasfabriek of lot het bouwen van
een nieuwe fabriek willen overgaan; en met 't oog daarop wil ik
de productie buiten de gemeente niet al te veel doen toenemen. Ik
wil den omwonenden wel gas leveren, maar laten zij er dan ook
een behoorlijken prijs voor betalen.
Ik geloof, door te stemmen vóór het amendement, dus niet te
reageeren tegen het vroeger door den Raad genomen besluit.
De Voorzitter, Ik zal den heer Was wel niet behoeven te ver
zekeren, dat ik hem volstrekt niet verdenk van tegen het vroeger
genomen besluit te willen reageeren, wanneer hij vóór het amende
ment van den heer Du Rieu stemt. Wetende hoe de heer Was over
de quaestie denkt, acht ik het integendeel begrijpelijk dat hij, ge
dwongen als 't ware om vóór of tegen te stemmen, zijne stem aan
het amendement geeft. Een andere vraag is 't evenwel of het amen
dement niet is ingediend, juist met de bedoeling om tegen dat Raads
besluit te reageeren!
De overweging, dat het vroegere voorstel van de heeren De Goeje
c. s. met een zoo groote meerderheid is verworpen, had den heer Du
Rieu, dunkt mij, op het denkbeeld moeten brengen, dat de toenmalige
tegenstemmers ook nu wel niet met zijn amendement zouden méégaan.
Ik kan mij tenminste niet voorstellen, dat er eenige kans zou bestaan,
dat men thans anders over het beginsel denken zou dan vroeger.
En nu wat de heer Was gezegd heeft over den gasprijs! Wij zijn nu
eenmaal industrieclen en fabrikanten, en hij zal wel niet kunnen ont
kennen, dat er eene categorie van personen bestaat voor wie 5 cents
niet te duur is, terwijl de prijs van 6 cents hun vermogen te boven
gaat. Dit argument heeft voor iedere prijsverlaging gegolden, en zal
dus ditmaal ook nog wel van kracht wezen. Bovendien kunnen wij
met een lageren gasprijs gemakkelijker de concurrentie met andere
lichtmiddelen doorstaan, ofschoon wij daar vooreerst nog niet bang
voor behoeven te wezen. Ik beroep mij hier nogmaals op het oordeel
van Siemens, de bekende specialiteit op het gebied van gas en elec
triciteit beide, die herhaaldelijk overtuigend heeft aangetoond, dat
het electrisch licht niet als de vijand van het gas behoeft te worden
aangemerkt, omdat het gas voor zoo veel verschillende doeleinden
gebruikt kan worden, ja zelfs ook voor het electrisch licht dienstbaar
kan worden gemaakt.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel betreffende de meterhuur wordt thans zonder hoofde
lijke stemming aangenomen.
Over het amendement van den heer Du Rieu, dat daarna in stem
ming komt, staken de stemmen (11 stemmen voor en II stemmen
tegen).
Voor stemden de heeren Van Hamel, Verster van Wulverhorst,
Cock, Was, De Goeje, Fockema Andreae, Du Rieu, Zillesen, Zaaijer,
Van der Hoeven en Juta.
Tegen stemden de heeren Driessen, Kaiser De Sturler, Le Poole,
Schneither, Alma, VanBultingha Wichers, Knappert, Hasselbach, Zaalberg
en de Voorzitter.
De verdere behandeling van het voorstel wordt alsnu tot de volgende
vergadering aangehouden.
II. Verzoek van P. M. Van Sermondt, om terugbetaling van school
geld, lager onderwijs.
(Zie Ing. St. n°. 57).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke slemming aangenomen.
III. Idem van C. Kolderman, om een plankijs te maken in de Zijl-
singelgracht.
(Zie Ing. St. n°. S8).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
IV. Voorstel betrekkelijk het doen van eenige herstellingen aan de
Leerschool.
(Zie Ing. St. n°. 58).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
V. Bezwaarschriften tegen de kiezerslijsten.
(Zie Ing. St. n°. 59).
Omtrent de bezwaarschriften wordt achtereenvolgens zonder beraad
slaging of hoofdelijke stemming conform de voorstellen van Burg. en
Weth. besloten.
VI. Voorstel om aan de Algeraeene Politieverordening toe te voegen
een nieuw artikel 32a, strekkende om het venten op de openbare
straat van dag- en weekbladen enz. zonder vergunning van den bur
gemeester te verbieden.
(Zie Ing. St. n°. 60).
De Voorzitter. Het voorbereiden van het voorstel is met eenige
haast moeten geschieden; daardoor zijn de woorden: »tc venten" die
ik meende dat in het voorstel moesten worden opgenomen, daaruit
op advies van den heer Van der Hoeven vervallen. De heer Van der
Hoeven meende namelijk dat venten en (e koop aanbieden synoniemen
zijn. Ik meen dat door venten meer verstaan wordt in het algemeen
het op de straat uitroepen van iets, dat men te koop aanbiedt. Venten
is wel te koop aanbieden, maar daarom is te koop aanbieden nog
niet altijd venten. Kwaad kan de bijvoeging in elk geval niet, al
zijn de uitdrukkingen synoniem: Ik zou er dus prijs op stellen het
woord te behouden.
De heer Van der Hoeven. M. d. V.! Ik had er het woordenboek
van Van Dolen op nagezien. Daarin staat dat «venten" is: «verkoopen.
inzonderheid aan de huizen."
Evenwel ben ik het met u eens dat het wellicht voorzichtiger is,
het woord in het voorstel op te nemen. Thans wensch ik eenige
woorden over het voorstel in het algemeen te zeggen.
Het verwondert mij wel eenigszins dat geen der leden van den
Raad vraagt hoe de Commissie voor de Strafverordeningen over het
voorstel denkt. Wellicht heeft iemand die vraag toch in stilte gedaan
en daarop wil ik hem dan het volgende antwoord geven: De meer
derheid der Commissie is voor het voorstel, de minderheid is er tegen.
Die minderheid ben ik; en ik stel er prijs op, rekenschap van mijne
afwijkende meening te geven.
Ik begin met te verklaren dat ik tot mijn leedwezen tegen het
voorstel zal moeten stemmen, omdat ik er in zie een zeer eenvoudig
middel om te bereiken een zeer gewenscht doel. Ik ben er tegen,
volstrekt niet uit sympathie voor het blad in de toelichting genoemd
ik behoor niet tot de geregelde lezers van dat blad; indertijd heb
ik wel eens enkele nummers ingezien, maar wat ik toen gelezen heb,
was niet van dien aard, dat het mij uitlokte, de lectuur geregeld
voort te zetten. Ik geloof werkelijk dat er in dat blad veel staat,
wat beter ongeschreven ware gebleven. Niemand zal mij trouwens
verdenken, dat ik thans spreek uit sympathie voor bewust blad of
voor de richting die het vertegenwoordigt. De eenige reden waarom
ik gekant ben legen het voorstel is, dat mijn rechtsgevoel er tegen in
opstand komt.
Ik heb verschillende bezwaren die ik zoo vrij zal zijn een voor een
mede te deelen.
In de eerste plaats is het voorstel slechts in schijn een algemeene
maatregel, waardoor nu deze dan gene zal getroffen wordeninder
daad echter geldt het niet in het algemeen, maar is het een maatregel
uitsluitend gericht tegen bepaalde personen, legen de rondventers
van «Recht voor Allen." Nu komt het mij voor dat een wettelijk
voorschrift altijd ronduit behoort te zeggen wat het wil, altijd ronduit
moet uitspreken, niet in de toelichting maar in den inhoud zelf, op
welke gedachten het gegrond is. Dit is hij het thans aanhangige
voorstel niet het geval.
Het voorstel is ik zou bijna zeggen niet oprecht. Dat het
onoprecht is, blijkt uit de toelichting. Het ligt volstrekt niet in de
bedoeling, het venten bijvoorbeeld van den «Rijnbode" of het blaadje
van «het Leger des Heils" te verbieden, maar alleen 0111 den verkoop
op straat van «Recht voor Allen" onmogelijk te maken. Dit staat
duidelijk in de toelichting van het vootstel te lezen.
En nu vraag ik: Waarom wil men dien verkoop onmogelijk maken?
Om den inhoud? Daar blijkt niets van; dat staat niet in de Toelich
ting en wordt ook niet bedoeld! De verkoop moet dan ook niet wor
den onmogelijk gemaakt om den inhoud, maar om iets anders, wat
daarmee niets te maken heeft: om eene zekere gedragslijn van zekere
personen, bij gelegenheid van het rondventen van «Recht voor Allen."
Men wil derhalve den verkoop beletten, alleen om hetgeen door
anderen bij die gelegenheid gedaan wordt, en dat noem ik onrecht
plegen tegenover «Recht voor Allen."
Mijn tweede bezwaar is, dat dit voorstel niet thuis behoort in een
land, waar wij, Goddank! vrijheid van drukpers bezitten. Nu zegge
men niet: ik torn niet aan die vrijheid, want ik laat hel drukken van
«Recht voor Allen" vrij. M. d. V.! aan een zoodanige vrijheid van
drukpers hebben wij niets want daaronder versla ik niet alleen het
drukken van alles wat men wil, behoudens ieders verantwoordelijk
heid voor hetgeen hij geschreven heeft; maar ook om het gedrukte
le verspreiden en in den handel te brengen. Daarom moet men ook
niet zeggen, dat men geen beperkingen maakt, want feitelijk zegt
men wel degelijk: «Gij komt de stad niet in, met wat gij drukt!"
Alleen het blad van de sociaal-demokratiscbe richting zal door dezen
maatregel worden getroffen. Dat noem ik illiberaal en tot zekere
hoogte in strijd gehandeld met de Grondwet!
Mijn derde bezwaar. Het gaat, mijns inziens, niet aan, denkbeelden
op politiek of economisch gebied, die ons niet bevallen, eenvoudig
niet te bestrijden, maar die te dooden, door ze verborgen le houden.
Aanneer wij 't niet eens zijn met hetgeen in «Recht voor Allen" te
lezen staat, en 't niet wenschelijk vinden, dat de denkbeelden, die
daarin worden verkondigd, verder onder het volk worden verspreid,
dan moeten wij dat blad bestrijden door er een ander blad tegenover