19
tusschen hunne kinderen en die, welke een lager schoolgeld betalenI
om der wille van een zeker verschil in niaatschappelijkcn stand te
doen uitkomen. Vroeger was ik ook hel denkbeeld toegedaan om
de scholen voor on- en minvermogenden geheel en al te amalgameeren.
Maar de bezwaren daartegen aangevoerd, geheel en al aan heizelfde
beginsel ontleend, nl. dat ook ouders ziel» de kosten van het school
gaan hunner kinderen getrooslen om datzelfde verschil van maatschap-
pelijken stand, en zij daarmede onmiddellijk zouden ophouden indien
die maatregel werd ingevoerd, hebben mij doen zwichten; men heeft
mü overtuigd dat daardoor de beide klassen van scholen zouden
worden bedorven. Ik heb dan ook verder nooit ecnige poging gedaan
om mijn denkbeeld in praktijk te brengen. Wordt ons voorstel ver
worpen, dan zal dezelfde oorzaak hetzelfde gevolg hebben.
Verder zegt de Schoolcommissie dat het wel waarschijnlijk is dat
het cijfer van leerlingen die naar de scholen met 15 cents schoolgeld
zullen overgaan, bij de fictive inschrijving opgegeven niet juist is,,
maar dat uit eene werkelijke proef zou blijken dat dit getal veel
grooter is. Uit moge de meening der Commissie zijn, maar het tegen
deel kan ook even goed bljjken het geval te wezen. Zij heeft voor
hare meening geen anderen grond dan het opvallend sterk uiteenloopen
der cijfers aan de verschillende scholen. Dit heeft natuurlijk ook ons
getrolfen. Met de kennis van den plaalselijken toestand- hadden wij
wel is waar niet anders verwacht, dan dat het resultaat bij den heer
Wuyster gunstiger zou zijn dan bij den heer Brouwer; doch een zoo
groot verschil hadden wij niet verwacht, dit erken ik gaarne. Maar
daarmede is de meening van de Schoolcommissie niet gerechtvaardigd:
integendeel; als wij aannemen dal het eene getal wat te groot en
het andere wat te klein is, dan zullen wij ten slotte toch tot een
gemiddelde komen, dat van het nu opgegevene weinig afwijkt.
De heer Was is ook opgekomen tegen het argument dat wij ont
leenden aan de tegenwoordige tijdsomstandigheden. Van dat argument
had hij met leedwezen kennis genomen en hij vond het van eenigszins
verdacht allooi".
Ik weet niet wat de heer Was met die laatste uitdrukking bedoelt.
Hij kan er hier ook natuurlijk weder zooveel of zoo weinig gewicht
aan hechten als hem goeddunkt, maar waar onze bedoeling zoo on
dubbelzinnig mogelijk blijkt, kan er nooit quaestie zijn van verdacht
allooi. Het verwondert mij zelfs dat het hem zoo verwondert dat dit
argument door ons is aangevoerd. Het wordt toch niet voor de
eerste maal in den Raad te berde gebracht, Toen de verhooging van
het subsidie aan de Ambachtsschool werd bestreden, heeft ook het
argument gegolden dat men verkeerd zou doen om, waar sprake was
van het onderwijs dat meer speciaal voor de kleinere burgerklasse en
den minderen stand is bestemd, de middelen voor dat onderwijs te
weigeren of daarop te beknibbelen. Ons argument heeft dus niet
eens »le charme de la nouveauté".
Ik wees er op dat het iedereen vrij staat er alle waarde aan te
ontzeggen; maar men zal toch niet kunnen ontkennen dat eene zekere
klasse van lieden een wapen tegen ons zal smeden uit het feit, dat
in dezelfde vergadering, waarin zoowel de verhooging van schoolgeld
voor de meer- als voor de mindergegoeden wordt besproken, het
eerste wordt verworpen en alleen het laatste aangenomen. Nu zal men
mij misschien tegenwerpen dat die verwerping nog niet heeft plaats
gehad: dat is zoo; maar ik geloof inderdaad dat de heer Juta zich
illusiën schept als hij meent voor zijn denkbeeld eene meerderheid,
laat staan eene groote meerderheid, in den Raad te zullen vinden.
Is het, vraag ik nogmaals, in de tegenwoordige tijdsomstandigheden,
raadzaam, voor een gering geldelijk voordeel, de minder gegoede
klasse, die het volgens den heer Was, (maar ik laat dit voor zijne
rekening en geloof niet dat velen het met hem eens zjjn) zoo bijzonder
foed heeft, by uitzondering zoo betrekkelijk zwaar te belasten,
k houd er nu eenmaal niet van mijne vyanden wapenen tegen mij
in de hand te geven.
Ons argument, ontleend aan de algemeene bekendheid, dat er bij
de Regeering eene wijziging van de schoolwet aanhangig is, heeft op
de bestrijders van onze bedenkingen al even weinig indruk gemaakt.
Maar het is toch een publiek geheim dat de wijziging van de school
geldheffing een belangrijk onderdeel van dat wetsontwerp zal uitmaken.
En is 't nu raadzaam, wetende dat er eene nieuwe schoolwetgeving
in aantocht is, dergelijke ingrijpende wijzigingen in onze schoolorga
nisatie te gaan maken?
Het klinkt zeker heel fraai, dat men in het Noorden en het Zuiden
van de stad van iedere soort van scholen er eene zal hebben; maar
men kan, hoe onzeker de gegevens ook wezen mogen nu wel reeds
nagaan, dat het getal leerlingen in de scholen in 't eene deel van de
stad grooter zal zijn, dan in het andere gedeelte, 't Is niet voldoende
te zeggen: »w(j zullen in het Noorden en het Zuiden der gemeente
een school hebben voor onvermogenden, voor minvermogenden en
voor meer-betalenden", maar men moet in beide deelen van de stad
ook een voldoend aantal leerlingen hebben, om die scholen te be
volken. En dat zal het geval wel'niet wezen!
De invoering van de door de Schoolcommissie voorgestane regeling,
zal nog een gevolg hebben waarover heden nog niet is gesproken.
Wij hebben wel gehoord, dat er veel kinderen op de scholen 2e
klasse zijn, die het schoolgeld voor de scholen le klasse kunnen
betalen, maar 'tis in deze discussiën nog niet gereleveerd, dat er ook
veel kinderen op die scholen gaan, wier ouders slechts met groote
moeite het schoolgeld kunnen opbrengen. Nu geloof ik wel niet, dat
er een sauve qui peut zal plaats hebben van de school van den heer
Van Wijk, naar de nieuwe school op de Langebrugmaar bij de vol
gende inschrijving, zullen de ouders die tot die categorie bchooren
hunne kinderen naar eene school 3e klasse zenden, waar slechts
f 7.50 wordt betaald.
Wij hebben van de Schoolcommissie zeer belangrijke staten ont
vangen die ons van groot nut zijn geweest bij de beoordeeling van
de quaestie die meer speciaal door den heer Juta is geopperd. Een der
gelijke staat heb ik hier voor mjj betreffende twee scholen der 3e klasse,
van de andere school dierzelfde klasse is de gevraagde staat nog niet
ontvangen.
Daaruit blijkt nu dat de ouders der kinderen op de school van
den heer Wuyster tc verdeelcn zijn in 79 hoofden van gezinnen die
zijn aangeslagen in de le klasse der Inkomstenbelasting, 44 in de
2e klasse, 30 in de 3c klasse, 21 in de 4e klasse, zijnde deze laatste
de klasse waar het inkomen tusschen f 600 en 700 valt. Wanneer
ik nu daar de grens trek van ouders die geen 7.50 schoolgeld kunnen
gaan betalen cn ik geloof niet dat iemand tegen die grens bezwaar
kan hebben, dan blijven er in de verdere klassen der Inkomstenbe
lasting het volgend getal hoofden van gezinnen over:
In de 5e klasse 12
6e 12
7e 6
8e 4
9c t
10e 1
te zamen 36 hoofden van gezinnen die
meer zouden kunnen betalen dan 6 cents in de week.
De andere hoofden van gezinnen wier kinderen de school van den
heer Wuyster bezoeken komen niet eens op het kohier voor, en
hebben dus een inkomen dal nog beneden de le klasse blijft.
Op de school van den heer Brouwer zijn die cijfers respectievelijk.
In de le klasse 48
2e 39
3e 16
4e 18
5e, 6e, 7e, 8c en 9e te zamen 24
te zamen 145
De overige hoofden van gezinnen zijn niet belastingschuldig.
Nu vraag ik of het met die cijfers voor oogen zaak is over te gaan
tot zulk een ingrijpenden maatregel als de Schoolcommissie ons voor
stelt. De heer Was heeft gezegd dat het niet te doen is om het
financieele voordeel. Maar als het daarom niet te doen is, waarom
dan wel? »Ora de classificatie" hoor ik den heer Was zeggen. Maar
ouder de tegenwoordige classificatie van scholen le, 2e en 3e klasse
leven wij nu al zoolang zonder dat daarover ooit geklaagd isde
ouders zijn er mede te vreden. Wat is dan het voordeel van die
nieuwe classificatie? Voor mij zou het financieele voordeel dan nog
het eenige argument kunnen zijn. Maar wat hebben wjj aan eene
nieuwe classificatie, waarvan men vooraf weet dat zij alleen op het
papier kan bestaan, omdat het nu reeds bekend is dat de kinderen
die de beide klassen van scholen 3e klasse zullen moeten bevolken,
niet naar de klassen waartoe zij behooren gelijkmatig verdeeld kunnen
worden En als men die classificatie niet consequent kan doorvoeren,
dan mist de maatregel voor een groot deel het doel dat de
ouders er mee beoogen. Voor de nieuwe categorie der scholen
3e klasse toch zijn vele kinderen ingeschreven wier ouders inder
daad het verhoogde schoolgeld niet dan hoogst moeiclijk zullen
kunnen betalen, maar die daartoe wel willen overgaan indien door
die hoogere betaling hunne kinderen op eene hooger geclassificeerde
school worden geplaatst. Daarom is het hun te doenmaar wanneer
men nu de kinderen van de beide soorten scholen 3e klasse feitelijk toch
door elkander op die der hoogstbetalenden plaatst, dan gaat het voor
deel dat zij bcoogen verloren en zij zullen dan ook en terecht
bezwaar hebben het hoogere schoolgeld te blijven betalen.
Ik ben het, zooals ik straks reeds zeide, met den heer Was niet
eens dat men op een zelfde school twee verschillende klassen van min
vermogenden kan hebben; ik geloof niet dat men de onderscheiding
zoo ver mag uitstrekken. Ik geloof evenmin dat men mag zeggen,
dat ouders die 7.50 schoolgeld betalen, niet minvermogend zijn,
alleen om daardoor hen die slechts 6 cents s weeks betalen minver
mogend te kunnen noemen. Maar dit is eene quaestie, die, zelfs als
zij opging, op mjjn gevoelen volstrekt geen invloed zou uitoefenen.
Ik zie niet alleen geen nut in die wijziging, maar integendeel een
groot gevaar: het gevaar namelijk, dat wij in zeer korten tijd ver
plicht zullen zijn weer een nieuwe school te bouwen.
Ik wensch nog op een ander nadeelig gevolg van de voorgestelde
verandering te wijzen.
Stel dat de school van den heer Wuyster een school 3e klasse A is, en
die van den heer Brouwer een school 3e klasse B. Nu wordt de
school van laatstgenoemde overbevolkt en moet dus volgens het
stelsel der Schoolcommissie een deel der leerlingen gedetacheerd
worden naar de school van eerstgenoemde. Wie is nu het school
hoofd van die kinderen, de heer Wuyster of de heer Brouwer. En
als het nu eene zoo gewenschte regeling moet heeten ook voor het
gemak van kinderen en ouders, een school van iedere soort in het
Noorden en het Zuiden van de stad te hebben, en wij worden toch
verplicht de kinderen die ten oosten van de school van den heer
Brouwer wonen naar het andere gedeelte der stad te zenden, waar
blijft dan het voordeel van die prachtige regeling? Wij zouden dan
niet alleen een classificatie, maar ook eene regeling op het papier
hebben. En nu zwijg ik nog van het groote bezwaar dat al dadelijk
voor een zeer groot aantal ouders zoude volgen uit eene classificatie
waarbij de school van den heer Wuyster, die nagenoeg aan de noordwes
telijke grens der gemeente ligt, als school 3e klasse A werd aange
wezen. Een blik op de kaart van Leiden is voldoende om het ondoel
matige te doen uitkomen van eene regeling waarbij de kinderen der
noordelijke helft van de stad, die nu allen een zelfde soort van school
bezoeken, in twee verschillende categorien worden gesplitst.
Ik zie geenerlei nut en nog veel minder de noodzakelijkheid van
dien maatregel in, als men zelfs de financieele^ voordeelen niet van
overwegend belang acht; maar deze, zooals ik betoogde, zijn in
mijn oog de grootste schaduwzijde der zaak.
Ten slotte een enkel woord over het advies van de Schoolcommissie
Ik ben 't volkomen oneens met den heer Juta, dat zij ons een par-