12 van Financiën. Ik kan dc reden van zijn bevreemding over ons rapport vermoeden. Ik wil der vergadering mcdedeelen, dat ik dc nieuwe aera van dc Commissie van Financiën wilde inwijden, door geen gelegenheid ongebruikt te laten, om als Voorzitter van die Com missie in óverleg met dien gcachten Wethouder te treden. Ik heb bij het gehouden overleg ccnige bezwaren tegen liet voor stel te berde gebracht, die door den lieer Dool werden weggeruimd. Eerst daarna is eene vergadering van de Commissie van Financiën gehouden, waarin ik volkomen overtuigd werd door mijne medeleden, dat aankoop van Inschrijvingen op hel Grootboek niet wenschelijk is, en dal aflossing thans de voorkeur verdient. Daartegen zijn door den heer Bool argumenten bijgebracht, die ik wel gevoeld en be sproken heb, maar die door de Commissie te zwak zijn bevonden. Wij hebben ons ook, en in de eerste plaats de vraag gesteld; reageeren wij door ons advies niet tegen het besluit van den Raad? Komen wij niet te kort in deferentie tegenover den Raad wanneer wij thans adviseeren tot aflossing, en laden wij niet den schijn op ons alsof wij rekenden op eene inconsequentie van den Raad. Ons antwoord is zeer stellig ontkennend geweest. Onder den indruk van welke discussie toch is door den Raad het amendement van de Com missie van Financiën den 10 November verworpen. Door het Üag- liestuur is toen uitdrukkelijk te kennen gegeven, dat de becijfering waarop het amendement steunde, niet deugde. De Commissie meent wel, zeide de heer Bool toen, dat men 57000 meer leent dan er noodig is, maar zij rekent daarbij op de 14000 van de Bank van Lecning, en op eenige andere bedragen begrepen onder de som van f 23000 voor geldbelegging bestemd. Daarop kan niet gerekend worden, derhalve is dit cijfer van 5700G niet juist, maar het zou moeten worden f 34000. Zoo waren toen dc gegevens door Burg. en Welh. daarop gesteld Thans is de stand der zaak eenigszins veranderd. Nu heeft de Raad andere gegevens voor zich op. Op die f 23000, waarop wij toen volgens Burg. en Weth. niet mochten rekenen, kunnen wij nu wel rekenen, want zij zijn beschikbaar om te beleggen. De omstandigheden zijn geheel veranderd. De Raad heeft niet meer voor zich eene berekening van de Commissie van Financiën door Burg. en Weth. bestreden; integendeel eene berekening die thans biykt te zijn gerechtvaardigd. Nu verwacht ik wel het antwoord, maar wanneer wij inschrijvingen op liet Grootboek koopen, dan kunnen wij die zoo noodig er elk oogenblik afkrijgen. Mocht dat argument voor het stelsel van Burg. en Weth. worden aangevoerd, dan verklaar ik al bij voorbaat dat het niet veel indruk op mij maakt. Wat doen wij inschrijvingen te koopen. provisie te geven enz. als men de kans heeft dc gelden aan de Bank van Leening te moeten teruggeven of uit het belegde bedrag andere uitgaven te moeten doen? En in de tweede plaats wat waar borgt ons dat de koersen niet zullen achteruitgaan. Wat zullen wij schuldbrieven koopen die aan wisseling van koers onderhevig zijn, terwijl wij de 25000 kunnen gebruikeu om ons een zeker voordeel te verschaffen van minder rentebetaling. De geachte Wethouder van Financiën heeft gezegd dat het hier een zeer gering voordeel van f 50 per jaar gold. Neen! antwoord ik, het waarborgt ons bovendien tegen kapitaal verlies door koers verschil. De heer Bool zeide verder, door aanneming van het voorstel van de Commissie van Financiën handelen wij niet fair tegenover hen die in onze leening hebben deelgenomen; wij moeten niet denken dat dit allen menschen zijn die blij zijn wanneer zij binnen korten tijd 2 pCt. kunnen winnen; het zijn geen speculanten, maar menschen die hun geld in soliede fondsen willen beleggen. Ik waardeer die opvatting, maar moet daartegen toch doen opmerken dat die menschen wel niet zoo geheel onverschillig voor een klein geldelijk voordeel zullen zijn, als zij binnen twee maanden 2 pCt. winst kunnen be halen. Zij kunnen immers daarna hun geld weder even soliede be leggen, al ware het slechts in de gemeente-leening van Stavoren, welke stad, zooals ik heden morgen las, 3 pCt. voordeeliger heeft kunnen leenen dan Leiden. De Wethouder van Financiën heeft er ons op gewezen, dat wij. door thans af te lossen, vermoedelijk zouden prijsgeven 25 x f 40. M. d. V.! Dat hebben wij al prijsgegeven, en kunnen wij dus niet meer doen. Wij hebben een schuld van f 100 op ons genomen, waarvoor wij slechts f 96 gekregen hebben. Als wij aflossen blijkt duidelijk, dat wij. door te veel te leenen, in het water hebben geworpen 25 X ƒ40. En als wij nu, in plaats van af te lossen a pari, Inschrijvingen koopen van 101 pCt. dan verliezen wij 25 X f 50. De heer Bool zegt, dat de Commissie van Financiën niet wel doet met het Dagelijkseh Bestuur te wantrouwen. Wantrouwen is een onge lukkig woord. In slechten zin wantrouwt de Commissie van Financiën het Dagelijkseh Bestuur in geen enkel opzicht. Maar de Commissie heeft andere begrippen omtrent «zuinig beheer" dan Burg. en Weth. Wij laten hunne opvattingen in hare volle waarde, maar wij willen niet onder stoelen en banken steken, dat wij die opvattingen niet deelen; wij gelooven, dat wij omtrent de financieele gemeente administratie betere en zuiniger begrippen hebben, dan het Dagelijkseh Bestuur: en aangezien Burg. en Weth nu hunne begrippen in praktijk willen brengen, zijn wij huiverig om, zooals het reeds vroeger werd uitgedrukt, hun zooveel zakgeld te geven. De heer Bool zegt, dat men het geld in de eerste maanden noodig zal kunnen hebben. Ik geloof evenwel, dat dit het geval wel niet zal zijner wordt toch nog ook iets ontvangen, al is 't niet veel, daar er zeker nog belastingschuldigen zijn, die eenige termijnen te betalen hebben. Ik zal 't hier bij laten, M. d. V. Ik herhaal, dat wij de inzichten van het Dagelijkseh Bestuur respecteeren, zooals wij gelooven, dat het ook onze inzichten zal eerbiedigen. De zaak is vrij eenvoudig, en wij doen 't best den Raad te laten beslissen. Ziet men in ons amen dement eene reactie tegen "een aangenomen voorstel, dan zal 't wel verworpen worden; ziet men er dat niet in, dan wordt het misschien wel aangenomen. De Voorzitter. Ik wil een enkel woord in t midden brengen tot verdediging van de denkbeelden van Burg. en Weth. Hetgeen door den heer Van Ilamel omtrent de Bank van Leening is gezegd, is reeds door den Wethouder van Financiën be antwoord. Ik behoef daarover dus niets meer te zeggen; als de Bank behoefte aan haar geld krijgt, moeten wij het kunnen los maken, en dut kan niet gebeuren als wij 't voor aflossing gebruiken. De heer Fockema Andreae heeft gezegd, dal hij de nieuwe aera van de Commissie van Financiëu wenschle in te wijden met een soort van gemeen overleg met den Wethouder van Financiën. Het is mij niet recht duidelijk wat de heer Fockema Andrèae daar mede heeft bedoeld. Ik weet niets^van eene nieuwe aera; ik weet niet dat er iels veranderd is in den toestand. Er is door ons eene poging gedaan om een nieuwe aera te scheppen, dat is waar; maar die poging heeft tot geen resultaat geleid. Wij leven dus nog altijd onder de oude aera, die bestaan heeft-zoolang ik de eer en het genoegen heb gehad lid van den Raad en van het Dagelijkseh Bestuur te zijn. Dit alles neemt echter niet weg dat ook ik zeer appreeieer de poging door den heer Fockema Andreae gedaan om gemeen overleg te plegen, en betreur het daarom zeer dat die eerste poging geen beter gevolg heeft gehad. De heer Fockema Andreae heeft verder gezegd dat het kapitaal verlies werd geleden op hel oogenblik waarop de leening werd ge sloten. omdat wij toen 96 ontvingen en daarentegen eene schuld bekentenis van f 100 gaven. Hij vergeet daarbij echter een belangrijk onderdeel en ziet daar door over het hoord dat iemand die na verloop van drie maanden t 100 teruggeeft voor 90. eene zeer dwaze en nadeelige speculatie doet. Wij hebben die 90 voor de 100 aangenomen om gedurende 80 jaren, succcssivelijk aflossende, het gebruik te hebben van 600000 De leening is niet gesloten om binnen drie maanden eene som van 25000 af te lossen; daarvoor hebben wij nadat wij aan onze ver plichting in 1889 hebben voldaan, nog ruim drie jaren tijd, in dien tijd hebben wij derhalve het gebruik over die duizende guldens die men nu voorstelt in eens terug te geven. Het denkbeeld van de Commissie volgende betalen wij onverplicht meer dan wij bij het aangaan der leening op ons namen. Nu vreest de heer Fockema Andreae bij het koopen van inschrijvigen voor het achteruitgaan van den koers. De lieer Fockema Andreae weet evenmin als ik of de koersen zullen dalen of stijgen. Ik stel dus met hetzelfde recht daartegenover dc kans dat de koersen zullen stijgen. Dat argument heeft derhalve niets te beduiden. In elk geval is er nog meer kans voor stijgen dan voor dalen van den koers. Toen de Regeering de Staatsschuld converteerde in een 3* pCt., heeft men gevraagd waarom niet in een 3-j of 3 pCt. De Regeering heeft echter gezegd: eerst deze conversie en zoodra zij goed afgeloopen is, en de koersen blijven voordeelig dan kunnen wij met eene nieuwe conversie voor den dag komen. Nu zijn de koersen van de 3' pCt. reeds boven pari; de meening der Regeering dat de koersen zullen blijven stijgen is tot nog toe verwezenlijkt. Wanneer ik derhalve tegen het argument van den heer bockema Andreae dat de koers kan dalen, stel ons argament dat de koers kan stijgen, dan geloof ik nog, hoe weinig ik overigens aan die argumenten hecht, dal het voordeel steeds aan onzen kant is. Nog èen punt bleef onbesproken, dat toch van veel belang is. De heer Fockema Andreae spreekt over de huishouding van de gemeente alsof het dc huishouding van een particulier is. loch be staat er tusschen beide een groot verschil. Wij weten, dat er van tijd tot tijd uitgaven noodig zijn, waarvoor kapitaal vereischt wordt. En bij eene vroegere gelegenheid is door een onzer voormalige mede leden met nadruk betoogd, dat als men kleine leeningen sluiten moet, men het geld altijd veel duurder moet opnemen. Ik zal als voorbeeld maar ééne zaak noemen, waarvoor wij binnen korter of langer tijd stellig kapitaal noodig zullen hebben. Wij hebben nl. aan den Raad voorgesteld om den prijs van het gas te verlagen. Ik weet wel dat deze zaak nog niet beslist is, maar als ik de discussiën van 1885 naga, en wanneer ik in aanmerking neem op welk een snelle wijze het toen door den lageren prijs geleden verlies over troffen werd door de winst, welke een gevolg was van de uitbreiding van het gasverbruik, durf ik aannemen, dat de Raad zich ook ditmaal niet tegen een minder belangrijke prijsverlaging zal verklaren; zij bedroeg toenmaals 25 pCt. en nu zal zij slechts 16 bedragen. Uit die snelle terugkomst van de winst volgt natuurlijk, dat het gasgebruik zeer aanzienlijk is toegenomen, en het laat zich dus ver wachten, dat als de prijs weer lager wordt, er weder een grootere kring van verbruikers komen zal, en dientengevolge zullen wij na tuurlijk spoedig de grens van het productie-vermogen van de fabriek bereiken. Wij zijn evenwel nog niet zoo ver, maar als er behoefte komt aan uitbreiding van productie-vermogen, dan zullen wij geld noodig hebben. Nu vraag ik of het niet een blijk zou geven van een veel ver standiger beheer van de gemeente financiën, wanneer men niet alleen het oog vestigt op de mogelijkheid om 50 rente'sjaars te besparen, met het vooruitzicht om na langer of korter tijd ik durf nog geen termijn te noemen dat geld weer te moeten opnemen voor de uitbreiding van de gasfabriek, maar dat geld te bewaren, om het te gebruiken als men het noodig heeft? Ik zie dus niet in, dat de Commissie van Financien met recht kan spreken van een zuinig, financieel beheer, wanneer zij meent op dit oogenblik (om een gering voordeel) de kans te mogen wagen van over eenigen lijd tegen veel bezwarender voorwaarden, geld te moeten opnemen. Ik geloof, dat ik 't hierbij kan laten. Ik verbeeld mij dat de Raad wel zal doen, wanneer hij niet alleen let op de behoefte van het oogenblik, maar ook niet vergeet dat de gemeente eene inrichting is/ waar van tijd tot tijd groote uitgaven noodig zqn, en dat t van een verstandig financieel beleid getuigt, wanneer men bijtijds zorgt daartoe ter gelegener tijd de middelen te hebben. Nog een enkel punt wensch ik slechts te releveeren, ook omdat het voorkomt in het rapport van de Commissie van Financien. Het betreft namelijk het beleggen van de 25000 tegen een koers boven pari./ Wij zijn evenwel niet verplicht die som te beleggen in 3 pCt. schuldbrieven, wij kunnen dit doen in 25 of 3 pCt., en dan is de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1889 | | pagina 2