20
splitsen in twee afdeclingen met verschillend schoolgeld, eene met 1
het bestaande schoolgeld van 6 cents per week en ccne met een
schoolgeld van 15 cents per week, zijn wij in nader overleg gelreden i
met de hoofden der scholen 3e klasse.
Tengevolge hiervan zijn door de hoofden der scholen aan alle ouders
van de op hunne school gaande kinderen circulaires uitgereikt, waarin
werd medegedeeld dat de nieuwe openbare school op de Langebrug
met April zal worden geopend en hel plan bestaal voor deze school
en ook voor die aan de Mare, het schoolgeld vast te stellen op 15
cents voor één kind per week met de in de stukken vermelde ver
mindering voor meer kinderen uit hetzelfde gezin, terwijl het bestaande
schoolgeld van 0 cents per week zal blijven voor de scholen aan hel
l'lanlsoen en de Van-der-Werfstraat en op de vier scholen hetzelfde
onderwijs zal worden gegeven als tegenwoordig op de scholen 3e klasse.
Verder werd mededeeling verzocht van welke school zij voor hunne
kinderen wenschlen gebruik te maken en verklaarden de hoofden der
scholen zich tevens bereid lot het verstrekken van alle verder ver
langde inlichtingen.
blijkens het daarop door de hoofden der scholen uitgebracht rapport
was de uitslag van bel ingesteld onderzoek als volgt: van de school
n°. 1 zouden vermoedelijk overgaan naar de op te richten school
met een schoolgeld van 0.15 per week 150 kinderen, van de school
n°. 2, GO en van de school n°. 3, 470 te zamen 080 kinderen, zoodat
elke der beide sqholen met hooger schoolgeld slechts bevolkt zoude
worden met 340 leerlingen.
Wij hebben hiervan aan de Schoolcommissie mededeeling gedaan
met de opmerking, dat, wanneer men bedenkt dat het aantal leer
lingen op de drie scholen van de derde klasse thans bedraagt 1843,
als van school n°. 1 508, school n". 2 60G en school n°. 3 729. er
voor de twee scholen met een schoolgeld van G cents per week I1G3
kinderen zouden overblijven en elke dier scholen reeds dadelijk eene
bevolking zoude tellen van 580 kinderen, waarbij nog in aanmerking
moest worden genomen dat het aantal leerlingen hoogst waarschijnlijk zal
vermeerderen tengevolge van de aanstaande voorjaarsinschrijving.
Deze beide scholen zouden derhalve spoedig overbevolkt wezen en de
oprichting van eene nieuwe school weldra noodig worden. Op dien
grond stelden wij aan de Schoolcommissie de vraag of met het oog
op de ten gevolge van het ingesleld onderzoek opgemaakte raming
het geraden wordt geacht tot de verhooging van het schoolgeld tot
ƒ0.15 op de twee scholen over te gaan, waaromtrent wij haar nader
advies zouden willen ontvangen.
Onder dagteekening van 15 Februari jl. ontvingen wij bedoeld ad
vies, hetwelk mede hierbij wordt overgelegd, en waaruit blijkt dal
de Commissie haar voorstel handhaaft om bij wijze van proef op twee
scholen een schoolgeld van 0,15 per week in te voeren.
Wat nu de verschillende voorstellen der Schoolcommissie betreft,
vereenigen wij ons volkomen met n°. I en 2 nl. om de vrijheid der
ouders in de keuze der school door gecne bepaling te beperken en
om voor de scholen 2e klasse het bestaande schoolgeld te handhaven,
behoudens het aan het slot van dit rapport in te dienen voorstel om
het schoolgeld voor de hoogste afdeeling der Meisjesschool 2e klasse,
in overeenstemming met de Jongensschool 2e klasse te brengen op
24 per jaar. De beschouwingen van de Schoolcommissie omtrent
beide punten komen ons afdoende voor en wij vcrmcencn derhalve
daarnaar te kunnen verwijzen.
Tegen het derde voorstel der Commissie om nl. de scholen 3e klasse
te splitsen in twee categorien en op twee dier scholen een school
geld van 0.15 per week in te voeren, hebben wij echter bezwaar
en wij meenen U de aanneming daarvan te moeten ontraden.
Hoezeer toch op dit oogenblik nog niet met zekerheid moge kunnen
worden bepaald door hoeveel leerlingen die scholen zullen worden
bezocht, zoo moet toch uit het voorloopig ingesteld onderzoek worden
opgemaakt dat hoogst waarschijnlijk bedoelde scholen geen voldoend
aantal leerlingen zullen erlangen en dat op de zes cents scholen al
spoedig gebrek aan ruimte zal ontstaan.
Het voor dat geval door de Schoolcommissie aangegeven middel om
kinderen of wel geheele klassen van de zes cents naar de vijftien
cents scholen te detacheeren, zal, onzes inziens, weinig doel treffen
aangezien alsdan vele ouders die zich voorloopig hebben bereid ver
klaard een hooger schoolgeld te voldoen, wederom de voorkeur zullen
geven aan de betaling van een schoolgeld van zes cents; voor hen
bestaat alsdan geen enkele reden op grond waarvan zij voor hunne
kinderen een hooger schoolgeld zouden betalen, terwijl voor andere
leerlingen derzelfde school en derzelfde klasse een lager schoolgeld
wordt gevorderd.
Wij betwijfelen ook of de voorloopig opgemaakte raming van het
aantal bezoekers der eerstbedoelde scholen wel te laag kan worden
geacht; immers vele ouders hebben bij hunne bereidverklaring in de
onderstelling verkeerd dat hunne kinderen onder dezelfde leiding zouden
blijven als waaraan zij thans zijn toevertrouwd. Wanneer nu later
mocht blijken dat zulks niet hel geval is en dat aan het hoofd der
school een ander onderwijzer wordt geplaatst, bestaal de kans dal zij
hunne bereidverklaring wederom zullen intrekken, waardoor het aantal
15 cents betalenden wellicht belangrijk zoude worden verminderd.
Hoe dit zij, in geen geval bestaat er eenige waarschijnlijkheid dat
de twee scholen met hooier schoolgeld voldoende zullen worden bezet
met dat schoolgeld betalende kinderen en met het oog daarop achten
wij het niet gerechtvaardigd tot de oprichting daarvan over te gaan,
al zij het dan ook bij wijze van proefneming, zooals de Schoolcom
missie aangeeft.
In de tweede plaats is bij ons de vraag gerezen of het niet aan
groote bedenking onderhevig is, in de tegenwoordige tijdsomstan
digheden, waarin hetzij te recht of ten onrechte veel geklaagd wordt
over den druk waaraan de minder gegoede klasse der burgerij onder
worpen is, bij de overweging van eene reorganisatie van de school
geldheffing, bij uitsluiting over te gaan tot eene verhooging
van het schoolgeld voor een deel der mindergegoede burgerij.
Eene vraag die, onzes inziens, in alle opzichten bevestigend moet
worden beantwoord, zoodat wij, al ware het alleen op dien grond,
de aanneming van het voorstel ten ernstigste meenen te moeten
ontraden.
In de derde plaats wijzen wij er op dat, zooals bekend is, bij de
Regeering aanhangig is eene wijziging van de Schoolwetgeving welke
aangelegenheid ook met het oog op den uilslag der ten vorigen jare
gehouden verkiezingen, weldra aan hel oordeel der vertegenwoordiging
zal moeten worden onderworpen en daarbij zal ongetwijfeld de school
geldheffing een punt van behandeling moeten uitmaken.
Bij de lot standkoming van eene zoodanige gewijzigde schoolwet
geving, zal vermoedelijk de alhier geldende schoolgeldhelfing aan eene
reorganisatie moeten worden onderwerpen, zoodat wij ook op dien
grond de tijd minder geschikt achten om thans tot eenige ingrijpende
verandering in deze over te gaan.
Ten slotte zal uil den aard der zaak het financieele voordeel voor
de gemeentekas verbonden aan de oprichting der twee bedoelde
scholen betrekkelijk gering en wezen zeker niet opwegen tegen de daar
mede gepaard gaande boven ontwikkelde bezwaren.
Op grond van een en ander geven wij Uwe Vergadering in overweging
geene veranderingen als in de Raadszitting van 25 October jl. zijn be
sproken in de regeling der schoolgeldhelfing en in de classificatie der
scholen aan te brengen.
Alleen stellen wij, zooals boven werd medegedeeld, voor thans het
schoolgeld voor de hoogste afdeeling der Meisjesschool te brengen op
24 per jaar, evenals is bepaald voor de Jongensschool 2e klasse,
welke afdeelingen in dezelfde omstandigheden verkeeren, terwijl thans
het onderwijs op bedoelde afdeeling geheel is georganiseerd overeen
komstig de bepalingen der betrekkelijke verordening en waartoe reeds
vroeger in beginsel is besloten.
De hoogste drie klassen der Meisjesschool, waaruit de hoogste af
deeling bestaat, worden thans bezocht respeclivelijk door 39 leerlingen,
in de 7e, 14 in de 8e en 7 in de 9e, te zamen 60 leerlingen.
Een concept-besluit tol aanvulling van de betrekkelijke verordening
wordt bierbij ter vaststelling aangeboden.
De Raad der gemeente Leiden heeft besloten de vierde zinsnede
van art. 1 van hel Raadsbesluit van 11 November 1830 goedgekeurd
bij Kon. Besluit van 24 Januari 1882 en gewijzigd bij Raadsbesluit
van 13 Oei ober 1887, goedgekeurd by Kon. Besluit van 1 December
1887, n°. 29, met ingang van 1 Juli 1889 te wijzigen als volgt:
De voorbereidende school der tweede klasse, de laagste afdeeling,
bestaande uit de laagste drie klassen, der Meisjesschool van de 2e
klasse en de laagste afdeeling, beslaande uit de laagste drie klassen,
der Jongensschool van de 2e klasse, vier gulden per drie maanden.
Op de hoogste afdeeling, bestaande uit de hoogste drie klassen
der Jongensschool en op de hoogste afdeeling, bestaande uit de
hoogste drie klassen der Meisjesschool van de 2c klasse, zes gulden
per drie maanden.
Gedaan te Leiden ter openbare Raadsvergadering van
Aan den Gemeenteraad.
Leiden, 22 October 1888.
In antwoord op Uwe missive van 15 October 1888, n°. 722, hebben
de ondergeteekenden de eer U het volgende mede te deelen:
Er is in de gemeente Leiden eene klasse van menschen, die boven
de gewone volksklasse staat, doch wier inkomsten niet toereikende
zijn om hunne kinderen naar eene school 2e klasse te zenden, of die
met het oog op hunne latere vakopleiding de voorkeur geven aan
een beperkter leerplan, dan op de scholen 2e klasse gevonden wordt.
Het zijn timmerlieden, die voor eigen rekening werken, soms met
één knecht, kleine metselaarsbazen, van gelijken rang, kleermakers,
goudsmeden, tuinlieden, kantoor- en winkelbedienden, depothouders
van een broodfabriek, meeslersknechts. kleine ambtenaren, militairen
met den rang van onderofficier, kleine winkeliers en nog tal van
andere personen, behoorende tot de nijvere bevolking. Deze zenden
hunne kinderen naar de scholen 3de klasse. Zij kunnen meer school
geld betalen, dan daar geheven wordt en zouden in het algemeen
een beschaafder omgang voor hen wenschen, dan op die scholen
wordt gevonden. Het is van algemeene bekendheid, dat de scholen
der 3e klasse eene vrij gemengde bevolking bevatten, die zich gemak
kelijk toegang verschaft, omdat 6 cent voor één kind voor de ouders
eene even onbeduidende bijdrage, als voor de gemeente eene onbe-
teekenende inkomst is. Indien dus de vraag gestéld wordt, of er be
hoefte bestaat aan eene school met hooger schoolgeld, dan tot dus
verre geheven wordt, dan meenen de ondergeteekenden die vraag
toestemmend te moeten beantwoorden.
Het is echter minder gemakkelijk te bepalen hoeveel kinderen van
de scholen 3e klasse naar de op te richten school zullen overgaan.
De kring van kinderen, die toegang verlangen, zal kleiner, of grooter
zijn, naar gelang het schoolgeld klimt of daalt en de gelegenheid om
de school te bereiken minder, of meer gemakkelijk is.
In de onderstelling, dat het schoolgeld tot geen hooger bedrag,
dan 9 per jaar of 0.75 per maand zal geheven worden, schatten
de ondergeteekenden het getal op hoogstens 400. Het is evenwel volstrekt
niet zeker dat de 400 leerlingen tot de bedoelde school zullen overgaan.
Aangenomen, dat de nieuwe school voor deze klasse van kinderen zal
aangewezen worden, dan valt terstond in het oog, dat de afstand van
het noordelijk deel der stad tot die school te groot is, dan dat de
ouders hunne kinderen van de tegenwoordige school naar de nieuwe
zullen laten overgaan. Het genot van eene betere omgeving zal niet
i opwegen tegen den dagelijkschen last om een grooten afstand af te
leggen. Vooral voor jonge kinderen geldt dit bezwaar, te meer daar
de meeste der ouders niet over het noodige dienstpersoneel beschikken
om hunne kinderen te laten brengen. Er bestaat dus de vrees, dat
de tegenwoordige scholen 3e klasse niet genoeg zullen ontlast worden
en men met het bouwen der nieuwe school niet het doel bereike,
dat men wenscht.
t Voorts diene opgemerkt, dat de nieuwe school eene andere klasse