6 Daarop is het amendement in stemming gebracht, en aangenomen met 17 stemmen tegen één, die van U. Nu wordt ons eene nieuwe verhuring van denzelfden kelder voor gesteld. De heer Frank vraagt, dat hem de kelder wordt verhuurd: »onder dezelfde voorwaarden, als hij het loopende huurcontract is be paald of onder nader door Uwe Vergadering te bepalen voorwaarden.1' Nu wenschte ik wel te weten waarom door Burg. en Weth. voor gesteld wordt, die destijds met voile instemming van den Raad be krachtigde toevoeging in de voorwaarden wederom weg te laten? Ik vind dat zeer gevaarlijk, want als men eerst aan iemand een kelder verhuurd heeft, op voorwaarde, dat hij er geen brandbare sloffen in mag brengen, en later laat men die bepaling weer ver vallen, dan heeft 'ter allen schijn van, alsof men hem toestaat er nu zooveel brandstoffen op te stapelen, als hij maar wil. Ik zou daarom nu wel weer wenschen voor te stellen, die voorwaarde in het con tract op te nemen, als Burg. en Weth. tenminste geen afdoenden grond hebben om ze te laten vervallen! De Voorzitter, 't Verwondert mij, dat de heer Van der Hoeven deze eenvoudige zaak zoo hoog opneemt. Er is hier naluuilijk geene quaeslie van uillichting van vroeger vastgestelde voorwaarden; het voorstel is overgenomen uit de Jng. Stukken in plaats van uit de acte van verhuring van vroeger, en dat is blijkbaar de reden, dat aan die bijgevoegde voorwaarde niet is gedacht; als hel eene zaak van belang ware geweest, zoude zeker hel vroegere contract wel zijn nagezien. burg. en Weth. hebben dus volstrekt geen bezwaar het amendement over te nemen. De discussion worden gesloten en het gewijzigde voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. IV. Idem van W. J. Zwetsloot, ter bekoming van grond langs de Haarlemmertrekvaart. (Zie Ing. St. n°. 5.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming gunstig op beschikt. V. Voorstel betrekkelijk het doen rooien en planten van hoornen. (Zie Ing. St. nu. 7.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. VI. Voorstel lot uitbreiding van het onderwijzend personeel aan de school 4e klasse n°. 2. (Zie Ing. St. n°. 255 van 1888 en 9 en 12.) De heer Van der Hoeven. M. d. V.! Het is op mijn voorstel ge weest dat deze zaak de vorige maal is aangehouden. En ik heb er nog geen oogenblik spijt van dat ik toen dat voorstel heb gedaan. Integendeel! ik verheug er mij over, omdat na de thans ingekomen stukken de bezwaren die ik aanvankelijk tegen het voorstel van Burg. en Weill, had, geheel en al uit den weg zijn geruimd. Ik was en ben nog van meening, dat de hoofdzaak geldt eene quaestie van cijfers, cijfers die wij in de vorige Vergadering nog niet voldoende kenden, maar die door de laatstelijk ons toegezonden stukken ter onzer beschikking zijn gesteld. Uil die cijfers blijkt nu, dat op de school n". 1, indien de wijkv.er- deeling zou hebben plaats gehad, zouden zijn 501 leerlingen, maar dat tengevolge van die wijkverdeeling van school n". I naar school n°. 2 zouden overgeplaatst zijn geworden, 50 leerlingen. Daaruit kunnen wij derhalve opmaken dal er thans op school n°. 1 zijn 551 leerlingen, welk getal ik dan volgens de Verordening deel door 40, om tot het getal onderwijzers te komen. Nu hebt U, M. d. V. toen deze zaak de vorige maal aan de orde was mij beantwoordende wel gezegd: »De heer Van der Hoeven heeft zich ook vergist, waar hij het geheele aantal kinderen door 40 deelde, om lot het getal onderwijzers te komen; wij berekenen de onderwijzers niet naar het aantal kinderen, maar naar het aantal klassen en naar het aantal kinderen in eene klasse; daardoor komen wij menigmaal tot een grooter getal onderwijzers dan in verhouding van 1 op 40 kinderen," maar volgens mij berekent de Verordening liet aantal onderwijzers wèl naar het aantal kinderen, en ik houd mij aan de Verordening. Daarin staat toch: 10 onderwijzers voor 400 leerlingen en voor elke 40 of gedeelte daarvan 1 onderwijzer meer. Ik deel dus die 551 leerlingen door 40 en kom dan, gedeelten van 40 voor 40 nemende, tot een getal van 14 onderwijzers, juist het getal dat er thans aan die school n". l werkzaam is. Daar is dus alles in orde Wat nu betreft school n'. 2, het blijkt uit de stukken dat op 16 Januari door geplaatst waren 414 kinderen. Gedeeld door 40, en ge deelten van 40 voor 40 nemende, komt men tot een getal van 11 onderwijzers. Er zijn er thans 10; het voorstel strekt om dit aantal met 1 te vermeerderen. Deze vermeerdering is dus volkomen in overeenstemming met de Verordening. Op grond van die thans ons bekende cijfers zal ik met gerustheid mijne stem aan het voorstel van Burg. en Weth. geven. De Voorzitter. Het zal niemand verwonderen dat ik niet veel lust heb de discussiën, in de voorlaatste Vergadering over deze zaak gevoerd, in haren geheelen omvang te hervatten. Ik wil alleen op merken dal de heer Van der Hoeven zich aan eene vergissing heeft schuldig gemaakt. Er staal niet in de Verordening: «voor 400 kin deren 10 onderwijzers," maar tot 400 kinderen 10 onderwijzers: dus ook voor 200 en 300 kinderen zou men 10 onderwijzers moeten hebben; dat is niet hetzelfde als op elke 40 kinderen één, maar houdt verband met de hier aangenomen klassenregeling. En wan neer de heer Van der Hoeven nu beweert dat hij thans op grond van de bekende cijfers vóór het voorstel kan stemmen, dan maak ik er hem altent op, dal reeds in de voorlaatste Vergadering de cijfers bekend waren, die tot aanneming van ons voorstel moesten doen be sluiten. De Verordening bepaalt dat tot 400 kinderen 10 onderwijzers en voor elke 40 of gedeelte van 40 kinderen 1 onderwijzer meer moet worden aangesteld. In die Vergadering werd medegedeeld, dat er 411 kinderen kinderen op de school n°. 2 waren: de Verordening vorderde dus de aanstelling van een llen onderwijzer. De heer Van der Hoeven. Ik heb ook niet veel lust de discussiën over dit onderwerp te rekken, maar ik wenschte toch, naar aanleiding van hetgeen door 0, M. d. V. gezegd is geworden, iets in het midden te brengen. Ik geloof nl. zeer juist te doen, wanneer ik voor scholen met een aantal leerlingen boven de 400, het cijfer der leerlingen door 40 deel, om lot het getal der onderwijzers te komende Ver ordening zegt: voor 400 (of minder) 10, en daarboven voor iedere 40 of gedeite van 40 nog 1. 't Kan dus niet missen, wanneer men 400 x door 40 deelt. Ik spreek echter niet tegen, dat er ook scholen met minder dan 400 leerlingen zijn, die 10 onderwijzers hebben; maar daarover loopt thans de quaestie niet. De beide bij het aanhangige voorstel be trokken scholen hebben meer dan 400 leerlingen. De opmerking, dat men deze berekening ook reeds in de vorige Vergadering had kunnen maken, gaat alleen op voor de ééne school Niemand heeft 'i tegengesproken, dat op de school van Prins één onderwijzer meer moest komen, maar de quaestie was, of daarvoor het personeel moest uitgebreid worden, dan wel of de mogelijkheid bestond, dat er door verandering in de wijkverdeeling één op de andere school gemist zou kunnen worden In den grond van de zaak zijn wij 't volkomen eens. De Voorzitter. Ja, behalve Uwe bewering dat de Verordening zou voorschrijven dat er voor iedere 40 leerlingen één onderwijzer moet worden aangesteld. Bij de regeling van die zaak is blijkbaar niet alleen op het aantal kinderen maar ook op de klassenverdeeling gelet. De beraadslaging wordt gesloten, en het voorstel van Burg. en Weth. wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. VII. Tweede Suppletoir Kohier der Plaatselijke Directe Belasting, dienst 1888. (Zie Ing. St. n". 10.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. VIII. Voorstel betrekkelijk het verleenen van een verlof aan Dr. C. Snouck llurgronje, Ieeraar aan de Instelling tot opleiding van Oost- Indische ambtenaren. (Zie Ing. St. n°. II.) De Voorzitter. Er is een verzoek van den heer Schmidt ingekomen, om het voorstel voor zoover 't hem betreft in te trekken. Het ge deelte van het voorstel om den heer Schmidt tijdelijk een jaarwedde van f 500 toe te kennen, moet dus beschouwd worden als te zijn vervallen. Het gewijzigde voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aan genomen. IX. Verzoek van F. W. J. H. Tengbergen, om ontheffing van school geld, Middelbaar en Lager onderwijs. (Zie Ing. St. n°. 14.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming gunstig op beschikt. De Voorzitter. De aan de orde gestelde onderwerpen zijn hiermede afgehandeld? Verlangt nog iemand het woord? Niemand meer hel woord verlangende wordt de Vergadering gesloten. Te Leiden ter Boekdrukkerij van GEBROEDERS MURE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1889 | | pagina 2