93 Kitting van Donderdag 39 November 13S8, geopend 's namiddags te twee uren. Voorzitter: de Heer Burgemeester L. M. DE LAAT DE KANTER. Te behandelen onderwerpen I®. Benoeming van eene Regentes van het H. G. of arme Wees- en Kinderhuis. (224) 2®. Idem van eene derde onderwijzeres aan de Jongensschool 1ste klasse. (240) 3°. Idem van een derden onderwijzer aan de school 3de klasse n°. i. (241) 4®. Idem van een tweeden onderwijzer aan de Jongensschool 1ste klasse. (242) 5®. Verzoek van H. Koster, ter bekoming in eigendom van grond aan de Haarlemmertrekvaart. (229) 6°. Bezwaarschriften tegen het kohier der Plaatselijke Directe Belasting, dienst 1888. (230) 7'. Voorstel tot aanschaffing van Well's lampen. (231) 8'. Verzoek van G. Rijkaart Azn., om ontslag als derde onderwijzer aan de Jongensschool 1ste klasse. (234) 9®. Idem als voren van Mej. A. M. Kapteyn, als leerares in de Geschiedenis en Aardrijkskunde aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes (233) 10®. Idem van den Directeur der Leidsche Melkinrichting, om ont heffing van de bepaling van art. 221 der Algemeene Politieveror dening. (237) U®. Idem van de firma H. M. Biesiot, om een waterleiding te maken, naar de Van-der-Werfstraat. (238) 12®. Idem van C. Ripping, om terugbetaling van schoolgeld, lager onderwjjs. (239) 13®. Idem als voren van Jhr. C. J. Strick van Linschoten. (239) Tegenwoordig waren 22 leden, als de heeren: Tieleman, Was, Kaiser, Van Reenen, Knappert, Zillesen, Du Rieu, Zaaijer, Le Poole, Hasselbach, Van Buttingha Wichers, Schneither, Fockema Andreae, Alma, De Sturler, Driessen, Verster van Wulverhorst, Van der Hoeven, Cock, De Goeje, Zaalberg en de Voorzitter. Afwezig waren met kennisgeving de heeren: Bool, Koetser, Njjkarap, Van Hamel en Juta. De Notulen van het verhandelde in de vorige Vergadering van 10 November worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede dat zjjn ingekomen: 1°. Dispositie van de Ged. Staten van Zuid-Holland dd. 20 November jl. B, n°. 3264 (3e afd.) G. S. n°. 9, ten geleide van het goedgekeurd Raadsbesluit van 10 November jl. tot het aangaan van een 3£ pCt. Conversieleening ad f 600000. 2°. Dispositie als voren dd. 20/24 November jl. B. n°. 3669 (3e afd.) G. S. n°. 97/3, ten geleide van het goedgekeurd Raadsbesluit tot ver hooging der gemeentcbegrooting, dienst 1888, in ontvangst en uitgaaf met f 2733 (dekking van te kort op eenige begrootingsposten.) Worden voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. Verzoek van Dr. B. Kruytbosch, om eervol ontslag uit zijne be trekking van leeraar aan het Gymnasium tegen 1 Februari 1889. 2°. Verzoek van A. en A. H. Romer, om een brug te leggen over de Zoeterwoudsche Singelsloot voor hunne in aanbouw zijnde perceelen sectie nos 41724176. 3°. Idem van H. Dietrich, om vergunning tot het maken van 2 hard- steenen treden in de Pieterskerk Choorsteeg voor zijtoegang tot het huis Breestraat 99. 4°. Voordracht ter benoeming van drie leden van de Plaatsel. Schoolcommissie wegens periodieke aftreding. Worden gesteld in handen van Burg. en Weth. Aan de orde is alsnu: I. Benoeming van eene Regentes van het H. G. of Arme Wees- en Kinderhuis. (Zie Ing. St. n°. 224.) De Voorzitter. Ik verzoek de heeren Was, Cock en Zaalberg met mij het stembureau te willen uitmaken. De uitslag der stemming is, dat wordt benoemd mejuffrouw Aletta Rebecca Maria Kaiser met 19 stemmen. Drie briefjes waren in blanco. II. Idem van eene derde onderwijzeres aan de Jongensschool le klasse. (Zie Ing. St. n°. 240.) Benoemd wordt mejuffrouw J. G. Blok, met 21 stemmen. Een briefje was in blanco. III. Idem van een derden onderwjjzer aan de school 3e klasse n°. 1. (Zie Ing. St. n°. 241.) Benoemd wordt de heer P. T. Jansen met 16 stemmen. De heer J. Plantfeber verkreeg 3 stemmen, terwijl 1 briefje in blanco was. IV. Idem van een tweeden onderwijzer aan de Jongenschool le klasse. (Zie Ing. St. ne. 242.) Benoemd wordt de heer J. J. Wissenburgh met 21 stemmen. Een briefje was in blanco. De Voorzitter. Ik dank de heeren stcmopnemers voor hunne wel willende medewerking. V. Verzoek van H. Koster, ter bekoming in eigendom van grond van de Haarlemmertrekvaart. (Zie Ing. St. n'. 229.) De Voorzitter. Het rapport van de Commissie van Financiën is nog niet gedrukt, doch zij heeft gccne bezwaren tegen dit verzoek. Wordt zonder beraadslaging of hoofdeljjke stemming gunstig op beschikt. VI. Bezwaarschriften tegen het Kohier der Plaatselijke Directe Be lasting, dienst 1888. (Zie Ing. St. n». 230.) De heer Van der Hoeven. M. d. V.! Ik wensch het woord te voeren, niet over de reclames zelve maar over de zaak in het algemeen. Ik heb mij afgevraagd of deze zaak op dit oogenblik wel rijp voor behandeling is. En die vraag heb ik mij gesteld naar aanleiding van de discussie die juist een jaar geleden, den 17 November 1887, hier in den Raad heeft plaats gehad, ook bjj gelegenheid dat omtrent een aantal reclames moest beschikt worden. Toen heeft de Raad besloten dat daarover niet zou beschikt worden alvorens de Commissie van Financiën daaromtrent zou zijn gehoord. Nu wilde ik gaarne vernemen, welke de reden mag geweest zijn, nadat de Raad verleden jaar het voorstel daartoe niet alleen met algemeene stemmen had aangenomen, maar het zelfs door Burg. en Weth. werd overgenomen, dat thans ten aanzien van deze reclames wederom afgeweken wordt van de gedragslijn die toen is gevolgd. Bovendien in art. 2 van de Verordening omtrent de vaste commissiën handelende over den werkkring van de Commissie van Financiën, lezen wij: zjj dient den Raad van bericht en advies omtrent alle zaken en verzoekschriften van financieëlen aard tot de kennisneming van den Raad behoorende.'' Het vorige jaar heb ik reeds op dit art. gewezen. De stapel verzoekschriften die thans voor IJ ligt, M. d. V., het zijn alle verzoekschriften van financieëlen aard, behoorende tot de kennisneming van den Raad, en daarom behoort ook de Commissie van Financiën ons te dienen van bericht en advies. Nu zeg ik niet dat ik er persoonlijk zoo vóór ben, dat dit altijd zal geschieden; maar ik wensch deze gelegenheid niet voorbjj te laten gaan zonder den Raad in de mogelijkheid te stellen uitspraak te doen. Ik zou willen dat nu voor eens en voor al werd uitge maakt of dergeljjke reclames per se moeten gesteld worden in handen van de Commissie van Financiën, ja dan neen. Strikt genomen, als wjj ons houden aan de letter van de verordening, zooals die thans luidt, moet het altjjd geschieden. Er zijn evenwel aan die handelwijze wel eenige bezwaren verbonden. Het zal eenig oponthoud geven, terwijl ik stellig geloof dat die zaken by Burg. en Weth. zeer zorg vuldig worden nagegaan, zoodat uit dien hoofde naleving van de verordening niet noodig is. Maar daarbij meen ik ook dat het niet naleven van eene veror dening alleen mag berusten op eene uitdrukkelijke beslissing van den Raad. En te meer geloof ik dat dit wenschelyk is, omdat de Raad anders den schijn op zich laadt van verleden jaar met groote zorg de reclames te hebben onderzocht, maar diezelfde zorg niet te willen besteden aan de reclames van dit jaar. Nu is er natuurljjk niets tegen om van stelsel te veranderen; maar dan moet het ook uit drukkelijk worden gezegd. Ik wenschte dus in de eerste plaats te vragen of er eene bepaalde reden is waarom nu wordt afgeweken van de bedoeling en den geest van het voorstel van verleden jaar door Burg. en Weth. overgenomen en door den Raad met algemeene stemmen aangenomen. De Voorzitter. Het doet mij genoegen dat de heer Van der Hoeven dit punt ter sprake brengt, en wel om de wjjzc waarop hij zijne vraag heeft toegelicht, dat het namelijk den schijn konde hebben dat dit jaar de ingebrachte bezwaren met minder zorg dan verleden jaar zijn onderzocht. Dit nu is het geval volstrekt niet, ik stel er prijs op om dit te verklaren. De heer Van der Hoeven heeft overigens niet geheel juist weer gegeven wat verleden jaar is voorgevallen. Wel heeft toen de Raad besloten de reclamaties te stellen in handen van de Commissie van Financiën, doch niet zoozeer op grond van art. 2 der Verordening, als wel meer speciaal omdat naarmate de verzoekschriften waren in gekomen en door mij aan den Raad waren medegedeeld, telkens door den Raad besloten was ze te stellen in handen van Burg. en Weth. en van de Commissie van Financiën. De Raad had dus reeds eene beslissing genomen, en dat besluit moest geeerbiedigd worden. Vroeger werden die reclamaties evenwel nooit in handen van de Commissie van Financiën gesteldzoodat als er eene afwijking heeft plaats gehad, dit juist verleden jaar is geweest. Dit jaar heb ik evenwel alleen voorgesteld, naarmate de reclamaties inkwamen, om ze te stellen in handen van Burg. en Weth. Dus niet ook in handen van de Commissie van Financiën. Nu geef ik toe dat eene letterlijke opvatting van het slot van art. 2 van de Verordening op de vaste Commissiën, aanleiding zou kunnen geven om deze stukken ook in handen te stellen van de Commissie, van Financiën. Het zjjn verzoekschriften, en althans voor de betrokken personen, van finan- cieelen aard; maar naar den geest van de verordening geloof ik toch niet dat zij bij de Commissie behooren. Wat is het geval? Het kohier wordt opgemaakt door Burg. en Weth., en nu zijn deze verzoek schriften niets anders dan klachten, ingediend tegen de wjjze waarop dit is geschied, en het vragen eener nadere overweging van hetgeen de klagers hebben in te brengen tegen het cijfer waarvoor zjj zijn aan geslagen. Eigenlijk is het dus niets anders dan eene voortzetting van het werk, door de wet speciaal aan Burg. en Weth. opgedragen het samenstellen van het kohier. De heer Van der Hoeven heeft verder zelf een hoofdbezwaar op-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1888 | | pagina 1