75
doel lc benoemen. Maar juist omdat de Commissie van Financiën
als Commissie van Voorbereiding niet goed werkte, omdat er lusschen
die Commissie en bet Uagelijksch Bestuur geen aanraking bestond,
juist daarom hebben wij genteend er eene Commissie van Bijstand
van te moeten maken. Ban kunnen de zaken door de Commissie in
vereeniging met bet Uagelijksch bestuur worden onderzocht vóór zij
bij den Raad komen. Komt daarnaast nu nog eene Commissie van
Voorbereiding, dan is de Commissie van Bijstand volkomen overbodig
en het nadeel dat allen in de tegenwoordige wijze van werken
erkennen, zal bestendigd worden. Uie Commissie van Voorbereiding
zal toch natuurlijk op dezelfde wijze werken als de tegenwoordige. Ue
gelegenheid om op eene gemakkelijker wijze verschillen tusschen hel
Uagelijksch Bestuur en de Commissie van Financien uil den weg te
ruimen, zal dan ontbreken. Welk nut de heer Kaiser van eene zoo
danige regeling verwacht is mij niet duidelijk.
Ue heer Was. M. d. V.! Mag ik er even op wijzen dal wij op
dit oogenblik niet zijn in de Vergadering van den 28 Juni 11. Toen
werd de Verordening behandeld en kon U de bezwaren tegen al de
voorgestelde amendementen in het midden brengen. Wij hebben thans
alleen te handelen over Uw bezwaar, als Burgemeester van Leiden,
om de Verordening van 28 Juni uittevoeren, een bezwaar dat volgens
den brief van Gedeputeerde Staten alleen gericht is tegen de bepa
ling in de Verordening omtrent den Voorzitter. Wanneer wij hier
te doen hadden met een procedure voor den Hoogen Raad, dan zou
men zeggen, dat tegen het vonnis of arrest slechts één cassalieuiiddel
is opgeworpen. Ue Hooge Raad heeft dan te beslissen of dat cassatie
middel gegrond is, doch heeft zich niet uit te laten over cassatieraiddelen,
die bij dagvaarding niet zijn voorgesteld, doch alleen bij pleidooi wor
den ter sprake gebracht.
Wat hebt U, M. d V.! nu evenwel gedaan. U hebt betoogd dat de
Verordening behalve op grond van die eene bekende bepaling, ook
nog vernietigd moet worden op allerlei andere gronden. Maar eene
dergelijke behandeling van zaken komt mij niet geoorloofd voor. In
eene civiele procedure zou men zeggenalle exception moeten ge
zamenlijk worden voorgedragen. Men kan niet voor den dag komen
nu eens met deze, later weêr met een andere exceptie. Want dan
komt men nooit tol een einde.
Wat zal de Raad nu bereiken met het aannemen van hel voorstel
van Burg. en VVeth.? Niets! Want morgen staan wij dan weder
voor eene andere klacht van den Voorzitter bij Gedeputeerde Staten,
dat de Verordening ook op andere gronden niet deugt en in strijd
is met de Wet.
Wij komen dus niet verder door aanneming van het voorstel van
Burg. en Weth.
Toen het alleen gold uw bezwaar, omschreven in den brief van
Gedeputeerde Staten, heb ik persoonlijk er lang over nagedacht, of
het maar niet beter was toe te geven aan het bezwaar van den Mi
nister van Binneniandsche Zaken, omdat ik het behoud der Verorde
ning, waarin de werkkring der Commissie van Financiën geheel naar
mijn wensch wordt omschreven, meer op prijs stelde, dan het behoud
der bepaling, welke door den Minister in strijd wordt geacht met de
Gemeentewet.
Bjj die gedachte werd ik ook geleid door het argument van den
heer Bool, die de bepaling overbodig achtte, omdat ook zonder die
bepaling in de Verordening niemand anders dan de Wethouder van
Financien als Voorzitter van de Commissie zou optreden. Hoewel het
mij persoonlijk onverschillig is, of de Commissie van Financien door
den heer Bool, door U, of een der andere Wethouders zal worden
gepraesideerd, ben ik ten slotte tot de overtuiging gekomen, dat het
beter is de gewraakte bepaling te behouden, omdat wij.daardoor ver
zekerd zijn van stabiliteit in hel praesidiuin, waarvoor anders, met het
oog op hel Reglement van Orde geene genoegzame waarborgen beslaan.
Ons amendement beoogde juist te voorkomen, dal nu eens de een,
dan weer de ander als Voorzitter zou optreden.
In die overtuiging ben ik versterkt door Uwe verklaring, M. d. V.
dat U, ook al trekt de Raad de bepaling in, toch de Verordening ver
nietigd zult zien te krijgen wegens bezwaren, die door U zijn aan
gevoerd.
Ik zou dus meenen, dat de Raad verstandig doet de Verordening,
zooals die thans is vastgesteld, te blijven handhaven, omdat het on
zeker is, of de Minister, na de ontvangst der nadere inlichtingen, bij
zijne bezwaren zal blijven volharden, en de Verordening aan den
Koning ter vernietiging zal voordragen, en ook omdat wij niet zeker
zijn, dat er naderhand van den kant van den Burgemeester geen
nieuwe bezwaren tegen zullen worden ingebracht.
Ue VooitziiTEK. Mijn strijd legen de geheele Verordening is be
gonnen, toen het amendement van de Commissie op de Huishoudelijke
Verordeningen er in was opgenomen, hetwelk bepaalde dat alle ad
viezen van de Commissie van Financien, ook dezulke die tot geen
voorstellen aanleiding gegeven hadden, aan den Raad zouden worden
overgelegd.
Wij zitten hier niet in eene pleitzaalhet moge daar een vereischte
zijn om alle exccplien te gelijk aan te brengen, men kan mij niet
tegenwerpen, dat ik dit hier niet heb gedaan. Wij zijn in dat opzicht
aan geen termijn gebonden.
Ue heer Cock. Ik wensch den Raad er alleen aan te herinneren
dat zijn vorig besluit is genomen met eene meerderheid van 18 tegen
6 stemmen. Het ergste bovendien wat er gebeuren kan is dat ten
slotte de Minister, na den Raad van State gehoord te hebben bij zijn
gevoelen volhardt en ons in het ongelijk stelt Waarom moeten wij
nu Zijn Excellentie in deze, minstens, betwistbare, quaestie te gemoet
komen? Maar waarover, M. d. V., zal nu eigenlijk gestemd worden?
Ue Voorzitter. Ue quaestie waarover nu de stemming zal plaats
hebben is, om de geincriineerde bepaling, dat speciaal de Wethouder
van Financien Voorzitter van de Commissie van Financien zal zijn,
uit de Verordening te doen vervallen. Uie deze bepaling derhalve
niet ingetrokken wenscht, stemt tegen
Bij hoofdelijke omvraag verklaren zich 10 leden tegen, 10 voor de
intrekking, zoodal de bepaling behouden blijft.
Tegen stemden de hecrcn: Zaaijer, Juta, Coek, Van Hamel, Ue
Goeje, Tieleman, Van Reenen, Uriessen, Was, Ue Slurler, Versier,
Fockema Andreae, Schneither, Ue Rieu, Zillescn en Van der Hoeven.
Voor stemden de bceren: Alma, Hasselbach. Hooi, Van bullingha
Wichcrs, Kaiser, Koclser, Zaalberg, Le Poole, Knappert en de Voor
zitter.
Ue lieer Cock. M. d. V.! Moet nu niet in stemming komen het
eerste gedeelte van het Rapport van de Commissie voor de Huishou
delijke Verordeningen, om de Verordening te renvoyeeren naar den
Minister van Binnenlandsch Zaken,onder overlegging van al de stukken
over deze quaestie gewisseld?
Ue Voorzitter. Na de zooeven gevallen beslissing spreekt het van
zelf dat al de stukken die op deze zaak betrekking hebben aan den
Minister zullen gerenvoyeerd worden.
Ue heer Cock. Ik dank U, M. d. V.! Maar mag ik dan doen op
merken, dat, wanneer ik spreek van al de stukken op deze zaak be
trekking hebbende, ik daaronder ook versta die, welke betrekking
hebben op de onlangs in dezen Raad gehouden gedaehtenwisselingen
over de gewijzigde Verordening op de samenstelling van de Commissie
voor de Gasfabriek.
IX. Verordening op de verdeeling 'der gemeente in buurten en
Wijken, en instelling van de betrekking van Buurtcoramissaris.
(Zie Ing. Si. n°. 127 en 2IG.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd.
X. begrooling van de Inkomsten en uilgaven der gemeente voor
188!) en bijbehoorende stukken.
(Zie Ing. St. nu. 198.)
Ue Voorzitter opent de algemcene beschouwingen.
Ue heer Bool. M. d. V.! Zoozeer als ik mij kan vercenigen met
het betoog van de Commissie van Financien, voorkomende aan het
slot van haar Rapport, zoo weinig kan ik instemmen met den aanvang
daarvan, namelijk, de algemcene beschouwingen.
Ue Commissie zegt daar dat het niet zonder belang is het oog te
vestigen op de verhouding tusschen de vrij regelmatig terugkeerende
inkomsten en uitgaven.
Ik doe hier al dadelijk tweëerlei opmerken. In de eerste plaats
dat dit niet zonder belang is alleen voor de gewone inkomsten en
uitgaven, maar ook ten aanzien van de buitengewone, En in de
tweede plaats, dat wil men een financieel overzicht van eene ge
meente hebben, dit niet over een enkel dienstjaar moet loopen inaar
over een reeks van jaren. Eerst dan verkrijgt men een goed finan
cieel overzicht want de begrooting van een enkel jaar wordt soms
le veel gedrukt door het hetgeen in een vorig jaar is gedaan of na
gelaten. Ue Commissie komt daarom tot eene vergelijking van 1889
met 1888 en vindt dan een verschil van f 17500.voor de inkom
sten en f 14400.voor de uitgaven. Uit nadeelig verschil, zegt zij,
wordt gedekt door hel hoogere batig slot waarover dit jaar te be
schikken valt.
Nu komt het mij voor, dat wanneer wij in inkomsten meer vooruit
gaan dan in uitgaven, er geen nadeelig verschil ontstaat, maar veeleer
een voordeelig. Uat men het nadeelige zou moeten zoeken in de
kleine vcmeerdering beide van inkomsten en uitgaven is weinig aan
nemelijk, daar deze toch van geen beteekenis is op eene begrooting
van nagenoeg 800.000.
Verder komt de Commissie weder terug op de quaestie van ieenen
voor buitengewone uitgaven; gelukkig wenscht zij daarover thans
geen debat, maar goeft zij slechts eene opmerking ten beste. Ue
Commissie zegt o. a «Naar den vorm doet zij dit ook in 1889 door
(Volgn 160) f 10000af te lossen, maar levens sluit zij (Volgn. 53)
eene leening voor meer dan dit bedrag. Economisch doet zij dus
niets anders dan de vordering voor dit dienstjaar endossecren aan
hare opvolgers."
Ue Commissie ziel daarbij twee zaken over het hoofd. In de eerste
plaats dal er ook een post is bestemd tot aankoop van Kapitaal, en
in de tweede plaats dat elke post op zich zelve moet beschouwd
worden. Wanneer de hierbedoelde leening aan de orde komt zal ook
de aflossing geregeld worden, zoodat ik niet geloof dat wij iets aan
onze opvolgers endosseeren wal niet billijk of rechtvaardig is.
Ue heer Fockema Anureae. M. d. V.! Ik wensch alleen op te
merken, dat wij met een enkel woord op die leening voor buitenge
wone uilgaven zijn teruggekomen, gedachtig aan het frappez ort
frappez juste of wij dit nu plegen te doen laat ik aan uw oordeel
over mais surtout frappez souvent.
Uat wij ook nu dezen stelregel in praktijk hebben gebracht, zal de
Raad ons wel niet kwalijk nemen, inaar wellicht zou bij recht hebben
het mij euvel te duiden zoo ik nu aan den Wethouder van Financiën
niet het laatste woord liet. Ik spreek dus thans over de quaestie
niet meer.
Ue algemeene beraadslaging wordt gesloten.
Ue Voorzitter. Volgens gewoonte worden het eerst aan de orde
gesteld de Uitgaven.
Volgn. 6064 worden zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
aangenomen.
Volgn. 65. Jaarwedden van de ambtenaren en bedienden der Gemeente
secretarie.
Ue heer Was. M. d. V.! In de sectievergadering, waaraan ik deel
nam, is de opmerking besproken, die bij dit Volgn. in het verslag
vermeldt wordt. Ik erken onmiddellijk dat het moeilijk is voor de
leden van den Raad om over deze kwestie het woord te voeren,
omdat uien allicht in de bevoegdheid van Burg. en eth. zou grijpen.