53 van den Raad onderworpen kunnen worden, En van den 16 lolden 4cn September, dus 19 dagen, zou de Minister dan nog tijd hebben om eenc beslissing te nemen. Tijd zal er dus voldoende zijn, naar ik vertrouw. Doch laat ons het ongunstigst geval eens aannemen en veronderstellen, dat het bleek dat er of voor ons of voor den Minister geen voldoende tijd overbleef om te beslissen, welk groot kwaad zou er dan nog in gelegen zijn den tijd der inwerking treding der Ver ordening wat later te stellen en te bepalen, dat zij in werking zal treden op den len Januari 1889 bijvoorbeeld, of op elk ander wille keurig tijdstip. Ik herhaal echter, ik geloof niet dal dit noodig zal zijn. Op grond van dit alles, geef ik der Vergadering in overweging om tc volgen den weg door hel reglement voorgeschreven en de stukken te stellen in handen van de Commissie voor de Huishoudelijke Ver ordeningen. Van mijn kant beloof ik zooveel mogelijk spoed met de zaak te zullen maken. De motie wordt voldoende ondersteund cn maakt derhalve een onderwerp van beraadslaging uit. De Voorzitter. Ik zal vooreerst mcdcdcelen waarom het voorstel, om de stukken tc stellen in handen van de Commissie voor de Huis houdelijke Verordeningen, niet van het Dagelijksch Destuur is uitge gaan. Het meende dat zulks in dit speciale geval niet noodig was, omdat het hier betrof eenc zaak die de heer Cock heeft er ook aan herinnerd door de Commissie voor de Huishoudelijke Ver ordeningen was voorgesteld en verdedigd, door den Raad behandeld cn door Burg. en Weth. bestreden. Wij meenden derhalve te mogen aannemen dal de Raad volkomen op de hoogte der zaak was. Wat betreft de quaestie van courtoisie ik weet niet wie daarin zou te kort zijn geschoten. Wij hebben niets anders kunnen doen dan den brief, van de Gedeputeerde Staten ontvangen, aan den Raad over te leggen cn gevolg tc geven aan het verzoek aan hel slot uitgedrukt, om, met het oog op het in werking treden van de Verordening, zoo spoedig mogelijk van den Raad ccne beslissing te vragen. Ik stel op den voorgrond dat het mij en den leden van het Dagelijksch Bestuur volkomen onverschillig is of de Raad nog eerst de stukken wil stellen in handen van de Commissie voor de Huishoudelijke Ver ordeningen. Wij hebben de mogelijkheid voorzien dat daartoe een voorstel zou gedaan worden en Burg cn Weth. zullen er zich niet tegen verzetten. Maar ik geloof dat de berekening van den heer Cock, waarmede hij tracht aan te loonen dat er nog tijd genoeg over blijft om de zaak vóór het begin van September tot eene beslissing te brengen, niet opgaat. Vooreerst omdat wij niet te beschikken hebben over den tijd dien de Raad van State noodig zal achten om een advies uit te brengen. Ik heb er natuurlijk niets tegen om bij de regeling van werkzaamheden in acht te nemen de tegenwoor digheid of de afwezigheid van leden van speciale commissiën, maar ik moet mededeelen, dat ik verlof heb gevraagd om de maand Au gustus buiten de gemeente door te brengen, zoodat wanneer de zaak vandaag niet tot een decisie komt, ik ook later niet bij de behande ling tegenwoordig zou kunnen zijn. De wet nu draagt uitsluitend aan den Voorzitter op, om besluiten die naar zijn oordeel in strijd zijn met de wet ter vernietiging voor te dragen; en nu weet ik wel, dat bij afwezigheid van den Burge meester de oudste Wethouder in zijn plaats optreedt, maar ik meen, dat het meer in den vorm zou zijn, wanneer deze zaak niet in mijne afwezigheid werd behandeld, omdat zij een gevolg is van een door mij persoonlijk gedanen stap. Ik heb tegen de motie echter geen overwegend bezwaar, want ik hen 't met den heer Cock eens, dat de termijn van 4 September ver lengd zou kunnen worden; wij stelden 4 September alleen voor, om dat de eerste Dinsdag van September op dien datum valt en de wet dien dag heeft vastgesteld voor de benoeming van de leden der vaste Raadscommissiën. Wordt de motie aangenomen, dan zal de behandeling dezer zaak waarschijnlijk minstens tot September moeten worden aangehouden, als de Raad er ten minste prijs op stelt, dat zijn Voorzitter er de be handeling van bijwoont. De heer Cock. Mag 'ik U dankzeggen, M. d. V.voor de verzeke ring, dat van de zijde van het Dagelijksch Bestuur geen verzet tegen mijn motie zal komen. Verder heb ik hier niets bij te voegen dan dat, toen ik zooeven meende, dat de zaak licht vóór 4 September klaar zou kunnen komen, ik niets van Uwe voorgenomen afwezigheid wist en daarmede dus natuurlijk geen rekening heb gehouden. Nu ik dit weet, stel ik er prijs op tc verklaren, dat, naar mijne persoonlijke mecning, ook de courtoisie tegen over U medebrengt, dat de Raad gedurende Uwe afwezigheid deze zaak niet behandelc. Maar wat schade? Ik heb er reeds op gewezen cn zoo ik U goed verstaan heb waart gij bet met mij eens, dat niets verhindert de inwerkingtreding dezer Ver ordening op een later tijdstip te stellen; indien dat althans blijkt noodzakelijk te zijn. Laat ons dus den loop der omstandigheden af wachten en later naar bevind van zaken handelen. Nu ik het woord •courtoisie" ten tweeden male gebruikt heb, nog dit tot slot: U schijnt mij niet goed verstaan te hebben, wanneer meent, dat ik het Dageljjksch Bestuur gebrek aan courtoisie heb verweten tegenover onze Commissie. Dit heb ik niet gedaan, zooals zonder twijfel uit het gedrukt verslag zal blijken; immers ik heb zeer langzaam ge sproken. Ik heb «courtoisie" alleen aangevoerd en dat nog zeer schoorvoetend als drangreden voor den Raad, niet voor het Dagelijksch Destuur, om mijne motie van orde aan te nemen. De discussiën worden alsnu gesloten. De Voorzitter. Ik zal thans de motie van den heer Cock in stem ming brengen. De heer Van Hamel. M. d. V.! Wanneer de motie-Cock verworpen wordt, is daarmee dan te kennen gegeven, dat het voorstel van Burg. cn Weth. is aangenomen De Voorzitter. Neen, dan eerst beginnen de discussiën over het voorstel van burg. cn Weth. De motie-Cock wordt alsnu in stemming gebracht en aangenomen met 18 stemmen tegen één, die van den heer Hasselbach. VI. Rekening van het 11. G. of Arme Wees- en Kinderhuis over 1887. (Zie Ing. St. n°. 150.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. VII, Idem van de Stedelijke Werkinrichting. (Zie Ing. St. n°. 151.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. De hecren üriessen en Zillescn waren bij de behandeling van deze rekening niet tegenwoordig. Niemand meer het woord verlangende, wordt de Vergadering gesloten. Te Leiden ter Boekdrukkerij van GEBROEDERS MURE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1888 | | pagina 3