51 Zitting van Donderdag 26 Juli 1988, geopend 's namiddags te twee uren. Voorzitter: de Heer Burgemeester L. M. DE LAAT DE KANTER. Te behandelen onderwerpen I'. Staten van af- en overschrijving, dienst 1887, van het R. K. Wees- en Oudeliedenhuis en het R. K. Armbestuur. (143) 2*. Verzoek van G. J. De Nie, om een stoep te leggen aan den Middel weg. (144) 3°. Idem van P. Van Driel Bzn ter bekoming in gebruik van grond aan den Vestwal. (147) 4'. Staat van af- en overschrijving op de gemcentebegrooting, dienst 1888. (148) 5°. Voorstel betrekkelijk de Verordening regelende den werkkring van de Commissie van Financiën, vastgesteld in de zitting van 28 Junijl. (149) 6'. Rekening van het H. G. of Arme Wees- en Kinderhuis over 1887. (150) 7". Idem van de Stedelijke Werkinrichting. (151) Tegenwoordig waren 19 leden, als de hccren: Kaiser, Du Rieu, Zaaijer, Zillcsen, Van Buttingha Wichers, Knappert, Driessen, Hassclbach, Zaalberg, Nijkamp, Koetser, Ticleman, Cock, De Sturler, Van Reenen, Schneither, Verster van Wulvcrhorst, Van Hamel en de Voorzitter. Afwezig waren met kennisgeving de heeren: Le Poolc, Fockcina Andreae, Van der Hoeven, Was. Juta, De Goeje, Alma, Bool. De Notulen van het verhandelde in de vorige Vergadering van 28 Juni worden gelezen. De Voorzitter. Ik wenschte iets in 't midden te brengen, ofschoon het geen betrekking heeft op de Notulen der vorige Vergadering. Na deze hebben wij het verslag ontvangen van de vergadering van 21 Juni 11., in welke vergadering ik o. a. de vraag gedaan heb, toen de quaestic van de conciergc-woning aan de orde was, waarom men aan Burg. en Weth. iets zou weigeren dat niets kostte, wanneer zij van oordeel waren dat dit hun dienstig kon zijn tot betere handhaving der orde; de heer Fockema Andreae antwoordde daarop: »Wat einde lijk betreft uwe vraag: het vordert geene uitgave, Burg. en Weth. verlangen het, waarom staat de Raad het ons dus niet toe? M. d. V. daarop moet ik antwoorden dat de Raad het niet toestaat wanneer hij het niet verlangt: de Raad heeft toch het laatste woord." In het gedrukt verslag nu staat in plaats van »wanneer hij het niet verlangt" «wanneer hij het niet wensclielijk acht." Mijne bedoeling is niet daar eene aanmerking op te maken, maar ik constateer het alleen, omdat nu mijn antwoord niet meer op het gezegde van den heer Fockema Andreae slaat. Het zou niet in mij opkomen een beroep op de welwillendheid van den Raad te doen, om hem te movceren tot iets te besluiten, wat hij miet wensclielijk" acht, doch zie daar tegen geen bezwaar wanneer wij, die moeten uitvoeren, iets wel ver langen hij dit daarentegen niet verlangt. Ik stel voor de notulen van de vorige Vergadering goed te keuren. Dienovereenkomstig wordt besloten. De Voorzitter deelt inedc dat zijn ingekomen 1°. Dispositie van de Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, dd. 26/30 Junijl. B, N°. 1730 (3e afd.) G. S., n°. 91/3, ten geleide van het goedgekeurd Raadsbesluit tot het doen van af- en overschrijving op de begrooling der gemeente, dienst 1887, (dekking van te korten op verschillende artikels.) 2°. Dispositie als voren, dd. 2/6 Juli 15. n°. 1799 (3e afd.) G. S. n°. 76, ten geleide van het goedgekeurd Raadsbesluit tot onderhandsche verhuring aan het Rijk van een lokaal in de Nieuwstraat, ten behoeve van Rijks-ambtenaren. 3°. Missive van Dr. D. De Loos, houdende kennisgeving dat hij de benoeming tot Bestuurder van den Stedelijke Werkinrichting aanneemt. Voorts dat op 21 Juli jl. heeft plaats gehad de opneming van de boeken en kas van den Gemeente-ontvanger, waarvan proces-verbaal is op gemaakt dat in afschrift is gezonden aan de Gedep. Staten, terwijl het origineel ter inzage in de Leeskamer is nedergelegd. Worden voor- kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over 1°. De rekening en verantwoording der gemeente over den dienst 1887. 2°. Rekening, dienst 1887, van bet Heilige Geest Weeshuis en van het Nederl. Israëlietisch Armbestuur. Worden gesteld in handen van de Commissie van Financiën. Nog wordt medegedeeld: 1°. Dat aan Johanna Plantfeber, weduwe van P. Smit, eervol ontslagen bediende aan de Stedelijke Werkinrichting, een pensioen is verleend van f 49.51, ingaande 1b Juli jl. berekend naar eene jaarwedde van 100 en een diensttijd van 29 jaren en 8£ maand. 2°. dat op 17 Juli jl. wederom f 1000 in prolongatie is belegd bij de Leidsche Bank, en thans in het geheel f 30000. Aan de orde is alsnu: I. Staten van af- en overschrijving, dienst 1887, van het R. K. Wees- en Oudeliedenhuis en het R. K. Armbestuur. (Zie Ing. St. n8. 143.) Worden zonder discussie of hoofdelijke stemming goedgekeurd. II. Verzoek van C. J. De Nie, om eene stoep te leggen aan den Middelweg. (Zie Ing. St. n°. 144.) Wordt zonder discussie of hoofdelijke stemming toegestaan. III. Idem van P. Van Driel Bzn.: ter bekoming in gebruik van grond aan den Vestwal. (Zie Ing. St. n8. 147.) Dc heer Van Hamel. M. d. V.! Ik wenschte iets te zeggen naar aanleiding van een ingezonden stuk in 't Leidsche Dagblad, betreffende 't onderwerp, dat thans aan dc orde is. Ik geloof, dat het zijn nut kan hebben, ter voorkoming van 't maken van verkeerde gevolgtrek kingen, te verzekeren dat het stuk niet afkomstig is van den heer Van Driel, noch door hem is geinspireerd, noch dat hij weet wie er de schrijver of inzender van is. De wenk daarin voorkomende trok mijn attentie, ik heb daarop de in dat stuk vermelde Verordening nagezien, en heb bevonden, dat wat in het ingezonden stuk beweerd wordt, inderdaad juist is; het opgegeven n8. 616, sectie A, is echter niet overeenkomstig met dc werkelijkheid en kan dan ook niet be doeld wezen. Ik geloof dan ook. dat wanneer adressant ingevolge deze Verordening te werk ging zonder toestemming van den Raad, hij van een koude kermis zou thuis komen. Sectie A, n°. 616 toch is, volgens een onderzoek door mij op het kadaster ingesteld, water, het was dat reeds in 1877 en is sinds dien- tijd nog water, en wel de sloot ter helft harer breedte en naar mijn meening kan de Raad nooit gemeend hebben daar een perceel te hebben, om kleeden op uit le kloppen ik geloof dat hier bedoeld is n°. 841, wal, groot 25 aren en 5 centiaren. Ik heb van morgen om 10 uur het terrein bekeken in gezelschap van Van Driel, die mij op mijn verzoek vergezelde, en toen heb ik hem gevraagd welken grond hij bedoelde. Hij verlangt slechts een stukje grond van 2 M'. en ik verklaar niet te kunnen begrijpen waarom men hem dat terrein zou weigeren. Het is op den Noord-Oostelijken hoek bij zijne houten loods gelegen en onmiddellijk daaraan grenzende, en het is zijn bedoeling daar een put te graven, en dien in verbinding te brengen met een koker, welke de stof moet opvangen. De stof wordt aan 't uiteinde van den koker bevochtigd, en slaat dan in dien put nèer, verandert dus in een soort van modder, die vervolgens in schuiten weggevoerd wordt, overeen komstig dc voorwaarden, waarop hem in 't vorige jaar het terrein werd afgestaan. Wordt adressant dit verzoek niet toegestaan, dan zal hij verplicht zijn het stof een anderen uitweg te verschaffen; hij zal dan een hoogen schoorsteen moeten bouwen en het stof in de lucht moeten laten ontsnappen. Dit zal hem op meerdere kosten jagen, maar tevens groote last aan de omwonenden veroorzaken. Men heeft daar in den omtrek het kerkhof, dat steeds bezoekers heeft, en eenige perceclcn, wier bewoners zeker hinder van dat stof zullen ondervinden. 't Komt mij dus voor, dat het belang van de Gemeente volstrekt niet benadeeld wordt door het afstaan van een zoo nietig stukje grond, en dat het belang van de omwonenden er bepaald door gebaat zal zijn. De heer Kaiser. M. d. V.! Ik zou gaarne de ware reden willen vernemen waarom den heer Van Driel dit kleine stukje grond wordt geweigerd. Burg. en Weth. zeggen omdat die grond beschikbaar moet blijven tot bergplaats voor oude keien. Maar er zal toch nog wel een geldiger, een meer afdoend motief zijn. Ik zou gaarne zien dat het verzoek kon worden toegestaan, omdat eene inrichting tot tapijt reiniging een belangrijke zaak is, die ik zooveel mogelijk wil steunen. Er kunnen natuurlijk redenen zijn om het verzoek niet toe te staan, zoo geldig, dat het afwijzend advies van Burg. en Weth. geheel ge rechtvaardigd wordt. In dat geval zoude ik die echter gaarne vernemen. De Voorzitter. Ik zal beginnen met het laatst door den lieer Kaiser gesprokene. Ik erken dat, hetgeen in ons advies staat, aan leiding tot de vraag van den heer Kaiser geeft. Het is zeker dat het nu juist niet zoo zeer op 4 centiaren aankomt om oude keien te bergen, maar door het manipuleeren der keien is het natuurlijk van belang dat wij de beschikking over den waterkant behouden. Dit geldt ook voor een ander belang, waarmede wij rekening hebben te houden. Bedoeld stuk grond wordt nl. op dit oogenblik ook niet gebruikt ter berging van keien, maar is in gebruik gegeven aan een zekeren Wolff, klompenmaker, die indertijd daarheen verhuisd is ten gerieve van den heer Van Driel, toen hij zijne tapijtklopperij oprichtte, en die, als het verzoek wordt toegestaan, die plaats weder zal moeten verlaten. Wat de heer Van Hamel zegt omtrent de inrichting tot ver zameling van stof, die inrichting bestaat nu ook, maar aan den anderen kant van het gebouw. Het plaatsen van een schoorsteen of lucht koker zal dus volstrekt niet'het gevolg zijn van de aanneming van ons advies; de stof wordt nu reeds op de wijze, als door den heer Van Hamel is beschreven, verzameld. De heer Van Driel is, toen hij begon, eerst komen vragen 120 meter. Op den dag dat zijn verzoek hier in den Raad zou behandeld worden, verzocht hij in nader adres 220 meter. Ik deelde toen mede, dat hij die 220 meter zeker niet kon krijgen, maar als de Raad het aan Burg. en Weth. wilde overlaten, dezen dan zouden zien hoeveel meer dan hij aanvankelijk vroeg hem zou kunnen worden afgestaan. Dit is toen geschied, en in plaats van een stuk grond van 8 X 45, heeft hij gekregen een stuk van 9 X 18 dus 462 meter. Dc heer Van Driel heeft vervolgens op dien grond opgericht een houten gebouwtje waarin een krachtgasmachine is geplaatst. In afwijking van de verordening, die met het oog op brandgevaar het plaatsen van houten gebouwen binnen de gemeente verbiedt, hebben wij geen be zwaar gemaakt den Raad voor te stellen dat toe te staan, omdat wij meenden dat eene gaskrachtmachine weinig gevaar voor brand op levert. Vervolgens is de heer Van Driel gekomen, met het verzoek om eene locomobile te mogen plaatsen. Dit verzoek is nog in onder zoek. En ofschoon nu volgens de fabriekswet het geven van ver gunning tot plaatsing dier stoommachine tot de attributen van Burg.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1888 | | pagina 1