48 bet is een palliatief, dat nogal krachtig is cn dat ik daarom con ainore verdedig. Men veroorlove mij de zaak van iels hooger af op te halen. Welke is de aanleiding geweest en welke hij gevolg de bedoeling van het voorstel in zijn ganschen omvang, dat wij nu behandelen? Laten wij het niet ontveinzen en er maar rond voor uitkomen. Wjj weten allen, dat men in den laatsten lijd geen leden meer kon krijgen, die in de Commissie van Financiën zitting wilden nemen; de oudere leden van den Raad, die er alles van wisten, bedankten geregeld voor de eer der benoeming; hel gevolg was, dat inen er in den laatsten tijd de jongere leden in benoemde, die hoe uitstekend verdien stelijk en bekwaam ook getuige de tegenwoordige Commissie uit den aard der zaak minder van de gemeenlc-financiën afwisten. In dezen zeer ongewensebten toestand wil het voorstel van llurg. en Weth. verbetering brengen Maar dat doel zal geheel gemist worden, wanneer men ons amendement niet aanneemt, waarvan de bedoeling juist strekt om alle aanleiding en alle redenen van ja, laat ik 't maar zeggen lichtgeraaktheid van leden van het Dagelijksch Bestuur tegenover de leden van de Commissie van Financiën uit den weg te ruimen. De Raad immers wenscht te welen en heeft het recht te weten, want bij regeert de stad, welke groote verschillen van ge voelen er lusschen de Commissie van Financiën en het Dagcljjksch Bestuur inct betrekking tot de gemeente-financiën bestaan. Nu weet ik wel, dat ook zonder de verplichte oflficieële mededeeling de Raad toch wel tot die kennis zal komen, doch dit zou niet anders kunnen geschieden dan óf door zijdelingsehe onolficieele mededeclingcn of praatjes, wat in alle geval verkeerd is ook met het oog op het prestige der betrokken colleges, óf op meer officieële wijze, door het indivi- ducele initiatief van een of meer leden der betrokken commissiën, en in dat laatste geval vervallen wij weer in het oude kwaad, wat wij juist willen wegruimen, namelijk in het gevaar lichtgeraakheid op te wekken. Dit alles vermijdt men door te bepalen dat alle adviezen en voorstellen altijd aan den Raad moeten worden medegedeeld, dan kan niemand er zich geraakt door gevoelen; maar laat men de al of niet publicatie afhangen van den vrijen wil van een of meer leden van het Dagelijksch Bestuur of van de Commissie van Financiën dan blijft het oude bezwaar bestaan. Buitendien, geheimhouding behoort niet meer in onze eeuw thuis! De Voorzitter. Het alternatief is volstrekt niet geheimhouding of openbaarmaking. Er is geen quaestie van geheimhouding. In elk geval waarin de Commissie van Financien bet niet eens is inet het Dagcljjksch Bestuur, kan de Commissie zelf beslissen of zij bel noodig vindt dit aan den Raad mede te deelen. Wij geven aan die Com missie, door den Raad zelf benoemd, dus veel grooter blijk van ver trouwen dan de Commissie voor de Huishoudelijke Verordeningen. Ik wijs ten overvloede nog op de Commissie van Fabrieage; zoolang die bestaat heeft men ze nooit eene dergelijke bepaling voorge schreven en er is daarvan nooit eenig nadeel ondervonden. De heer Cock. M. d. V.! Juist wat C daar zegt, dat de Commissie telkens zal moeten beslissen, of zij een verschil van opvatting tusschen haar cn het Dagelijksch Bestuur, aan den Raad zal inededeelen, is voor mij een bezwaar. Wannéér het regel is dat alles medegedeeld moet worden, dan behoeft de Commissie niet te beslissen en kan bijgevolg bet Dagelijksch Bestuur zich ook niet gevoelig of geraakt tooncn over de mededeeling. Dit zal onder andere wel ééne der vele redenen zijn geweest, waarom onze voorgangers aan bijna elk bestuur eener gemeente-inrichting de verplichting hebben opgelegd jaarlijks een verslag aan den Raad in te dienen. In die verslagen valt dikwijls niet veel belangrijks te lezen, maar zjj hebben in alle geval deze goede zijde, dat, valt er onverhoopt iels ongunstigs te melden, niemand zich daardoor geraakt behoeft te gevoelen, wat anders wél het geval zoude zijn, wanneer die jaarlijksche mede deeling niet verplichtend was voorgeschrêven. De beraadslaging wordt gesloten. Het amendement 0111 in plaats van de woorden: «Hare adviezen worden met de voorstellen, waartoe zjj leiden, aan den Raad mede gedeeld" te lezen: »Alle hare adviezen en voorstellen worden aan den Raad medegedeeld," in stemming gebracht, wordt aangenomen met 18 tegen 6 stemmen. Voor slemden de heeren: Tielernan, De Sturler, Verster van Wul- verhorst, Cock, De Goeje, Zaaijer, Juta, Van der Hoeven, Fockcma Andreae, Zaalberg, Van Hamel, Du Rieu, Was, Zillescn, Van Reencu, Schneither, üriessen en Koetser. Tegen stemden de heeren: Alma, Knapppert, Bool, Le Poole, Van Buttingha Wichers en de Voorzitter. Beraadslaging over art. 3 luidende: »De Commissie vergadert, zoo dikwijls als de voorzitter of de grootste helft harer leden nood zakelijk acht. Zij stelt voor hare werkzaamheden de bepalingen van orde vast, welke zij dienstig oordeelt." De heer Van der Hoeven. M. d. V.! In dit artikel zoomede in art. 4 wordt gesproken van »de grootste helft" Als amendement wensch ik voor te stellen om in beide artikelen in plaats van »de grootste helft" te lezentwee. De eerste alinea van art. 3 zou dan luiden »De Commissie vergadert zoo dikwijls als de Voorzitter of twee harer leden noodzakelijk achten," terwjjl het slot van de eerste alinea van art. 4 zou luiden: »zoo niet met den Voorzitter twee harer leden tegenwoordig zijn Ik zal zoo vrij zijn kortelijk de strekking van mijn araendement toe te lichten. In de eerste plaats heb ik het voorgesteld, omdat uit een rekenkundig oogpunt de text der artikelen daardoor zal verbeterd worden, want ik weet waarlijk niet, wat de r/rootste helft is. Zoodra iets grooter of kleiner is dan de helft, is bet niet meer de helft; men kan nooit spreken van een grootste of een kleinste helft, maar alleen van de helft. Van eene Commissie of Vergadering die uit vijf leden bestaat, kan nooit de helft tegenwoordig zjjn. Daarom moeten wij de bedoeling wat duidelijker omschrijven. Mij dunkt, wanneer twee van de vier leden het noodig achten eene Vergadering le houden, zullen zij daarvoor zeker wel goede redenen hebben en de andere drie leden zullen zich zonder twijfel gaarne naar den wensch van hunne medeleden schikken. Door de door mij voorgestelde nieuwe redactie van art. 4: »De Commissie neemt geen besluiten, zoo niet met den Voorzitter twee harer leden tegenwoordig zijn," wordt tevens een tweede voordeel bereikt, dal natuurlijk door deze terminologie het artikel meer in overeenstemming wordt gebracht met de juiste opvatting van art. 54 van de Gemeentewet, die ik de eer had straks hier te verdedigen. De Voorzitter. Kortheidshalve neemt het Dagelijksch Bestuur de beide amendementen over. De heer Cock. Ik zal er ook vóór stemmen, ofschoon ik daardoor allerminst geacht wil worden in te stemmen met de explicatie van art. 54 der Gemeentewet door den heer Van der Hoeven gegeven. Zonder hoofdelijke stemming worden de gewijzigde artt. 3 en 4 zoomede de artt 5 en 6 aangenomen. Deze artikelen luiden alsnu: Art. 3. De Commissie vergadert, zoo dikwijls als de voorzitter of twee harer leden noodzakelijk acht. Zij stelt voor hare werkzaamheden de bepalingen van orde vast, welke zij dienstig oordeelt Art. 4. De Commissie neemt geen besluiten, zoo niet met den Voorzitter twee harer leden aanwezig zijn. Elk besluit wordt genomen bij meerderheid van stemmen, wanneer de stemmen slaken wordt dit in bet rapport vermeld. Art. 5. Alle gemeente ambtenaren zijn gehouden, den voorzitter en den leden der Commissie, de inlichtingen te verstrekken, welke zjj voor de vervulling hunner taak noodig achten. Art. 6. Deze verordening treedt in werking den 4en September 1888, op welke tijdstip vervalt, hetgeen omtrent de Commissie van Financien in de Verordening van den 6 Maart 1852 (Gemeenteblad 6) is opgenomen. Daarna wordt de geheele Verordening aangenomen met 21 tegen 3 stemmen, die van de heeren: Verster van Wulverhorst, Cock en de Voorzitter. De Voorzitter. M. H.! De door den Raad goedgekeurde tweede zinsnede van artikel I, luidende: »Het lid van het Dagelijksch Bestuur, speciaal met de voorbereiding der financicelc zaken belast, is Voor zitter van de Commissie van Financien," kan naar mijn oordeel, als strydig met de wel, door den Koning worden vernietigd. Ik zal alzoo de zooeven aangenomen Verordening op de Commissie van Financiën niet ten uitvoer brengen. Ik heb de eer daarvan den Raad bij deze kennis le geven en zal daarvan, binnen den bij art. 70 der Gemeente- wel bepaalden tijd aan de Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland mede deeling doen. (De heer Juta verlaat de Vergadering.) IV. Idem betrekkelijk de jacht op waterwild in de Vroonwateren. (Zie Ing. St. n\ 136) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. V. Idem betrekkelijk de verpachting van het buffet in de Ge hoorzaal. (Zie Ing. St. n". 138.) De heer Van der Hoeven. M. d. V.! Mag ik even vragen of de Commissie van Financien over dit voorstel gehoord is. De Voorzitter. Daarvoor treedt^in de plaats een advies van de Commissie van Fabricage. De heer Van der Hoevbn. Maar in de instructie voor de Com missie van Financien staat toch dat zij gehoord moet worden over alle zaken van financieelen aard. De Voorzitter. Dan zou er volgens de letter inderdaad niets zijn waarover de Commissie van Financiën niet geboord moet worden. Er zjjn echter zaken waarvoor speciaal eene andere Commissie is aan gewezen, o. a. voor verhuringen en verpachtingen de Commissie van Fabricage, die hierover is gehoord. De lieer Van der Hoeven. Mag ik U dan doen opmerken dat uit niets blijkt dat de Commissie van Fabricage over deze zaak gehoord is. De Voorzitter. Dit is toch wel het geval. Dan bljjkt het thans uit mijne mededeeling. (De heer Fockema Andreae verlaat de Vergadering.) De heer De Goeje. M. d. V.! Eene enkele vraag slechts. Ik kan er zelf niet over oordeelen, maar ik heb meer dan eens hooren klagen over het gehalte der consumtie in de Gehoorzaal. Kan daar omtrent bjj de verpachting geen voorwaarde gesteld worden? De Voorzitter. Niet veel. Men heeft eens aan Burg. en Weth. willen opdragen de artikelen van consumptie te onderzoeken. Ik heb evenwel voor mijn persoon voor die eer bedapkt, omdat niets meer uiteenloopt dan de smaak. Het is overigens in het belang van den pachter zeiven wanneer hij goede waar levert. De heer Zillesen. Wordt de gunning steeds overgelaten aan Burg. en Weth.? De Voorzitter. Dit is tot nog toe regel geweest. Wij zjjn evenwel niet verplicht om aan den hoogsten bieder te gunnen. De heef Zillesen. M. d. V.! Ik zou U toch wel willen vragen ot er in de voorwaarden geen bepaling kon opgenomen worden omtrent bet consumable. Van verschillende kanten heb ik over den tegen- woord igen pachter klachten vernomen. Nu weder voor 10 jaren de verpachting moet plaats hebben is het, dunkt mjj, de geschikste ge-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1888 | | pagina 6