46
nootschap luidden gemaakt, waarin stond, dat de leden jaarlijks vijf
leden als bestuurders zouden aanwijzen bij meerderheid van stemmen,
maar dat van die vijf bestuurders minstens twee boven de vijl en
veertig jaren oud moesten wezen, in wiens brein zoude bel dan
ik vraag het opkomen te beweren, dat die twee bestuurders van
meer dan 45 jaren alleen en uitsluitend zouden mogen gekozen worden
door die leden van bet genootschap, die ook zeiven boven de 45 jaren
oud waren
Intusscbcn, hoe duidelijk de zaak ook in mijne oogen zij, geef ik
toe, dat er anderen zijn, aan wie zij betwistbaar toeschijnt. Zoo
herinner ik mij, hoe, toen ik de quacslic een tien- of vijftiental jaren
geleden in dezen Raad even aangeroerd bad, er kort daarna in bet
VVeekblad voor Burgerlijke Administratie een artikel is verschenen,
waarin mijne leer bestreden werd. Dit artikel is mij eerst veel later
in banden gekomen en ik herinner er mij niets meer van dan dat
de aangevoerde argumenten mij weinig afdoende voorkwamen, lk
voor mij echter blijf bij mijne opinie en ben het met den heer Hooi
volstrekt niet eens, al erken ik, dat de quaestic in Nederland niet
zoo gemakkelijk op te lossen schijnt, getuige het feit, dat er meerdere
gemeenten in ons vaderland zijn, waar de Voorzitters van de Com-
misien van Bijstand door het Dagelijksch Bestuur worden benoemd,
ofschoon er, zoover ik weet, geenc enkele is, waar die benoeming,
zooals hier, door den Burgemeester alleen geschiedt. Deze en der
gelijke in mijne oogen onwettige toestanden zijn wellicht ver
klaarbaar met het oog op toestanden die vóór de invoering der ge
meentewet bestaan hebben.
De heer Was. M. d. V.! Ik wenseh nog even aan te vullen wat
ik straks heb gezegd. Ik heb verzuimd te antwoorden op hetgeen
door den heer Bool is aangevoerd legen ons tweede argument om
het aantal leden op vier te brengen. De Commissie voor de Huis
houdelijke Verordeningen heeft als argument voor uitbreiding der
Commissie van Financiën, ook gewezen op de gewichtige werkzaam
heid van het nazien der gemccnterekening. Reeds nu is het moeilijk
die rekening behoorlijk na te zien, omdat in den zomer dikwijls
sommige leden der Commissie afwezig zijn. Dit bezwaar zal nog
grooter worden als de Commissie uit twee leden zal bestaan. Nu zegt
de heer Bool dat als de Commissie van Financiën een Commissie van
Bijstand wordt, dit nazien juist de eenige werkzaamheid zal zijn die
aan de Commissie onttrokken zal worden en dat daarvoor eene af
zonderlijke Commissie zal moeten benoemd worden. Ik zou dit wer
kelijk niet zeer raadzaam achten, omdat ik niet zou weten welke
Commissie beter op de hoogte kan zijn van eene dergelijke rekening
dan juist de Commissie van Financiën voorgelicht door een lid van
het Dagelijksch Bestuur als Voorzitter.
Het spreekt van zelf dat de Voorzitter zich bij de beslissing over
het advies omtrent de rekening van stemming zal onthouden. Dit
gebeurt dikwijls. De heer Juta was lid van de Commissie voor de
Werkinrichting, en heeft daarom in de Commissie van Financiën nooit
medegewerkt aan het nazien der rekening noch aan de stemming
deelgenomen, hij heeft zijne medeleden alleen voorgelicht. Ik acht
het ook niet noodig het nazien der gemcenterekening aan eene af
zonderlijke Commissie op te dragen, omdat eene Commissie van Bij
stand zeer zeker finaiicieële voorstellen helpt voorbereiden, maar nooit
zal medewerken tot het uitvoeren van een Raadsbesluit. Het nazien
van de geraeentcrekening is de controle op het beheer van het Dage
lijksch Bestuur voor zooverre dit is opgetreden als uilvoerder van
besluiten van den Raad; de gemcenterekening is niets anders dan
eene compte rendu van burg. en Weth. Er is dus geene enkele
reden waarom eene Commissie van Bijstand de rekening niet zou
kunnen nazien; de Commissie zal toch nooit rekenplichtig zijn, alleen
Burg. en Weth. geven uitvoering aan Raadsbesluiten. Bovendien is
zulk eene afzonderlijke Commissie lot het nazien der gemeentcrekcning
ook in strijd met het voorstel van Burg. en Weth lk lees in art. 2:
•De Commissie adviseert omtrent alle rekeningen, begrootingen, voor
stellen, verzoeken en bescheiden van (inanciëelen aard, welke de
goedkeuring van den Raad behoeven of aan zijne beslissing of kennis
neming zijn onderworpen.
Alle rekeningen dus, daaronder zal dan toch wel de gemeenterekening
begrepen zijn. Wil derhalve de heer Bool zijn denkbeeld in de Vcr-
dening opgenomen zien, dan zal art. 2 gewijzigd dienen te worden.
Ik acht dit evenwel noch raadzaam noch noozakelijk.
De heer Van der Hoeven. M. d. V.! Naar aanleiding van eene
ontkennende beweging die ik met hel hoofd maakte, was de heer
Bool straks zoo vriendelijk mij eene nadere explicatie te geven van
zijne bedoeling. Het betrof de vraag of een Gemeenteraad bevoegd
is om aan te wijzen welk lid van het Dagelijksch bestuur Voorzitter
zal zijn van eene Commissie van Bijstand. Niet juist van de Commissie
van Financiën, maar in het algemeen van eene Commissie van Bijstand.
De lieer Bool beantwoordde die vraag ontkennend, op grond, dat
er in art. 54 laatste lid van de gemeentewet, te lezen staat: «De
leden dezer laatste Commissiën, waarvan altijd de Burgemeester of
een der Wethouders Voorzitter is, enz." Nu moet ik erkennen de
kracht van dat argument niet te begrijpen; er wordt hier eenvoudig
aangewezen, uit welke personen de Voorzitter gekozen moet worden;
maar er wordt hier volstrekt niet gezegd door wien hij moet worden ge
kozen, veel minder nog dat de Raad onbevoegd zou zijn om aan te wijzen
welk lid van het Dagelijksch Bestuur met het Voorzitterschap belast zal
zijn. Nu betrof mijn ontkennende beweging met het hoofd eigenlijk een
ander punt. Ik ben 5t nl. met de heeren, die tot nu toe het woord ge
voerd hebben over deze quaestie, in het geheel niet eens. Ik zie
deze zaak gansch anders in. Ik zou wenschen, dat er een Commissie
van Financiën werd benoemd, waartoe door den Raad niet twee of
vier, maar drie of vijf leden werden aangewezen, want ik beweer dat
het lid van het Dagelijksch Bestuur die optreedt als Voorzitter van
de Commissie van Bijstand, geen lid is van die Commissie. Wat zegt
de Gemeentewet? »De Raad kan.... aan vaste Commissiën zijner
leden opdragen, Burg. en Weth. in het beheerbij te staan."
Eene tegenstelling derhalve tusschen Burg. en Weth. eenerzijds, en
de leden van den Raad aan den anderen kant. Burg. en Weth. worden
bijgestaan door eene Commissie van Raadsleden. Nu bepaalt art. 54
verder, dat de leden, dat zijn al de leden der Commissie van Bijstand
worden benoemd door den Raad, en levens dat die Commissie zal
worden gepresideerd door een lid van hel Dagelijksch Bestuur; maar
deze is daarom natuurlijk nog geen lid der Commissie.
Misschien zal men van oordeel zijn, dat dit een vreemde toestand
is. Dit is echter het geval niet; want bij de Provinciale Stalen vindt
hetzelfde plaats: deze worden door den Commissaris des Konings ge
presideerd, die geen lid van de Stalen is.
Iels dergelijks lees ik met duidelijke woorden in dit art. 54. Ik zou
daarom in overweging willen geven, de Commissie zelve uit een on
even aantal leden te doen beslaan.
De Voorzitter. Wcnscht de heer Van der Hoeven dat als amen
dement voor te stellen.
De heer Van der Hoeven. Neen, M. d. V.! want ik weet niet, of
ik er drie of vijf leden van maken moet. De heeren, die deze zaak
a fond bestudeerd hebben, kunnen dat beter beslissen dan ik.
De heer Fockema Andreae. Ik wenseh eene bedenking te opperen
tegen de wjjziging, die de heer Bool in art. 1, alinea I, heeft voor
gesteld. Het bedenkelijke van die wijziging is, dunkt mjj, al reeds in
deze Vergadering gebleken. De heer Bool wenscht nu voorop te
stellen, dat de Commissie van Financiën een Commissie van Bijstand
worden zal. Stel, wij nemen dit aan. Wat zal zij dan mogen doen?
Adviseeren over de gemeenterekening? Ja! zegt de heer Was, en,
neen! zegt de heer Bool. Nu vraag ik, of wat zich nu voordoet met
betrekking tot de gemeenterekening, ook in 't vervolg bij de behan
deling van andere zaken niet zal voorkomen? Telkens zal men voor
het dilemma staan of deze of die zaak wel bij de Commissie van
Financiën thuis behoort, nu zij Commissie van Bijstand is geworden.
M. d. V.! Ik zie U wijzen op een artikel van de gemeentewet.
Ik begrijp zeer goed op welk artikel U het oog hebt, namelijk op
art. 56, dat bepaalt dat elke Commissie den Raad, Burg. en Weth.
en den Burgemeester van bericht en raad zal dienen over de tot
haren werkkring behoorende zaken, maar dat artikel is blijkbaar niet
afdoende voor den heer Bool, die het natuurlijk zoo goed kent als U
en ik, want volgens hem heeft eene Commissie van Bijstand den Raad
niet te adviseeren over de gemeenterekening. Dat artikel decideert
volgens den heer Bool niets, volgens den heer Was en mij is het
daarentegen afdoende. Wat is de toestand? Wij mogen benoemen
eene Commissie van Voorbereiding en, wanneer het Dagelijksch Bestuur
ons dit voorstelt, ook eene Commissie van Bijstand. Nu belet ons
immers niets aan eene Commissie van Bijstand enkele bijzondere be
voegdheden te geven. Ik zou zeggen laat ons het woord «bijstand"
niet in de Verordening opnemen. Daardoor zullen wij de quaestie
voorkomen of iets eigenlijk bij de Commissie van Financiën behoort
ol niet. De zaak is nu goed geregeld in art. 2 «adviseert omtrent
alle rekeningen, begroolingen, voorstellen, verzoeken en bescheiden
van linancieëlen aard, welke enz." Wanneer nu later iemand met de
opmerking komtdit of dat behoort niet bij de Commissie van Financiën
want het is eene Commissie van Bijstand, dan antwoordt U, M. d.V.
waar staat het dat het eene Commissie van Bijstand is, het is eene
Commissie van Financiën, die geraadpleegd wordt wanneer dit in het
belang der gemeente noodig is.
De heer Bool. M. d. V.! Nog een paar opmerkingen over hetgeen
in het midden is gebracht door de vorige sprekers. In de eerste
plaats zal ik den heer Fockema Andreae beantwoorden die bezwaar
had om de Commissie van Financien eene Commissie van Bijstand te
noemen. Ik kan mij dat bezwaar niet goed begrijpen, waar de wet
zelve van Commissiën spreekt, die Burg. en Weth. bijstaan in het
beheer van bepaalde takken der gemeente huishouding. Eene Com
missie die bijstaat is eene Commissie van Bijstand. Het eenige punt
van verschil is derhalve de geraeenterekening. Ik vóór mij geloof
dat de Raad het verstandigst zal doen het nazien der gemeente
rekening niet aan de Commissie van Financien op te dragen, omdat
deze dan zich zelve zal controleren. Wenscht de Raad dit evenwel
toch te doen en zijn vertrouwen in de Commissie ook tot de gemeente
rekening uit te strekken, welnu hij is daartoe volkomen bevoegd en
de Commissie zal zich ongetwijfeld ook die taak laten welgevallen.
Ik blijf echter van meening dat de twee leden der Commissie ook
deel nemen aan het beheer der financien, zjj het ook zonder, gelijk
de Voorzitter, verantwoordelijk te z(jn en daarom blijf ik het raadzamer
achten voor het nazien der rekening eene afzonderlijke Commissie te
benoemen
De heer Was meende straks mijne rekenkunde te iqoeten betwijfelen
omdat ik 8 boven 19 zou gesteld hebben. Dit is echter niet het
geval. Ik heb alleen beweerd dat vroeger herhaaldelijk het bezwaar
is geopperd, dat voorstellen, waaromtrent gemeen overleg had plaats
gehad, met een te groot aantal voorstemmers in den Raad kwamen.
Dit neemt zeker niet weg dat er nog genoeg leden overblijven om
over de zaak een andere uitspraak te doen, maar men achtte toen 8
reeds te veel.
Een ander bezwaar van dat geachte lid gold de ipogelijkheid, dat
één lid van de Commissie bij de stemmingen den doorslag zal geven.
Maar dat blijft ook het geval wanneer de Commissie uit vier leden
zal bestaan. Men schijnt geheel voorbij te zien, dat de leden van de
Commissie van Financien leden van den Raad blijven; zij verliezen
als zoodanig hunne rechten niet, en kunnen in de openbare Vergadering
zich tegen de eonclusien van de Commissie verklaren of andere voor
stellen doen.
Het doel van ons voorstel is alleen om de Commissie van Financien
met meer vrucht dan vroeger werkzaam te doen zijn, en ik geloof,
dat men dit doel zal bereiken, als men van haar een Commissie van
Bijstand maakt bestaande uit twee Raadsleden en een Voorzitter uit
het College van Dagelijksch Bestuur.
De beraadslagingen over art. 1 worden alsnu gesloten, en iq stemming