44
In art. I wenscht de Commissie het aantal leden van de Commissie
van Financien gebracht te zien op 4, in plaats van op 2, zooals het
voorstel wil, behalve natuurlijk het lid, dat als Voorzitter der Com
missie zal fungcercn en uit de leden van het Dagelijksch Bestuur
moet gekozen of aangewezen worden, eene aanwijziging, die volgde
men ook hier de mijns inziens verkeerde wetsopvatting onlangs in
zake de Gascoinmissie hier aangenomen door U, M. d. V., zoude
geschieden.
Als eerste amendement stel ik dus voor om in art. 1, eerste lid
in plaats van »twee leden" te lezen, «vier leden."
lie tweede wensch van de Commissie betrof de vraag wie als
Voorzitter van de Commissie van Financien zal worden aangewezen.
De Commissie voor de Huishoudelijke Verordeningen acht het wen-
schelijk, dat altijd daarvoor worde aangewezen het lid van het üage-
lijksch Bestuur speciaal belast met de voorbereiding der financieele
zaken.
Als tweede amendement stel ik dus voor om in art. 1 te doen
vervallen het tweede lid en dit te vervangen door de woorden: Het
lid van het Dagelijksch Bestuur speciaal belast met de voorbereiding
der financieele zaken, is Voorzitter van de Commissie van Financien.
Het geval dat dit lid afwezig is, wenscht onze Commissie onbesproken
te laten.
De derde wensch der Commissie is dat alle voorstellen van de
Commissie van Financien aan den Raad worden medegedeeld, ook al
geven zij geen aanleiding tot het doen van bepaalde voorstellen aan
den Raad. Ik doe hierbij opmerken dat in het gedrukte rapport
een drukfout is ingeslopen. Er staat op pag. 17 laatste regel. »In
art .3, 3e lid" wat natuurlijk moet zijn: In art. 2, 3e lid. Doch dit
daargelaten uit de door Burg. en Welh. voorgestelde redactie, luidende:
Hare adviezen worden met de voorstellen, waartoe zij leiden aan
den Raad medegedeeld," zou men kunnen en zelfs moeten opmaken,
dat slechts die adviezen, welke tot voorstellen, aan den Raad in te
dienen, aanleiding geven, ons zouden moeten medegedeeld worden,
terwijl alle andere, dikwijls zeer belangrijke adviezen aan de kennis
neming van den Raad zouden worden onthouden, ja wellicht moeten
onthouden worden. Dit acht onze Commissie in hooge mate onraad
zaam en bedenkelijk. Zij wenscht, dat alle adviezen zonder onder
scheid aan den Raad moeten worden medegedeeld en meent, dat door
eene wijziging in dien geest de niet te loochenen schaduwzijde van
het nieuwe voorstel verzacht zal worden.
Het derde amendement luidt aldus: «Alle hare adviezen en voor
stellen worden aan den Raad medegedeeld."
Ik zal thans zoo min mogelijk over deze amendementen spreken,
omdat men er bij de artikelsgewijze behandeling nog op terug kan
komen. Ik heb ze echter voorgelezen, omdat er leden van den Raad
kunnen zijn, die vóór het denkbeeld van Hurg. en Weth. waren,
maar er zich, na aanneming dezer amendementen, tegen meenden te
moeten verklaren, terwijl er omgekeerd weer andere leden kunnen
zijn, die aanvankelijk tegen het voorstel waren, maar die, na de aan
neming der amendementen, er zich mede zouden kunnen vereenigen.
(De heer Van Hamel komt ter Vergadering.)
De Voorzitter. Ik moet den heer Cock opmerken dat hij eigenlijk
vier amendementen heeft voorgesteld. De heer Cock stelt voor het
2e lid van art. 1 te vervangen door de door hem aangegeven nieuwe
alinea. Maar deze laatste is geen amendement op het door ons voor
gestelde 2e lid van art. 1; het regelt een geheel andere zaak; men
kan zich zeer goed met het eene vereenigen terwijl het andere
behouden blijft.
De heer Cock. Ik heb mijne medeleden geraadpleegd, en die hebben
geen bezwaar het bedoelde amendement op art. 1 te splitsen.
De Voorzitter. Goed; bij de artikelsgewijze behandeling kunnen wjj
daarop nog terugkomen.
De heer Bool. M. d. V.! Toen ik lid ben geworden van dezen
Raad ben ik spoedig gekozen tot lid van de Commissie van Financiën
en is mij ook het voorzitterschap dier Commissie opgedragen. In die
hoedanigheid heb ik altijd gevonden, dat die Commissie niet dat nut
presteerde, wat zij wel kon; mijne opvolgers hebben dezelfde ervaring
opgedaan. De redenen daarvan hebben wij in de Nota van Toelichting,
die bij het voorstel is gevoegd, uiteengezet; die gronden zijn; a de
quaestie der bevoegdheid van de Commissie; b de quaestie van de
strijdigheid met de Gemeentewet; en c. de bezwaren, die bjj vele
leden bestaan, om het lidmaatschap dier Commissie te aanvaarden.
Nu is in het verslag van de Commissie voor de Huishoudelijke Ver
ordeningen met veel talent een talent, dat ik aan den heer Cock
had willen toeschrijven, maar dat volgens zijne verklaring aan den
heer Was blijkt te behooren alles bijeengebracht wat nog ten
goede van de Commissie van Financiën te zeggen viel. Door de
meerderheid van de Commissie voor de Huishoudelijke Verordeningen
is dit evenwel zoo volkomen wederlegd, dat ik daaraan waarlijk niets
heb toe te voegen. Ik zou nog alleen deze opmerking wenschen te
maken dat de gronden waarop het voorstel wordt gedaan, hoegenaamd
niet zijn bestreden. Er is niets gezegd tegen de motieven, die het
Dageljjksch Bestuur hebben bewogen voor te stellen om van de Com
missie van Financiën eene Commissie van Bijstand te maken. In de
algemeene beschouwingen van den heer Cock heb ik ook geen enkel
argument daartegen vernomen, en ik zal daarom verder de bespreking
der amendementen afwachten.
De heer Fockema Andreae. M. d. V.! Ik wil niet in lange be
schouwingen treden, maar wensch bij deze algemeene beraadslaging
in het kort mede te deelen wat mijne stem over het voorstel van
Burg. en Weth. zal bepalen.
Het is mij, ik moet dit erkennen, zeer moeielijk geworden omtrent
deze zaak tot een besluit te komen. Ten slotte hebben bij my wel
in hoofdzaak den doorslag gegeven de argumenten door onzen geachten
Wethouder van Financiën, tegen mijne aanvankelijke bezwaren aan
gevoerd, toen hij zoo beleefd was vóór de indiening van het voorstel
daarover met de Commissie van Financiën te raadplegen. Nog op
dit oogenblik ben ik met betrekking tot deze quaestie niet zeer warm.
Het is er natuurlijk om te doen, de Commissie van Financiën zóó in
te richten dat zij hel best kan beantwoorden aan hare roeping: den
Raad voor te lichten waar deze zich als bestuurder der gemeente een
oordeel omtrent gemeentezaken heeft te vormen. Nu geloof ik dat
de Commissie van Financiën, zooals zij thans is ingericht, uitstekend
haar taak kan vervullen en er is zelfs veel voor te zeggen dat de
Raad een advies sine ira el studio ontvange over de voorstellen zooals
die door het Dagelijksch Restaur zijn ingediend. De Commissie zou
dus uitstekend kunnen werken, en zij zou dit zeker ook doen
indien alle mcnschen waren, zooals zij moesten zijn. Maar dit zijn
zij nu eenmaal niet.
Het hoofdmotief dat mij zal doen stemmen voor het voorstel, wan
neer daarin worden gebracht de verbeteringen door de Commissie voor
de Huishoudelijke Verordeningen noodig geacht, is dit M. d. V.De
Commissie van Financiën moet thans altijd optreden als criticus. Het
is niet aangenaam gecritisecrd te worden, en dan ook eenigermate
verklaarbaar, dat het Dagelijksch Bestuur, wanneer het eenmaal een
voorstel heeft ingediend, daaraan wellicht te dikwerf tegenover de
critiek vasthoudt. En aan den anderen kant is het ook niet onmo
gelijk dat de Commissie van Financiën want ik zoek de menschen
die niet geheel zijn zooals het behoorde, niet alleen aan de zijde
van het Dagelijksch Bestuur misschien van hare zijde in de
Vergadering wel eens iets te veel aan de door haar eenmaal gehouden
beschouwingen heelt vastgehouden.
Laat ons erkennen, dat in dit opzicht aan beide zijden wel eens
fouten zijn begaan, en dat daarvan het gevolg is geweest, dat de
Commissie van Financiën feitelijk geworden is zij 't dan ook niet
voorbedachtelijk zooals men het wel eens noemde, een Commissie van
Oppositie. En daar oppositie in een Vergadering dikwijls wordt gewan
trouwd, heeft naar mijne overtuiging, de Commissie van Financiën meer
malen een deel van den invloed, dien zij had kunnen en moeten
uitoefenen, verloren; bovendien werd, hierdoor, dat zij somtijds als
een Commissie van Oppositie werd beschouwd, het zitting nemen in
die Commissie niet aangenamer gemaakt, en is menig lid, op wiens
advies in financieele zaken prijs zou zijn gesteld, afgeschrikt er deel
van uit te maken.
Nu komt 't mij voor, dat inderdaad vooral in dit opzicht en
dit is een conclusie, waartoe ik bij nadenken gekomen ben een
wijziging van de inrichting der Commissie groot nut kan hebben.
Men zegt wel eens «la critique est aisêe, et 1' artest difficile." Welnu,
zij kan, wanneer zij Commissie van bijstand is geworden, initiatief
nemen; wordt het nu aanhangige voorstel aangenomen, dan kan zij
ook aan ontwerpen hare krachten beproeven, en bewijzen, dat »T art diffi
cile," verstaat, En wanneer dan van tijd tot tijd blijkt dat zij iets
tot stand kan brengen, dan zal wellicht ook meer gewicht worden
gehecht aan de critiek, die zij, daartoe geroepen, uitoefent. Dat
vooral noopt mij te stemmen vóór de voorstellen, zooals zij ons zijn
ingediend mits dat voeg ik er bij de amendementen worden
aangenomen, die door de Commissie voor de Huishoudelijke Veror
deningen zijn voorgesteld.
Dit is voor mij een «mits", omdat laat ik het ronduit zeggen
ik niet zou willen, dat de Commissie van Financiën een aanhangsel
werd van het Dagelijksch Bestuur, en wij geraakten in een toestand,
als die de heer Cock zooeven heeft gewraakt. De Commissie van
Financiën en het College van Dagelijksch Bestuur moeten zelfstandige
lichamen blijven, niet elkander critiseerend, maar samenwerkend in
het belang van de gemeente, ter verkrijging van weldoordachte be
slissingen. Die amendementen hebben, naar 't mij voorkomt, juist de
strekking om die zelfstandigheid te waarborgen.
De algemeene beraadslaging wordt gesloten.
Beraadslaging over art. 1 luidende: De Commissie van Financiën
beslaat uit een voorzitter en twee leden.
Bij verhindering of afwezigheid van den voorzitter, wordt deze door
een ander lid van het College van Dagelijksch Bestuur vervangen"
met de daarop door den heer Cock voorgestelde amendementen
strekkende om:
1°. in de eerste alinea in plaats van «twee leden" te lezen: vier
leden
2°. te lezen: Het lid van het Dagelijksch Bestuur speciaal belast
met de voorbereiding der financieële zaken, is voorzitter der Com
missie
3'. te doen vervallen de tweede alinea.
De heer Bool. M. d. V.! Er is mij medegedeeld dat een der leden
van den Raad de opmerking heeft gemaakt, dat, ofschoon de geheele
voordracht' van Burg. en Weth. geen ander doel heeft dan om van
de Commissie van Financiën te maken een Commissie van Bijstand,
dit evenwel niet uitdrukkelijk in art. 1 wordt gezegd. Naar mijne
meening valt er dit wel degelijk uit af te leiden, maar ik heb vol
strekt geen bezwaar om aan die bedenkingen te gemoet te komen.
Ik stel dus voor om art. 1 eerste alinea aldus te lezen: «De Com
missie van Financiën is eene Commissie van Bijstand en bestaat uit
een Voorzitter en twee leden."
Nu kom ik tot de amendementen door de Commissie voor de Huis
houdelijke Verordeningen voorgesteld.
De heeren Cock en Fockema Andreae hebben ze genoemd amen
dementen ter voorziening in leemten en de wijzigingen aangegeven
als verbeteringen. Het doet mij leed dat ik dit gevoelen niet kan
deelen; ik acht ze geen verbeteringen Om de volgorde van het
ontwerp in acht te nemen zal ik mij in de eerste plaats bepalen tot
de quaestie omtrent den Voorzitter der Commissie. De Commissie
voor de Huishoudelijke Verordeningen wil hebben dat Voorzitter zal
zijn dat lid van het Dagelijksch Bestuur, hetwelk speciaal heiast is
met de voorbereiding der financiëele zaken. Nu doe ik al dadelijk
opmerken dat eene dergelijke bepaling mij geheel onnoodig voorkomt.
Ik kan mij toch geen College van Dagelijksch Bestuur denken dat