29
leden van den Raad op dien grondnamelijk wetende dat er nog
iets aan de brug moest worden gedaan zonder dat daaraan eenig
financieel nadeel voor de gemeente verbonden waszou kunnen
goedkeuren dat de termijn niet was betaald en 100 dagen boete was
opgelegd. Financieel zou bet een aardig buitenkansje voor de ge
meente zijn geweest maar is er een lid van den Raad die zou
wenschen dat aldus met de aannemers werd gehandeld? daargelaten
nog dat op den duur zoo iets zeer schadelijk zou zijn voor de finan-
cieele belangen der gemeente.
De heer De Sturler heeft in de vorige vergadering de gebreken
van de brug breed uitgemeten, of juister gesproken, hetzelfde ge
brek op verschillende wijzen voorgesteld.
Ik heb geen enkel gebrek ontkend; een voor een heb ik ze be
handeld, toegegeven dat zij bestonden, maar betoogd dat geen van
alle van dien aard was dat zij tot blijvende moeilijkheden aanleiding
zouden geven. Alles concentreerde zich in een of twee gebreken.
Den beer De Sturler, die vier jaren student in de technologie is
geweest behoef ik b. v. toch niet te zeggen dat een balans die niet
goed in evenwicht is, aan den eencn kant gemakkelijk doorvalt
maar juist daarom moeilijk in tegengestelde richting beweegt. Er is veel
leven over die zaak gemaakt zonder eenige noodzaak. In de vorige
vergadering heb ik ook reeds gezegd dat de vallen der brug iets te
lang waren; het spreekt dus van zelf dat de helling te sterk was;
maar zooals ik aantoonde, dit kon gemakkelijk genoeg verholpen
worden door er iets af te nemen of de draaiassen te verplaatsen
dan viel de brug van zelf lager neer. Ik zal echter over de techni
sche details niet verder uitweiden de brug is in orde en beweegt goed.
Ik kom nu op de quaestie der kosten. De heer De Sturler heeft
dienaangaande een gedecideerd antwoord gevraagd.
Ik moet den heer De Sturler, die eene speciale studie schijnt te
hebben gemaakt van de paragraphen en artikelen van het bestek
voor zoover hij ze tegen ons kon gebruikener op wijzen dat hij
wel zou doen zich zelf ook op de hoogte te stellen van de bepalin
gen die men in acht te nemen heeft, vóór dat men zoo gedecideerde
antwoorden vraagt.
Ik wijs hem op art. 39 van het Reglement van Orde, waaruit hij kan
zien dat de toestemming van den Raad noodig is om vragen te doen
aangaande onderwerpen die niet tot de orde van den dag belmoren.
Ik heb echter geen het minste bezwaar die vraag thans te beant
woorden.
De kosten nu komen natuurlijk ten laste van den aannemer; de
derde termijn van 10 pCt. is eerst verschuldigd na het verstrijken van
den onderhoudstijd en na de definitieve oplevering, De aannemer
is, toen de weersgesteldheid veroorloofde dat men weer kon werken
zoo nalatig geweest, dat hem per deurwaardersexploit is aangezegd moe
ten worden het werk te hervatten en dat wij zijne borgen hebben
moeten sommeeren. De aannemer heeft ons daarna echter verzocht
de verdere werkzaamheden voor zijne rekening uit te voeren.
De gelden dus, die nog niet zijn uitbetaald, zijn bij ons nog be
schikbaar, en zonder eenige onkosten voor de Gemeente hebben wij
deze zaak in orde gebracht.
Nu kom ik nog met een enkel woord terug op de quaestie die
door den lieer Alma reeds is behandeld, nl. het advies van den
heer De Sturler aan de Commissie van Fabricage dat zij «alvorens werken
van eenig aanbelang worden aanbesteed, zelf of door deskundigen
de planleekeningen en het bestek onderzocht of deed onderzoeken."
Ik zou den lieer De Sturler wel willen vragen op welken grond bij
meent dat de Commissie van Fabricage de plannen en bestekken
van aan te besteden werken niet onderzoekt? De heer De Sturler
moet mij de volgende opmerking ten goede houden. Ik weet zeer
goed dat leeftijd of min of meer langdurige waarneming ecner be
trekking op zich zeiven-nog geen afdoenden waarborg zijn voor bekwaam
heid of geschiktheid maar ik meen het eenigszins vreemd te mogen
noemen dal Spr., die eerst ongeveer zes maanden lid van den Raad is,
meent dat hij geroepen is om de regelen voor te schrijven, die wij bij de
behandeling der aan ons toevertrouwde zaken te volgen hebben.
Ik ben reeds gedurende ruim twaalf jaar Voorzitter van die Com
missie; in al dien tijd schijnt nooit eenig lid van den Raad noodig
te hebben gevonden ons een dergelijk advies te geven: en, ofschoon
men het misschien aanmatigend zal vinden, ik meen dat ik aan
gaande de wijze waarop ik mijne taak als lid en Voorzitter der Com
missie van Fabricage heb op te vallen, de voorlichting van den heer
De Sturler kan ontberen.
Dc deskundige, die ons van voorlichting dient, is de Gemeente-
Architect. Wat nu de wijze van handelen in deze zaak betreftn.l.
het overnemen der bruggen van den aannemer, daarvoor is niemand
anders verantwoordelijk dan ik. De Gemeente-Architect is echter ver
antwoordelijk tegenover mij; hij moet mij inlichten aangaande den
toestand waarin een werk verkeert wanneer de verklaring waarop
de aannemer betaling kan vorderen, moet worden geteekend. Dat
heeft bij natuurlijk ook in dit geval gedaan; en wanneer men nu
op grond van den onvoldoenden toestand waarin ik gemeend heb
de eerste oplevering te moeten goedkeuren, hier komt betoogen dat
de Commissie van Fabricage zich bij het uitbesteden van werken
door een deskundige moet laten voorlichten, omtrent de plannen en
bestekken door den Gemeente-Architect opgemaakt, dan werpt hij een
onverdienden blaam op dezen. Ik kom daartegen op.
De Gemeente-Architect kan zich hier niet verdedigen. Wanneer
er grieven legen hem hestaan laat men hem dan flink beschuldigen,
feiten noemen, een onderzoek doen instellen of wat men wil. Maar
op de nu gevolgde wijze komt men de eer en den ambtelijken goeden
naam van dien ambtenaar te na. Daarvoor acht ik mij verplicht
partij te trekken. Dat men verschillend over den heer Knuttel oor
deelt weet ik zeer goed; over wicn doet men dit niet. Maar ik be
schouw hem nog steeds als een zeer bekwaam ambtenaar. Wan
neer men daaruit evenwel de gevolgtrekking wilde maken dat ik
van meening ben dat de heer Knuttel niets meer te leeren zoude
hebbenzou men zich ook vergissen. Hij moge grootc bekwaamhe
den bezitlcn hij is nog jong en zijne praetische kennis zal
natuurlijk door inccr ondervinding toenemen. Wanneer men echter,
zooals hier het geval is geweest, zooveel leven maakt over eene on
beduidende zaak, waarin hij daarenboven in het geheel geene schuld
heeft, aangezien ik, met volkomen kennis van zaken, op mijne ver
antwoording dc eerste oplevering der bruggen heb goedgekeurddan
benadeelt men zoo iemand; men zou hem daardoor in zijn geheelc
ambtelijke loopbaan en werkkring blijvend benadeelen. En dat is ze
ker niet in bet belang van dc Gemeente. Ik zcide zoocven dat men
hier verschillend over den heer Knuttel oordeelt, ik zal nu enkele
feiten mededeelcn die ik verzameld heb, om te doen zien hoe vak
mannen over hem oordeelen. Onder anderen blijkt dan dat de heer
Knuttel in 1887 door het Koninklijk Instituut van Ingenieurs in Com
missie is gesteld met Professor Telders en den heer Van Dissel ter
beoordceling van eene bijdrage over een nieuw stelsel van brug lig
gers. De Vcreeniging van Burgerlijke Ingenieurs, die ongeveer 300
leden telt, maakte hem lid cencr Commissie tot het ontwerpen van nieuwe
algemecne voorwaarden bij aanbestedingen, waaruit, dunkt mij, blijkt
dat die Vcreeniging wel eenige praktische kennis en ervaring bij
hem onderstelde. In 1886 benoemde het Hoofdbestuur van de Maat
schappij van bouwkunst hem tot lid der Jury ter beoordeeling van
de jaarlijksche prijsvragen. In 1887 deed de Leidsche afdeeling van
genoemde Maatschappij hetzelfde en nu onlangs heeft deze afdeeling
hem ook benoemd tot afgevaardigde op dc Algeineene Vergadering
der Maatschappij September te houden.
Uit een en ander blijktdunkt mijdat het oordeel van vakgenooten
ook wat zijne praetische kennis en ervaring betreft, zeker niet on
gunstig is. En wat het geval betreft dat ons nu meer bijzonder bezig
houdt daaraan heeft dc heer Knuttel volstrekt geen schuld. Ik
heb met volledige kennis van den onvoldoenden toestand waarin de
brug verkeerde, op mijne verantwoording genomen de verklaring te
teekenen waarop de aannemer den tweeden termijn kon betaald krij
gen; en wanneer de Raad mocht meenen dat ik daaraan verkeerd
heb gedaan en dat den aannemer dc schroeven had moeten aangedraaid
worden om van hem te halen wat er van te halen was, dan zal mij dit
zeer leed doen, maar de Gemeente-Architect heeft daaraan geene
schuld. Ik kan trouwens niet gelooven dat een lid van den Raad
eene dergelijke wijze van handelen tegenover een aannemer zou wen
schen op den duur zou het daarenboven ook niet in het belang
der Gemeente zijn.
Wat nu ons oorspronkelijk voorstel betreft. Mijn gevoelen daar
omtrent is zeer gewijzigd. Ik wil den heer Fockema Andreae alleen
nog doen opmerken want door het voorstel van den heer Van
der Hoeven zijn de discussiën indertijd geschorst, en heb ik daarom
niet meer op de beschouwingen van dien gcachtcn spreker kunnen
antwoorden dat wij niet zoo ver van elkaar staan, als hij wel
meent.
Ons voorstel was gebaseerd op het systeem, dat ik altijd verdedigd
heb, nl. om alleen dan wanneer de aannemer schuld heeft aan dc te
late oplevering van een werk, of wanneer de gemeente er schade
door lijdt, de boete te laten betalen. In dit geval nu hadden wij
reeds den lijd in rekening gebracht, waarin hem belet was te werken.
Uit het rapport van den Gemeente-Architect bleek ons echter dat het
weer gedurende de dagen, die niet waren afgetrokken, toch zoo
ongunstig was geweest, dan men ze slechts voor halve werkdagen
kon rekenen. Wij stelden daarom voor de helft der boete kwijt te
schelden en bleven met ons voorstel dus in ons systeem om nl. den
aannemer alleen te doen boeten voor eigen schuld.
De wijze evenwel waarop de aannemer den boel heeft laten liggen
toen de weergesteldheid de hervatting der werkzaamheden gedoogde,
heeft op ons een zeer ongunstigen indruk gemaakt, zoodat wij meenen
dat er nu geen reden meer bestaat eenige toegeeflijkheid in deze zaak
te gebruiken. Wij wijzigen dus in zoover ons voorstel, dat ons College
het advies van de Commissie van Financiën ondersteunt.
Uit is het eenige wat ik te zeggen had.
De heer De Sturlek. M. d. V.Ik zal U niet volgen in de
lange redenecringen die U gehouden hebt over dc verdiensten van
den Gemeente-Architect, 'tls, geloof ik, hier de plaats niet daarover
uit te wijden, en met 'toog daarop had ik indertijd gevraagd de
zaak Vcrversbrug met gesloten deuren te behandelen. Dc Raad heeft
echter anders beslist, ik zal dus op deze kwestie niet terug komen.
't Was mij echter aangenaam te vernemen, dat de gemeente geen
schade zal lijden bij het zoogenaamde afwerken van de brug. Alleen
zou ik gaarne willen welen welke som de gemeente aan de Grof
smederij die de afwerking der brug bewerkstelligd heeft, ver
schuldigd is.
De Voorzitter. Zoodra de rekening is ingekomen, zal ik antwoord
kunnen geven. Er zijn werken aan de brug verricht voor rekening
van de gemeente die niet in het bestek hooren, zoogenaamd meer
werk, en die dus niet ten laste van den aannemer komen. Zoodra
de zaak in orde is en wij de rekening hebben ontvangen zal ik
natuurlijk gaarne mededeelen wat de kosten voor de gemeente zijn
geweest.
Een, enkel woord nog over Uw beweren dat de Gemeente-Architect
niet in het debat is gebracht. Mijne heeren! ik versta dan al zeer
weinig Hollandsch als het niet zeer kwetsend is voor hem wanneer
er gezegd wordt: «dat het zeker wel wenschelijk ware dat de Com
missie van Fabricage, alvorens werken van eenig aanbelang worden
aanbesteed zelf of door deskundigen dc planteekeningen en het bestek
onderzocht of deed onderzoeken."
De Gemeente-Architect, de man die ons de plannen voorlegt is de
deskundige dien wij hebben te raadplegen; wanneer men de bedoeling
van den heer De Sturler wilde opvolgen om buitendien nog advies van
andere deskundigen in te winnen, zouden wij geen Gemeente-Architect
noodig hebben. Dat ik mij verzet heb tegen eene behandeling met
gesloten deuren, is juist geweest in het belang van dien ambtenaar.
Anders zou er zoo licht gezegd zijn geworden: ja, als men eens alles