GEMEENTERAAD VAN LEIDEN, INGEKOMEN STUKKEN. N°. 60. Leiden, 29 Maart 1888. Na overleg met den Voorzitter der Commissie van Fabricage geven wij Uwe Vergadering in overweging aan L). Ossevoort vergunning te verleenen 0111 een stoep te leggen op openbaren gemeentegrond vóór zijn huis aan de Mare N°. 29, mits de stoep niet meer dan 50 centi meters buiten den gevel uitspringe en wordt gelegd gelijk met de klinkerstraat. Zoover liet verzoek betreft het stellen van palen is daarop door ons afwijzend beschikt, omdat de klinkerstraat slechts één meter breed is en bij het passeeren van rijtuigen de straatbreedte zulks zou be moeilijken, terwijl dan ook aan deze zijde van de Mare het plaatsen van stoeppalen niet is toegestaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. WelEdl. Achtbaren Heeren Burgemeester en Wethouders der gemeente Leiden. De Ondergeteekende verzoekt vriendelijk om een hardsteenen stoep met palen en ijzeren gordingen te mogen leggen aan het perceel N°. 29 op de Mare alhier. Teeken ik mij met achting Uw dienstw. Dienaar Ossevoort, N°. 61. Leiden, 29 Maart 1888. Onder overlegging van nevensgaand schrijven van het Hoofd der School 3e klasse nu. 3, geven wij Uwe Vergadering in overweging te besluiten dat het onderwijzend personeel aan voormelde School thans bestaande uit 17 onderwijzers en onderwijzeressen, behalve het Hoofd der School, met één derden ond .wijzer of onderwijzeres zal worden vermeerderd. De Plaatselijke Schoolcommissie hecit zich met dit voorstel ver- eenigd. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 24 Maart 1888. Ik heb de eer U mede te deelen dat voor den nieuwen cursus 66 leerlingen zijn ingeschreven, waarvan 62 voor de 1ste klasse. Hierbij komen 7 leerlingen, die niet verhoogd kunnen worden, waardoor de lste klasse 69 leerlingen telt. Dit getal is te groot voor ééne onder wijzeres, zoodat de klasse gesplitst en eene nieuwe onderwijzeres met het onderwijs aan eene der afdeelingen zal moeten belast worden. Ik neem daarom de vrijheid u voor te stellen, het pérsoneel der School met een derden onderwijzer of onderwijzeres te vermeerderen. Aan HII. Burg. en Weth. Het Hoofd der Openb. School van Leiden. 3de klasse n°. 3. J. Wüïster. pj°. 63. Leiden, 29 Maart 1888. Krachtens art. 10 der Verordening (Gera.blad N°. 14 van 1881) wordt aan den onderwijzer of de onderwijzeres die met de leiding van het Herhalingsonderwijs wordt belast eene jaarlijksche toelage van f 300, aan de verdere onderwijzers of onderwijzeressen, waarvan het getal in overeenstemming met art. 25 der Wet, naar behoefte zal vermeerderd worden, eene som van 200 toegelegd. Thans is aan elke afdeeling behalve den onderwijzer met de leiding van het Herhalingsonderwijs belast, één onderwijzer werkzaam, terwijl blijkens het hierbij overgelegd schrijven van de Hoofden het aantal leer lingen respectievelijk tot 76 jongens en 83 meisjes is vermeerderd, ten gevolge waarvan eene uitbreiding in het onderwijzend personeel noodig wordt. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging te hesluiten dat het onderwijzend personeel aan de beide afdeelingen van het Herhalingsonderwijs, tijdelijk met één onderwijzer of éên onderwijze res zal worden vermeerderd. Vermits de uitgaven daardoor voor een geheel jaar met f 400 wor- vermeerderd, stellen wij tevens voor te dien einde een bedrag van 300 voor dit jaar beschikbaar te stellen door vaststelling van den hiernevens overgelegden staat van af- en overschrijving strekkende tot verhooging van Volgn. 133 der begrooïing voor 1888 met /"300, te vinden door afschrijving van den post voor onvoorziene uilgaven. De Plaatselijke Schoolcommissie heeft zich met dit voorstel ver- eenigd. Aan den gemeenteraad. Burg, en Weth. van Lieden. Leiden, 27 Maart 1888. De ondergeteekenden hebben de eer U te berichten, dat, tengevolge van de belangrijke voorjaarsinschrijvingen, het aan tal leerlingen aan de beide afdeelingen der herhalingsschool is geste gen tot 76' jongens en 83 meisjes; dat het zeer in het nadeel van het h. h. 0. zou zijn, als zoovele leerlingen van den leeftijd van 1217 jaar, van wijd uiteenloopenden aanleg en zeer verschillende vorderingen aan slechts twee onder wijzers voor elke afd. bleven toevertrouwd; dat, tengevolge van art. 17 der Verord. van 12 Januari 1882, ge wijzigd bij Raadsbesluit van 9 December 1886 (Gem. bl. n°. 11 van 1887;, de herh. school eene inrichting is geworden met driejarigen cursus, waardoor in het belang van eene goede klassenindeeling aan elke afd. drie onderwijzers noodig zjjn; dat het dus wenschelijk is, dat art. 24 der wet op het lager onder wijs voor de h. h. s. eenigszins mild wordt toegepast; Redenen waarom ze krachtens art. 2 der Verord. van den 12den Januari 1882 (Gem. bl. n°. 12 van 1882) de eer hebben U voor te stellen, het personeel aan elk der beide afd. van de herh. school met één tijdelijk aangesteld onderwijzer le vermeerderen. De onderwijzers belakt met de leiding van het Herhalingsonderwijs Aan HII. Burg. en Weth. G. Gesink. der gemeente Leiden. G. B. Engeltjes. N'°. 63. Leiden, 23 Maart 1888. Vermits krachtens Raadsbesluit van 1 Maart jl.betrekkelijk de oprichting van eene vierde school van de derde klasse, het thans voor Hotel enz. bestemd gedeelte van den Burg moet worden inge richt voor verkooplokaal van roerend en onroerend goed, zullen de bestaande voorwaarden van verhuring moeten worden gewijzigd in verband met eene verhuring van dat gedeelte van den Burg dat thans voor koffiehuis is ingericht. Het komt ons voor dat die verhuring, aangezien het een nieuwe zaak geldt, niet voor te langen tijd moet geschieden en dat een tijd perk van vijf jaren (de Burg was laatstelijk voor den tijd van tien jaren verhuurd) voldoende kan worden geacht. Gedurende dien tijd kan genoegzame ondervinding worden opge daan om eene volgende verhuring voor langeren tijd te recht vaardigen. Door ons zijn alsnu gewijzigde voorwaarden ontworpen, terwijl in overweging wordt gegeven tot eene openbare verhuring van den Burg te besluiten onder de volgende voorwaarden. Daarbij is tevens de bevoegdheid voorbehouden om de heffing van f 0.10 voor het bezoek van den Burg te doen ophouden en de beschikking over den eigenlijken Burg terug te nemen, tegen eene vermindering van de jaarlijksche huursom, voor het geval het noodig mocht blijken den Burg gedurende den loopenden huurtijd voor andere doeleinden te bestemmen. Voorwaarden van verhuring van het voor koffiehuis bestemd gedeelte van den Burg te Leiden met woning, stalling en opstanden en van het gebruik van den boomgaard. Art. 1. Tot de verhuring behooren de koffiehuiszalen, eene woning die wordt ingericht in het gebouw bestemd voor de verkoopingen en zoo spoedig mogelijk ter beschikking van den huurder zal worden gesteld, de tuin met stalling, alsmede de Burg zelve met daarom liggenden boomgaard. De huurder is verplicht met de exploitatie van het koffiehuis op 1 Mei 1888 een aanvang te maken. Art. 2. Het onderhoud der gebouwen, lokalen en opstanden ge schiedt van wege de gemeente en op hare kosten; de beoordeeling van hetgeen tot gewoon onderhoud moet verricht worden, herstelling of vernieuwing vordert verblijft aan de verhuurders. Van het onder houd ten laste van de gemeente is uitgezonderd alles wat dient tot het opslaan of bergen van provisie. Al het van dien aard aanwezige zal de huurder in gebruik kunnen houden doch het onderhoud daarvan, de verschikking, herstelling of uitbreiding zijn voor zijne rekening. Art. 3. Het onderhoud van de boomen, het plantsoen, het grasgewas enz. geschiedt van wege de gemeente, welke voor het snoeien der boomen, het maaien van het gas, het rein en effen houden benevens het kanten en bezanden der paden zorgt. Tevens hebben de verhuurders het recht om betreffende het plant soen alle zoodanige veranderingen te maken, rooiingen te doen enz. als door hen goedgevonden zal worden. Hieronder hehoort ook het ver wisselen van de vruchtboomen met ander houtgewas. De huurder is persoonlijk verantwoordelijk voor alle beschadiging, die aan boomen of het plantsoen toegebracht mocht worden, behoudens zijn recht tot verhaal ingevolge de wet. Art. 4. De huurder is verplicht het gehuurde zelf te bewonen en mag het noch geheel noch gedeeltelijk aan een ander verhuren of in gebruik geven zonder daartoe schriftelijk vergunning van de verhuurders te hebben verkregen. Art. 5. De huurder zal volgens inventaris ten gebruike kunnen overnemen alle losse voorwerpen die als eigendom der gemeente in de gebouwen aanwezig zijn en bij het eindigen van den huurtijd dit alles in goeden bruikbaren staat moeten opleveren. Art. 6. Het behoorlijk schoonhouden van de lokalende open plaats, stalling, schoorsteenen, builenpoort, het hek langs de groote plaats met de trappen en borstweringsmuren geschiedt door of van wege den huurder en op zijne kosten. Art. 7. Zonder bepaalde vergunning van verhuurders mag de huurder geenerlei verandering maken aan hoofd- en onderdeelen van de ge bouwen en opstanden. Art. 8. De huurder is verplicht den toegang tot den eigenlijken Burg en het plantsoen open te stellen zoo voor stadgenooten als vreem delingen gedurende den door verhuurders daarvoor te bepalen tijd, zijnde de huurder bevoegd van eiken bezoeker 0.10 te vorderen. Op den Tweeden Pinksterdag is echter de toegang tot den Burg en het plantsoen verboden en moeten de hekdeuren hij de toegangstrap gesloten worden. Verhuurders behouden zich het recht voor de beschikking over den eigenlijken Burg aan den huurder te ontnemen en de bevoegdheid tot heffing van f 0.10 per bezoeker in te trekken, in welk geval de huursom met 50 per jaar zal worden verminderd. Art. 9. De vruchten der boomen, benevens het afgemaaide gras zijn ter beschikking van den huurder. Art. 10. De huurder mag geen viervoetig dier op de grasvelden van het plantsoen laten grazen. Art. Ij. Het kappen van hout, doode takken, boomen of heesters

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1888 | | pagina 1