GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 15 INGEKOMEN STUKKEN. N°. 3». Leiden,, den 23 Februari 1888. Onder overlegging van nevensgaand verzoek van Johannes Tibboel, om verkrijging van het recht van opstal zoo voor zich als voor op volgende eigenaren van het perceel aan den Vestwal bij ,'de Marebrug, getcekend Sectie A, N°. 476, waarop is gebouwd een woonhuis, koets huis en stalling, hebben wij de eer Uwe Vergadering mede te deelen dat er bij ons tegen de inwilliging van het verzoek geene bedenkingen bestaan, zoodat wij U in overweging geven bedoeld recht van opstal aan den adressant te verleenen onder de door de Commissie van Fabricage voorgestelde voorwaarden. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Wcth. van Leiden. Aan den Gemeenteraad van Leiden. Geeft eerbiedig te kennen: Johannes Tibboel, Stalhouder te Leiden. Dat wijlen zijn vader Gerrit Tibboel op den 25 October 1855 van Burg. en Weth. van Leiden, krachtens Besluit van den Gemeenteraad van Leiden van den 4 October 1855 tot wederopzeggens toe, gratis en zonder betaling van recognitie, toestemming heeft verkregen tot inneming van een gedeelte gemeentegrond aan den Vestwal, bij het Kadaster der gemeente Leiden toen bekend onder Sectie A, nummer 324, thans bekend in dezelfde Sectie sub nummer 476, ten einde daarop een koetshuis te bouwen. Dat hem rekwestrant bij akte van scheiding den 12 Maart 1880 voor den te Leiden standplaats hebbenden Notaris Mr. H. L. A. Obreen verleden, is toebedeeld het aan zijn vader in vollen eigendom toebe* hoorend perceel gemeente Leiden Sectie A nummer 383 als verheeld aan het nummer 324 thans 476 derzelfde Sectie volgens gezegde ver gunning gebouwde koetshuis en mestvaalt. Dat rekwestrant tot voor weinige maanden steeds gemeend heeft, dat dat recht aan zijn vader ook voor opvolgende eigenaars gegeven was, toen hem echter van wege het gemeentebestuur verwezen werd naar het in den hoofde dezer gemelde besluit, waaruit blijkt dat het uitsluitend aan zijn vader verleend was. Dat dientengevolge de rekwestrant ten einde voor zich en opvolgende eigenaren een behoorlijk recht van het aan zijn eigendom grenzend en daarmede verheelde koetshuis met mestvaalt op gezegd kadastraal perceel Sectie A nummer 476 te verkrijgen, zich alsnog tot U wendt met eerbiedig verzoek hem te geven voor zich en opvolgende eige naren het recht van opstal op gemeld kadastraal perceel. 't Welk doende, Leiden, 31 Januari 1888. J- Tibboel. Leiden, 21 Februari 1888. De Commissie van Fabricage heeft de eer op het request van Johannes Tibboel, te berichten, dat door het overlijden van zijn vader Gerrit Tibboel, het gebruik van een gedeelte gemeentegrond op den Vestwal bij de Warmonderbrug, waarop een koetshuis is gebouwd is vervallen, omdat dat gebruik bij Raadsbesluit van 4 October 1855 personeel was verleend en door dit overlijden bij scheiding van 12 Maart 1880 de opstal aan den requestrant is aanbedeeld, zoodat het perceel groot 196 centiaren, bekend bij het Kadaster onder Sectie A, n°. 476 weder onbezwaard met het recht van opstal eigendom der gemeente is geworden en daarvoor sedert 1880 voor de grondbelasting is aangeslagen. Bedoeld perceel evenwel maakt een gedeelte uit van den grond waarop een woonhuis, een koetshuis en een stalling is gebouwd, bij beschikking van 11 Augustus 1845 aan Gerrit Tibboel met het recht van opstal verleend en ook aan den requestrant in eigendom toebe deeld, bjj het Kadaster bekend onder sectie A. n°. 383, ter grootte van 238 centiaren, zonder dat daarvan eenig recht wordt betaald. De Commissie heeft derhalve geen bezwaar om aan den requestrant het recht van opstal te verleenen van het perceel Sectie A n°. 476 ter grootte van 196 centiaren, of zooveel meer of minder als bij nadere opmeting zal blijkenmits de bergplaats van niest in te richten en te gebruiken volgens de voorschriften der Politie-Verorde- ning en tegen betaling van een jaarlijksch recht van 6.86, berekend tegen 3^ eent de centiare alsmede teruggave van f 57,60 voor be taalde grondbelasting van 1880 tot en met 1888. Aan HH. Burg en Weth. De Commissie der gemeente Leiden. van Fabricage. N°. 40. Leiden 23 Februari 1888. Onder overlegging van nevensgaande stukken géven wij Uwe Ver gadering in overweging: 1°. aan Aug. Emmerich te Stadskanaal, aannemer van de vernieu wing van bruggen aan de Bakkersteeg over den Ouden Rijn en over de Oude Heerengracht bij de Ververstraat, vrijstelling te verleenen van de helft der hem opgelegde boeten wegens te late oplevering tot een bedrag van f 435, zijnde de boete f 270. 2'. te besluiten tot continuatie van de huur van de Armenkerk wederom voor den tijd van 5 jaren ingaande 1 Juni 1887 voor den tegenwoordigen huurprijs van 25 per jaar. De voorwaarden vastgesteld bij Raadsbesluit van 25 Januari 1883 zijn de volgende: a. dat het gebouw behoorlijk en ten genoegen van de verhuurders door den Kerkeraad der Nederduilsch Hervormde gemeente en voor zijne rekening worde onderhouden, b. dat het gebouw wordt verzekerd tegen brandschade tegen een herbouwwaarde van f 8000, waarvan de kosten door den huurder worden gedragen en betaald, c. dat onverminderd die beide voorwaarden, de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek ten aanzien van huur en verhuur stiptelijk worden in acht genomen. Thans is het gebouw van gemeentewege bij beurspolis te Amster dam voor eene waarde van 8000 verzekerd. Hel is wenschelijk dat deze verzekering worde bestendigd, zoodat wij in overweging geven de voorwaarde sub b te lezen als volgt: dat de jaarlijksche kosten van assurantie van het gebouw door den huurder aan de gemeente worden vergoed, en behoudens deze wijziging tot de verlenging van de huur onder de gestelde voorwaarden te besluiten. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Wel-EdelAchtbaren Gemeenteraad te Leiden. Ondergeteekende August Emmerich te Stadskanaal aannemer van de gepekte brug en de Verversbrug verzoekt dat de Gemeenteraad eens goed moge overwegen op de boete welke toegepast is op de Verversbrug namelijk voor 18 dagen te late oplevering a fl 15 fl 270 behoort toegediend te worden. De opening der brug moest plaats hebben den 23 Dec. 1887, ter wijl de brug voor voetgangers is geopend op den 31 Dec. 1887. Dit zijn dus 7 dagen dat de brug later is geopend, maar in den tijd van 23 tot 31 Dec. zijn de 25e en 26 Dec. algemeene feestdagen. Hieruit dat de brug maar 5 dagen te laat is geopend. Met het oog op den tegenspoed waarmede bij 't stellen der bruggen was te worstelen als zeer korte dagen, regen, sneeuw en vorst, heb ik al het mogelijke gedaan om door te werken, niettegenstaande was het mij onmogelijk om op den bepaalden tijd klaar te komen. Aangezien de gemeente wegens de te late oplevering geen finan- cieele schade heeft en ik gedurende de passage voor voetgangers door raiddel van een schuit heb onderhouden, zoo verzoek ik de mjj opgelegde boete niet toe te passen en mjj het reeds ingehouden geld uit te betalen. volgt Stadskanaal, 30 Januari 1888. Aug. Emmerich. Leiden, 21 Februari 1888. De Commissie van Fabricage heeft de eer op het request van Aug. Emmerich te Stadskanaal te berichten, dat de oplevering der door hem aangenomen vernieuwing van de bruggen aan de Bakkersteeg over den Ouden Rijn en over de Oude Heerengracht bjj de Verver straat moest geschieden op 1 December 1887, zoodat de daaraan te ver richten werkzaamheden moesten zijn afgeloopen in de maanden October en November, waarna het werk geen hinder zou hebben gehad van het ongunstige weder in December; dat de oplevering geschiedde van de eerste brug op den 22en en van de tweede brug op den 24 December 11. en door het ongunstige weder in die maand het werk bemoeilijkt werd zoodat van laatstgenoemde brug de passage ook voor voertuigen eerst op den aangegeven datum kon worden geopend; uit hoofde van het ongunstige weder is de boete dan ook slechts voor achttien dagen berekend. De Commissie is van meening dat er geen reeht bestaat voor den aannemer, om geheele of gedeeltelijke kwijtschelding der toegepaste boete te vragen, maar alleen gronden van billijkheid in aanmerking kunnen komen, nu het werk ook in behoorlijken staat is opgeleverd en de gemeente geen nadeel heelt geleden, waarom de Commissie vrijheid vindt voor te stellen, de boete voor de helft of met f 135 te te verminderen. Aan HH. Burg. en Weth. De Commissie van Fabricage. der gemeente Leiden. Aan den Gemeenteraad van Leiden. De Commissie uit den Kerkeraad der Nederd. Hervormde gemeente voor de Armenkerk alhier, in aanmerking nemende dat de termijn voor het gebruik van dit gebouw op de Korte Langegracht n°. 659, Kadastraal bekend Sectie B, n". 1077, met 31 Mei 1888 ten einde loopt, wendt zich tot UEdel Achtbaren met het vriendelijk en dringend verzoek het gebruik van dat gebouw onder dezelfde voorwaarden wederom gedurende vijf jaren ten dienste van hare armen af te staan. De Commissie voornoemd, H. G. Hagen, Voorzitter. W. Scheffer. P. J. Mulder. H. Van Borselen, Secretaris. Leiden, 14 Februari 1888. Februari 1888. op het adres Leiden, 21 De Commissie van Fabricage heeft de eer op het adres van de Commissie uit den Kerkeraad der Nederduitsche Hervormde gemeente alhier te berichten, dat steeds op voldoende wijze de Armenkerk door de gebruikers werd onderhouden en alzoo geen bezwaar beslaat tegen de verhuring van dat Gemeentegebouw op de Lammermarkt, voor den tijd van vijf jaren, ingaande den 1 en Juni dezes jaars, op de voor waarden bij Raadsbesluit van 25 januari 1883 bepaald. Aan HH. Burg. en Weth. De Commissie van Fabricage, der gemeente Leiden. N®. 41. Leiden, 28 Februari 1888. De Commissie van Financiën heeft onderzocht de in hare handen gestelde rekening van de Kamer van Koophandel en Fabrieken alhier, over den dienst van 1887, en daarop geene aanmerkingen hebbende, heeft zij de eer U voor te stellen die goed te keuren in ontvangst tot eene som van f 475, in uitgaaf tot een som van f 416.68, zoodat van de toegestane gelden uit de gemeentekas niet is gebruikt 58.32 hetgeen den rendanten in mindering zal strekken van de toelage over 1888. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1888 | | pagina 3