7
IX. Staat van afschrijving van de Plaatselijke Directe Belasting,
dienst 1837.
(Zie Ing. St. n°. 17 en 22.)
De Voorzitter. In dezen staat is een fout-betrekkelijk Volgn 236.
Daar slaat: «overleden op 1 Maart" en 'tmoct zijn: «overleden op 1
October." Er is dus een kleine wijziging in den staat noodig, en liet
totaal bedrag moet dientengevolge met f 1,11 verminderd worden.
De Commissie van Financiën heeft geen bezwaar tegen dit voorstel.
De lieer Fockema Andreae. M. d V In de Commissie van Finan
ciën maakte ik een minderheid uit betreffende het advies over het
verzoekschrift van den heer Ophorsldaar hel van weinig belang was,
achtte ik hel niet noodig van een minderheid en van een meerderheid,
te spreken. Ik wil den Raad echter met mijn motieven in kennis
stellen; 't geldt een betwistbare kwestie, die heslist dient te worden.
Ik betwijfel namelijk, dat de heer Ophorst zijn hoofdverblijf te
Leiden heelt gehouden, toen hij naar den Haag aan de Schietschool
gedetacheerd is geworden.
Men kan verplicht worden in de gemeentelijke inkomsten belasting
te dragen indien men in de gemeente heeft zijn werkelijk verblijf of
zijn hoofdverblijf.
Nu slaat het vast, dat de heer Ophorst hier gedurende de bedoelde
3 maanden niet heeft gehad zijn werkelijk verblijf.
De vraag blijft over of hij hier heeft gehouden zijn hoofdverblijf.
In de stukken is geen enkel feit vermeld, hetwelk kan doen denken
dat de gemeente hel recht heeft om den heer Ophorst gedurende die
drie maanden te beschouwen als iemand die zijn hoofdverblijf hield
in Leiden. Het is geheel juist dat een militair die gedetacheerd
wordt, blijft bchooren tot de sterkte van het garnizoen waaruit hij
gedetacheerd wordt, waarvan hij wordt losgemaakt, zou men
kunnen zeggen. De heer Ophorst is dus blijven bchooren tot het
zooveelsle bataillon van het 4e regiment; Dit is echter niets anders
dan een militaire administratieve maatregel, dat men eiken officier,
ook dan wanneer hij tijdelijk lot eene andere functie wordt geroepen,
laat in de sterkte van zijn garnizoen.
Maar mag men uil het feil dal de heer Ophorst bij het Ministerie
van Oorlog geboekt staat als behoorende tot het garnizoen van Leiden,
afleiden dat hij hier heeft zijn hoofdverblijf? Ik geloof het niet.
Er is hier in de stad een voorbeeld voor onze oogen, dal ons dit
duidelijker zal maken. Ben ik wel ingelicht dan wordt hel gcheele
personeel behoorende tot de kweekschool alhier, gerekend tot de
sterkte van het wachtschip te Amsterdam. Heeft nu derhalve dat
gehecle personeel volgens de Gemeentewet, zijn domicilie in Amster
dam? Ik kan het niet aannemen. Ik herhaal dus: er is ons uit de
stukken geen enkel feit bekend geworden, dat ons zou kunnen doen
veronderstellen dat de heer Ophorst gedurende zijne afwezigheid van
drie maanden, toch hier zijn hoofdverblijf had. Op die gronden zal
ik stemmen tégen het voorstel van Burg. en VVetli.
Uc Voorzitter. In de eerste plaats moet ik doen opmerken dat
wij met de quaestie of de heer Ophorst gedetacheerd is geweest of
niet, eigenlijk niet veel te maken hebben, want hij is op ons be
volkingsregister blijven staan. Wanneer de heer Fockema Andreae
gelijk had dat hij door eene detachcering zou zijn losgemaakt van
de gemeente Leiden, dan zou de heer Ophorst het toch nog aan zich
zeiven te wijlen hebben dat hij bij voortduring beschouwd werd als
inwoner dezer gemeente, want dan zou hij verzuimd hebben den
maatregel te nemen, die noodig was om hem van de gemeente los
te maken.
In de tweede plaats stelt art. 245 der gemeentewet van de be
taling van Plaatselijke Directe Belastingen in eene gemeente vrijhem
die, ter waarneming cener openbare betrekking in eene gemeente
buiten zijn hoofdverblijf tijdelijk vertoeft.
De heer Ophorst werd gedetacheerd naar 's Gravenhage; hij be
hoorde dus tot hen die ter waarneming eener openbare betrekking
in eene gemeente huiten zijn hoofdverblijf tijdelijk vertoevendienten
gevolge kon hij ook niet in den Haag in de Plaatselijke Directe Be
lastingen worden aangeslagen. Dit is evenwel toch geschied, ik meen
zelfs dat hij betaald heeft; maar dan moet hij zich om terugbetaling
wenden tot den Raad der gemeente 's Gravenhage. Juist omdat in
dergelijke gevallen het hoofdverblijf niet verandert, stelt de wet hem
vrij van betaling in de andere gemeente waar hij slechts tijdcljjk
vertoeft.
Het moge waar zijn wat de heer Fockema Andreae gezegd heeft over
een militairen administralieven maatregel waarmede wij niets te maken
hebben, dit is zeker waar ten opzichte van hel personeel der kweekschool.
Dat behoort niet tot de sterkte van het wachtschip te Amsterdam
maar wordt slechts in de rol van dat schip geplaatst, omdat alle ad
ministratieve zaken betrekkelijk de personen aan de kweekschool ver
bonden, moeten behandeld worden door den officier van administratie
van hel wachtschip; zy behooren evenwel niet tot de sterkte van
dat schip.
Maar mij dunkt, dat in allen geval de kwestie zeer duidelijk wordt
uitgemaakt door de bepaling van art. 245 der Gemeentewetdat artikel
heeft willen voorkomen, dat iemand die op hooger last en ter zake
van den openbaren dienst zijn hoofdverblijf lijdelijk verlaat, ten
tweede male in de belasting zal worden aangeslagen in de ge
meente waar hij tijdelijk verblijft. Zij die vrijwillig hun hoofdver
blijf verlaten en drie maanden in een andere plaats gaan wonen, zijn
ook daar belastingschuldig.
Dit is echter met Ophorst het geval niet, want hij is niet vrijwillig
uit Leiden gegaan, maar ten gevolge van zijn detacheering naar den
liaag.
De heer Fockema Andreae. Gaarne neem ik op uw gezag aan, M.
d. V.l dat de kwestie van de officieren der kweekschool niet dezelfde
als van de detachcering is Dal argument laat ik dus varen, te
gemakkelijker daar ik 't niet noodig heb. U heeft mij niet overtuigd
door uw beroep op art. 245 der Gemeentewet, volgens hetwelk in de
Plaatselijke Directe Belasting, «door hem, die ter waarneming eener
«openbare betrekking, in eene gemeente buiten zijn hoofdverblijf tijdelijk
«vertoeft in die gemeente niet wordt bijgedragen."
I Maar de vraag, die wij te beantwoorden hebben, is juist, of Ophorst,
terwijl hij gedetacheerd was, hier zijn hoofdverblijf heeft gehouden
of niet, of hij toen tijdelijk heeft vertoefd in eene gemeente buiten
zijn hoofdverblijf. En dat hij zich niet op het bevolkingsregister heeft
laten afschrijven, is een argument, waaraan ik weinig waarde kan
hechten, want in dat register moet men zich laten inschrijven op de
plaats, waar men zijn werkelijk verblijf houdt. Bovendien kan uit
een afschrijving nooit blijken of men de bedoeling heeft inderdaad
de gemeente te verlaten. Nu weet ik ook wel, dat in art. 4 van het
Besluit op de Bevolkingsregister wordt gezegd:
«Personen, die, hoewel niet duurzaam, het grootste gedeelte van
het jaar in eene gemeente verblijf houden, worden ingeschreven in
het register dier gemeente."
En ik wil ook wèl aannemen, dat dit artikel er Ophorst toe geleid
heeft zich niet te doen afschrijven maar een opvatting van de
wet door iemand, die onderworpen is aan die wet, kan ons toch niet
leiden bij de interpretatie eener andere wet.
Uit de omstandigheden moet beoordeeld worden waar iemand zijn
hoofdverblijf heeft gehouden! Welke zijn nu de omstandigheden die
leiden tot de mcening dat de heer Ophorst hier zijn hoofdverblijf
heeft gehouden, in eene plaats dus waar hij niet woonde?
De Voorzitter. De heer Fockema Andreae heeft terecht gezegd dat
volgens de Gemeentewet de omstandigheden moeten uitmaken waar
iemand zijn hoofdverblijf heeft gehouden. Wij zijn het in dat opzicht
volmaakt eens. Het feit dat de heer Ophorst, ondanks zijne detacheering
bleef behooren lot het garnizoen van Leiden wordt niet betwist; en
nu zal men toch niet willen beweren dat hel hoofdverblijf van een
officier niet is zijn garnizoen. Dat is dus juist de omstandigheid
waarop wij, volgens het slot van art. 245 der Gemeentewet, in ver
band met de onmiddellijk daaraan voorafgaande alinea van dat artikel,
hebben te letten, liet is daarenboven (en dat zou op zich zelf vol
doende zijn om ons voorstel te wettigen) een feit dat de lieer Ophorst
is blijven voorkomen op het bevolkingsregister van de gemeente
Leiden als ingezetene. Hij die de gemeente voor goed met der woon
verlaat en verzuimt zich te laten afschrijven, blijft in de gemeente
belastingschuldig tol de maand waarin hij afgeschreven wordt. Wij
hebben niet post factum na te gaan of iemand werkelijk vertrokken
is; dit moet blijken wanneer hij zich laat afschrijven.
De heer Van der Hoeven. M. d. V.Volgens art. 245 der Gemeente
wet moet de vraag waar iemand zijn hoofdverblijf hield, beoordeeld
worden naar de omstandigheden; dat wil zeggen naar de feitelijke
omstandigheden, niet naar zijne rechtsverhouding, niet naar zijne
dienstbetrekking, niet naar de vraag bij welk militair-corps hij is
ingedeeld, of lot welk corps hij geacht wordt te blijven behooren.
Ik wensch daarom deze vraag te doen. Waar woonde tijdens het
kwestieuse tijdvak de heer Ophorst werkelijk? In welk huis, waar
had hij kamers? Heeft hij zijn kamers in huur gehouden of opgezegd
en nieuwe kamers in den Haag gehuurd Heeft hij zijn kamers hier
aangehouden, dan ben ik het met U eens dat ook hier zijn hoofd
verblijf was. Zoo niet, dan heeft hij ook zijn hoofdverblijf naar elders
verplaatst.
De Voorzitter. Het gevoelen van den lieer Van der Hoeven, gaat
volstrekt niet op; dan zou de geheelc kwestie van het hoofdverblijf
niets te beduiden hebben. Hoofdverblijf staat tegenover werkelijk ver
blijf hebben in eene plaats die niet het hoofdverblijf is. Dit laatste juist
moet uit de omstandigheden worden opgemaakt.
Nu geloof ik dat men niet kan tegenspreken, dat het hoofdverblijf
van een officier de plaats is, waar hij in garnizoen ligt; zijn werkelijk
verblijf was echter in den Haag; daarom was hij daar, ofschoon in dit
geval ten onrechte, aangeslagen.
Wij hebben er ook ook niets mee te maken of iemand zijn kamers
opzegt of niet; alleen wanneer hij zijn verblijf te Leiden opzegt, en
dat moet hij op het hevolkingsbureau doen, hetgeen in het onder
havige geval niet geschied is. Of de heer Ophorst ook in den Haag
op kamers heeft gewoond weet ik niet; ik acht het echter wel waar
schijnlijk, want ik kan niet aannemen, dat hij a la belle étoile gelo
geerd 'heeft, al was hij daar ook in de zomermaanden; maar dat is
een kwestie, die niets ter zake afdoet. Alle officieren worden, meen
ik, op hunne beurt gedetacheerd aan de Schietschool, en verlaten dan
tijdelijk hun garnizoen; zij behouden dan echter toch hun hoofdverblijf
in hunne garnizoensplaats.
Maar zelfs al ware dat alles anders, dan nog zou er gecnc reden
zijn om in dit geval afschrijving van belasting toe te staan, want de
heer Ophorst heeft zich vóór zijn vertrek niet van een vei huisbiljet
voorzienhij bleef dus ingezetene van Leiden.
't Is meermalen gebeurd, dat menschcn eerst eenigc maanden na
hun vertrek hun verhuisbiljet hebben aangevraagd, en voor al die
maanden dan toch betalen moesten. Dat hadden zij dan alleen aan
hun eigen verzuim te wijten.
De heer Vak Hamel. M. d. V.! Op den staat komt ook de naam
van Muysert voor. Ik geloof, dat die in hetzelfde geval als Ophorst
verkeert, met dit onderscheid echter, dat hij afgeschreven is geworden,
terwijl hij niet afgeschreven behoorde te worden. Kunt u mij ook
hieromtrent inlichten
De Voorzitter. Volgens onze inlichtingen is de heer Muysert ver
plaatst geworden en naderhand hier teruggekeerd.
De heer Van Hamel. Dat is een heen en weer geplaats.
De Voorzitter. Daar hebben wij niet mee te maken. Leiden hield
op zijn hoofdverblijf te zijn, maar is het natuurlijk weer geworden
toen hij hier terugkeerde.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel van Burg. en Weth., om afwijzend op het verzoek van
Ophorst te beslissen, in stemming gebracht, wordt aangenomen met
20 tegen één stem, die van den heer Fockema Andreae.
Zonder hoofdelijke stemming wordt daarop de als voren gewijzigde
voordracht aangenomen.
X. Voorstel tot verkoop van eenige voorwerpen en boomen.
(Zie Ing. St. n°. 19.)