GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 3 INGEKOMEN STUKKEN. N®. 6. Leidén, 12 Januari 1888. Zooals meermalen aan Uwe Vergadering is medegedeeld bestaat reeds sedert geruimen tijd behoefte aan uitbreiding der loealitcil voor de bevolking der scholen derde klasse en is dan ook vroeger een plan opgemaakt voor de stichting van cene vierde school derde klasse aan de Boisotkade bij den Vliet. Van dat plan is echter afgezien, omdat de ruimte niet toelaat aldaar een school te bouwen geschikt voor meer dan 400 kinderen en sedert krachtens liet in 1884 gewijzigd artikel 24 der Wet op het Lager Onderwijs het aantal kinderen dat op ecne school zonder speciale vergunning des Konings mag worden toegelaten van 400 tot 600 is uitgebreid, is het bij den voortdurenden aanwas der schoolbevolking in alle opzichten raadzaam om, wanneer tot de oprichting van eene nieuwe school wordt overgegaan, eene school te stichten die, met inachtneming van het verschil van de schoolbevolking in de onderscheidene klassen, 600 leerlingen kan be vatten. Ten vorigen jarc heeft, blijkens onze voordracht tot oprichting van een verplaatsbaar hulplokaal van 19 October 1886 (Ing. St. n°. 282) het voornemen bestaan om de oprichting van eene vierde school te verdagen en in het gebrek aan plaats voorloopig door een hulplokaal te voorzien. Sedert zijn echter tegen dat plan gewichtige bezwaren gerezen, zoodat dit voorstel niet bij Uwe Vergadering aanhangig is gemaakt. Nadat namelijk het plan om hetzij van vergrooting van het lokaal der school derde klasse n°. 1, aan het Plantsoen, hetzij van de oprichting van een hulplokaal voor 120 kinderen in den loop van het jaar 1886 was opgemaakt, vermeerderde het aantal leer lingen niet onbelangrijk. Na de inschrijving in October 1886, ten getale van 192 nieuwe leerlingen, klom ten gevolge van bet gering aantal leerlingen die de school verlieten, het totaal leerlingen tot 494 op school n'. 1, 613 op school n°. 2 en 653 op school n°. 3 totaal 1760 leerlingen, zijnde 100 meer dan in 1885. «Daardoor is, zoo adviseerde de Plaatselijke Schoolcommissie in haar rapport van 8 December 1886, de voorgestelde maatregel om in het gebrek aan ruimte te voorzien door het maken van een verplaatsbaar hulpgebouw voor 120 leerlingen, onraadzaam geworden." «Als men dit gebouw bij school n°. 1 had opgesteld en naar die school 95 leerlingen van school n°. 3 had overgeplaatst, zou men op school n". 1 589 leerlingen hebben bij 524 120 644 plaatsen, nauwelijks genoeg met het oog op de ongelijkheid der klassen, op school n°. 3 zou men overhouden 558 leerlingen met 592 plaatsen onvoldoende uit hetzelfde oogpunt. Op school n°. 2 heeft men voor de 613 leerlingen slechts 624 plaatsen, geheel onvoldoende. Al kan de Hulpschool dan terstond in gebruik genomen worden, dan zou daardoor zelfs tijdelijk niet meer in de behoeften voorzien worden." Nu het bovendien te verwachten was, dat, ten gevolge van het ongunstig advies van den Districts-Schoolopziener, het plan óf niet óf op zijn best genomen eerst na eenige maanden zou kunnen worden uitgevoerd, meende ook de Schoolcommissie dat van het plan moest worden afgezien en zoo spoedig mogeljjk tot de oprichting van eene vierde school moest worden overgegaan. Te meer bestaat hiervoor grond nu steeds meerdere stijging van het cijfer der schoolbevolking te wachten is. Het cijfer der leerlingen toch die vóór hun 12de jaar de school verlaten, wordt ieder jaar kleiner. In 1885 was dit cijfer op school n°. 1 12, op school n°. 2 25 en op school n°. 3, 0 leerlingen. Tevens vermindert het aantal leerlingen die de school verlaten vóór dat zij de hoogste klasse hebben doorloopen en overtreft het aantal leerlingen die tusschentijds worden toegelaten dat dergenen die tusschentijds de school verlaten vrij aan zienlijk. Thans bedraagt het aantal leerlingen op de school n°. 1, 517, op de school n°. 627 en op de school n°. 3, 694, te zamen 1838. Van de laatstgenoemde school zjjn er 174 leerlingen geplaatst in de lokalen boven het soephuis aan de Haarlemmerstraat, terwijl van de school n°. 1, twee klassen zijn geplaatst in het gymnastieklokaal dier school en naar gelang het aantal leerlingen klimt en daardoor ver schillende klassen moeten gesplitst worden doet het bezwaar aan iedere klasse eene geschikte plaats te geven, zich sterker gevoelen. Op dit grooter getal moet ongetwijfeld gerekend worden. Zoo werden op de school 3e klasse in het voorjaar 1887 ingeschreven 98 kinderen voor de eerste klasse, behalve nog eenige voor andere klassen; in het najaar 56 en 14 voor andere klassen, van welke laatsten er 9 kwamen van bijzondere scholen, 2 van de Leerschool en 1 van de school 4e klasse n°. 2. Het getal ^huisgezinnen waarvan kinderen de school op de Mare bezoeken neemt dus toe en daardoor stijgt de kans voor eene groote voorjaarsinschrijving. Uit een en ander blijkt duidelijk dat de oprichting van de vierde school derde klasse niet langer voor uitstel vatbaar is. Wat de plaats betreft komt het de Schoolcommissie, na overleg met de hoofden der scholen, voor dat de buurt der Pieterskerk met het oog op de wijkverdeeling boven elke andere plaats te verkiezen is, zelfs boven de Boisotkade, met welk gevoelen wij ons geheel kunnen vereenigen. In dit gedeelte heeft de gemeente een terrein beschikbaar aan de Boomgaardsteeg gelegen achter het Notarishuis, en de onderscheidene voorloopig opgemaakte plannen voor de plaatsing van eene school zijn in den loop van dit jaar ter inzage van de leden in de Leeskamer nedergelegd. Geen dezer plannen heeft echter de onverdeelde goedkeuring van de Schoolcommissie kunnen wegdragen. Zij schrijft daaromtrent het volgende: «Aan de plannen A, B, G en D kleven, naar ons oordeel, zulke groote gebreken, dat er van eene in dien geest te bouwen school hoegenaamd geen sprake kan zijn; bij plan A toch is de speelplaats zoodanig gelegen, dat de twaalf leerzalen alle tegelijk hinder zullen hebben van het spelen der jeugd op de plaats, terwijl, bij de plannen B, C en D de speelplaats op het noorden is gelegen en bovendien de lokalen hun licht ontvangen van noord en zuid. «Wat plan E betreft valt niet te ontkennen, dat men, door eenige wijzigingen daarin aan te brengen, eene school kan krijgen, die in vele opzichten voldoende zal zijn voor het oogenblik, maar waarvan men geene zekerheid heeft, dat, door verandering van omliggende gebouwen, niet het licht van twee kanten betimmerd zal worden en dus bet geheel onbruikbaar. Genoemde wijzigingen zouden hierin be staan, dat men bet gebouw op 4,20 meter grooteren afstand van het Notarishuis verplaatste, om zoodoende tusschen de verandah van ge noemd huis en de te bouwen school, een ruimte te krijgen van 10 meter breedte en 25 meter lengte, die voor speelplaats zal moeten dienen boewei veel te smal voor dat doel en meestal onbruikbaar wegens tocht. Aan de andere zijde der school houdt men dan van het beschikbare terrein nog een strook van 1,60 meter over (zie siluatieteekening), die, gevoegd bij het daarnaast gelegen open ter rein, dat aan de gemeente behoort en dus wel niet bebouwd zal worden, aan lokaal n". IV het noodige licht verzekert, zoolang name lijk het gebouwtje, aan de andere zijde van die open plaats gelegen en dat geen gemeente-eigendom is, niet opgetrokken wordt; in het laatste geval toch zal lokaal n°. IV zeker niet voldoende licht kunnen ontvangen. «Uit plan E blijkt tevens, dat er geen sprake van kan zijn om op het thans beschikbare terrein b(j de school een gymnastieklokaal te bouwen. «In het algemeen, hetzij dat de te bouwen school geplaatst wordt achter het Notarishuis hetzij elders, is de Schoolcommissie van meening, dat plan E in dier voege behoort gewijzigd te worden, dat men, in plaats van 12 lokalen elk met 48 zitplaatsen, bouwe: vier lokalen met 40 zitplaatsen, vier elk met 48 en vier ieder met 56 zitplaatsen; aldus zal aan de eisehen der praktijk beter voldaan worden en deze inrichting is gemakkelijk te verkrijgen door eene kleine verplaatsing der scheidingsmuren. «Hoewel men, bouwende zooals hierboven is aangegeven, eene school verkrijgt, die voor het oogenblik aan de dringendste eisehen voldoet, springt het toch dadelijk in 't oog, dat er voor deze school een groot gevaar dreigt van den kant van meergemeld Notarishuis; mochten toch, te eenigertjjd, de tegenwoordige of latere eigenaren eene ver dieping op het gebouw plaatsen of op die plaats een nieuw gebouw van een of meer verdiepingen stichten, dan zou de school aan de eene zijde geheel van licht beroofd zijn en dus oribruikbaar worden. «Konde daarentegen de gemeente de beschikking krijgen over het terrein, waarop het Notarishuis staat, dan zou dit, met den achter gelegen tuin, bij uitnemendheid geschikt zijn voor eene ruime school met groote, goed gelegene speelplaats en gymnastieklokaal. «De Schoolcommissie meent dus te moeten adviseeren, dat tot den bouw eener school, op het thans beschikbare terrein, niet worde over gegaan, om de verschillende boven opgesomde bezwaren, en er op te moeten aandringen, dat de gemeente eigenaresse trachte te worden van het Notarishuis, ten einde aldus eene uitnemend geschikte plaats voor den bouw eener school met gymnastieklokaal te krijgen." Zooals reeds aan Uwe Vergadering werd medegedeeld, is daarop met de Vcreeniging van Notarissen in overleg getreden, waaruit is gebleken dat de Vereeniging bereid is het Notarishuis aan de gemeente in eigendom over te dragen tegen betaling van de koopsom door haar besteed met de kosten van inrichting van het gebouw tot Notarishuis en onder voorwaarde dat een ander lokaal worde aangewezen dat volkomen voldoet aan de eisehen voor eene localiteit bestemd voor den verkoop van onroerende en roerende goederen. Voor dit doel kan dat gedeelte van den Burg, dat thans gebruikt wordt voor hotel en de openbare verkoopingen van onroerend goed, worden ingericht, terwijl de kosten van inrichting met inbegrip van het bouwen van eene woning voor den concierge voor de verkoopingen alsmede van ecne woning voor den eventueelen huurder van het voor koffijliais bestemd gedeelte van den Burg, zijn geraamd op ongeveer 8000, terwijl door de Vereeniging van [Notarissen zal worden betaald een jaarlijksche huursom van f 1800 en het kolïijhuis afzonderlijk kan worden verhuurd. Naar het ons voorkomt vordert het belang der gemeente op boven omschreven wijze in het bezit te geraken van een terrein dat bij uitstek geschikt is voor de oprichting van eene school met speelplaats en gymnastiekzaal als waaraan thans behoefte bestaat, terwijl met het oog op eene behoorlijke wijkverdeeling juist dit gedeelte der ge meente in alle opzichten geschikt is voor de plaatsing van dus danige school. Intusschen is de Burg. tot 1 Mei 1888 verhuurd en is het tot dus verre nog niet gelukt met den huurder eene eenigszins aannemelijke overeenkomst te treffen aangaande ecne vroegere ontbinding van het huurcontract. Mocht Uwe Vergadering alzoo tot de bovenbedoelde overeenkomst met de Vereeniging van Notarissen besluiten dan zal eerst met Mei a. s. een aanvang kunnen worden gemaakt met het werk, tenzij alsnog eene billijke regeling met den tegenwoordigen huurder van den Burg kunne worden getroffen. Inmiddels kan het besluit tot oprichting van de school op de bovenbedoelde plaats in gevolge art. 19 der Wet op het Lager Onderwijs en tot aanwijzing van de vereischte gelden aan de goedkeuring van Ged. Staten en het bestek ingevolge art. 50 der aangehaalde wet aan die van den Dis trict Schoolopziener worden onderworpen, terwijl daarna eene aanbe steding kan plaats hebben en tal van voorbereidende werkzaamhedei kunnen worden verricht ook vóór dat de Burg ter vrije beschikking is gesteld van het Gemeentebestuur. Overigens is door ons ter zake met de Vereeniging van Notarissen het volgende voorloopig overeen gekomen waarmede, naar wij vertrouwen, Uwe Vergadering zich zal kunnen vereenigen: 1°. De gemeente Leiden neemt van de Vereeniging van Leidsche

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1888 | | pagina 3