GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. Ill INGEKOMEN STUKKEN. N°. 272. LICHTSTERKTE. Resultaten der waarnemingen aan de Gasfabriek te Leiden van 1117 December 1887. N°. Datum. Uur. Aantal. Gemiddelde Eng. Standkaarscn. 1 Dec. 11 4.30-6.— 7 16.7') 2 12 4.30—6.30 8 17.7 3 13 4.30-6.30 7 17.2 4 14 4.30—6.30 8 17.4 5 15 4.30-6.30 7 17.8 6 16 4.30—6.30 8 17.2 7 17 4.30—6.30 8 17.4 Dit bcteekent: Wanneer men 5 cubic feet 141.G Liters per uur van zulk gas verbrandt in een Sugg's London Argand Stan dard burner n°. 1, met 24 gaatjes, een licht wordt verkregen, dat in sterkte gelijk staat met 16.7, 17.7, enz. Standaardkaarsen, waarvan elke kaars 20 grains 7.8 grammen Spermaceti per uur verbrandt. Namens de Commissie der Gasfabriek, D. Van der Horst. N°. 373. Leiden, 9 Januari 1888. In de zitting van 8 December jl. werd machtiging verleend eenige wijziging te brengen in de kleeding der politicagenten en tot eene aanbesteding over te gaan voor den tijd van zes jaren van de in ons betrekkelijk rapport omschreven gewijzigde klceding met inbe grip van helm en kaplaarzen. Na overleg met den Commissaris van Politie is het ons evenwel voorgekomen dat eene openbare aanbesteding althans van alle klecding- stukken niet in het belang van de gemeente moet worden geacht. Sedert zes jaren is de uniformkleeding der politieagenten bij aan neming geleverd door de winkeliers iu kleederen, de firma Dondorp en Jacobson Haarlemmerstraat alhier, die gedurende dat tijdvak in alle opzichten heeft voldaan en zelfs aan de uniform een beter snit heeft gegeven, terwijl de zekerheid bestaat dat het voorgeschreven laken bij eene bekende fabriek hier ter stede wordt aangekocht en door haar wordt gebruikt. Genoemde firma heeft des gevraagd te kennen gegeven dat zij bereid is de uniform kleeding ook buiten aanneming voor dezelfde som als waarvoor was aanbesteed te leveren, als: voor een zomerjas 24.70, een zomerbroek 11.25, een winterjas 26.40, een winterbroek 10, een das 0.45 en een paar hand schoenen 1.30; voor de reparatie per jaar mede hetzelfde bedrag als: het verbiezen der jassen 2.50 per jas en verdere reparatie 95 per jaar. De helmen belmoren, evenals in andere gemeenten geschiedt, in verband met het nemen van de maat vooral bij wisseling van het personeel, door de tusschenkomst van een alhier wonend winkelier te worden geleverd. De hoeden- en pettenwinkelier H. A. Timmerman; Nieuwe Rijn alhier, heeft zich bereid verklaard het aangenomen model, dat van Delft, te leveren voor denzelfden prijs als in genoemde ge meente wordt betaald, nl. 7.50 per stuk, terwijl de winkelier in schoenen en laarzen H. T. Hartwijk, Haarlemmerstraat, alhier, zich bereid heeft verklaard de schoenen te leveren voor 4.20 en de water- of kaplaarzen voor 9. Laatstgenoemde heeft vroeger gedurende negen jaren de leverantie gehad en heeft alstocn steeds blijk gegeven deug delijk werk te leveren. Nimmer zijn dan ook destijds klachten over de deugdelijkheid van het geleverde door de agenten ingebracht. De bovengenoemde leveranciers nemen mede aan de uniformkleeding der brugwachters-agenten van politie voor de lot heden gegolden hebbende aannemingssom te leveren, als een zomerjas t 23.85, een zomerbroek 11.25, een zoomermouwvest ƒ4.75, een winterjas ƒ24.50, een winterbroek 10, een wintermouwvest 4.25, een halsdas ƒ0.47, zoomede het onderhoud per jaar 20, de petten 1.75 per stuk en de schoenen f 4.20 het jaar. Voor alle deze kleedingstukken achten wij eene openbare aanbe steding op de boven aangevoerde gronden niet gewenscht, terwijl de levering van de nieuw in te voeren over- of regenjas voor de agenten van politie zonder bezwaar kan worden aanbesteed. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging ons te mach tigen de levering van de uniformkleeding aan de bovengenoemde leveranciers voor de opgegeven prijzen te gunnen voor den tijd van zes jaren, zullende alsdan tot eene openbare aanbesteding van de levering der over- en regenjassen worden overgegaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 274. Leiden, 29 December 1887. Onder overlegging van nevensgaand verzoek van Ds. E. César Segers om vrijstelling van de betaling van schoolgeld voor zijn op 8 December jl. overleden pupil II. Kuneman, in leven leerling der Hoogere Burger school voor jongens, hebben wij de eer U mede te deelen dat er, onzes inziens, alleszins termen bestaan voor eene gunstige beschikking op het verzoek. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging aan adressant de gevraagde vrijstelling van de betaling van schoolgeld te verleenen over de laatste drie kwartalen van den cursus 1887/8. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Gemeenteraad der Gemeente Leiden. Ondergeteekcnde heeft de eer ter Uwer kennis te brengen dat zijn pupil Hendrik Kuneman, leerling der Hoogere Burgerschool, wegens ziekte sinds 26 November de lessen niet meer beeft bijgewoond en op 8 December 11. is overleden, weshalve hij verzoekt om vrijstelling van verdere betaling over drie termijnen van het schoolgeld overliet schooljaar 1887/8. 't Welk doende, enz. Leiden, 20 December 1887. E. Gesar Segers. N°. 375. Leiden, den 20 December 1887. Ter vervulling eener vacature van derden onderwijzer of derde onderwijzeres aan de school der 3e klasse n1. 1 hebben wij de eer Uwe Vergadering hierbij over te leggen eene voordracht, opgemaakt in overleg met den heer Arrondissements-Schoolopziener, na inge wonnen bericht van het hoofd der school, ter benoeming van eene derde onderwijzeres aan de genoemde school op eene jaarwedde van 550, als: 1°. Mejuffr. M. S. Altmann, onderwijzeres te Zandvoort; 2°. Mejuffr. A. C. A. Van Ruyven, werkzaam aan een der scholen in deze gemeente en 3'. Mejuffr. II. Pel, onderwijzeres te Vijfhuizen gemeente Haar lemmermeer. Onder medcdecling dat de betrekkelijke stukken ter inzage voor de leden in de Leeskamer zijn nedergelegd nemen wij de vrijheid U te verzoeken tot eene benoeming te willen overgaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 276. Leiden, 29 December 1887. Door J. Koeleman, pachter van de opbrengst der tolgelden aan den Rijnsburgcrvliet (Leidsche tolhek) bij de llaarlemmertrekvaart is bij nevensgaand adres eenige tegemoetkoming verzocht wegens geleden schade in de opbrengst der tolgelden tengevolge van de herstelling van de nabij gelegen brug aan de llaarlemmertrekvaart. Bij Raadsbesluit van 21 October 1886 werd naar aanleiding van een diergelijk verzoek van den vorigen pachter, II. L. Feun, in ver band met de herstelling van de Kwaakbrug eene tegemoetkoming verleend van 44 voor 35 dagen gedurende welke de passage voor voertuigen was gestremd, berekend naar eene geleden schade van 2/3 van de jaarlijksche pachtsom ad f 690. Hoezeer er thans uit den aard der zaak evenmin als in het vorig jaar cenig recht bestaat tot vordering van schadevergoeding, komt het ons voor dat er ook nu redenen van billijkheid aanwezig zijn om den pachter in deze te gemoct te komen en dat dezelfde maat staf als voor den vorigen pachter moet worden aangenomen. De passage voor voertuigen is gedurende 22 dagen afgesloten ge weest, terwijl de pachtsom thans bedraagt f 700, op grond waarvan de^ schadevergoeding zoude behooren te worden bepaald op ongeveer Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging aan J. Koeleman pachter van de opbrengst van de tolgelden aan den Rijnsburgcrvliet wegens stremming van de passage voor voertuigen gedurende 22 dagen, eene tegemoetkoming te verleenen van dertig gulden. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den WelEd. Achtb. HH. Burg. en Weth. der gemeente Leiden. Geeft met den meest verschuldigden eerbied te kennen Johannes Koeleman, pachter van het Leidsche tolhek onder de gemeente Oegst- geest. Dat het Uw heeren bekend is de groote werkzaamheden en vernieuwing van de aldaar in mijne nabijheid liggende brug. Zoodat ik adressant als pachter van genoemde tol door dit werk (zijnde alzoo de passage voor rij- en voertuigen afgesloten) een aanzienlijk tekort in mijne ontvangsten heb geleden. Redenen waarom ik mij genoodzaakt acht, mij met de meest moge lijke beleefdheid te wenden tot de heeren Burg. en Weth. voornoemd met mijn eerbiedig verzoek bet hun EdelAchtb. heeren mogen be hagen mij voor een gedeelte mijner pachtsom te ontheffen. Wegens het afsluiten der brug voor den tijd van twee en twintig dagen eene som van dertig gulden. lleilblijve ik hopende op eene goedgunstige beschikking van mijne boven mij gestelde heeren met de meeste hoogachting en eerbied. De pachter van het Leidsche tolhek. Oegstgeest, 23 November 1887. J. Koeleman. N\ 27 7. Leiden, 5 Januari 1887. Bij Verordening laatstelijk van 23 Mei 1861 (Gemeenteblad n°. 15 van dat jaar) werd de gemeente ter inlevering van de stembriefjes bij de verkiezing van leden voor den Gemeenteraad in twee afdee- lingen verdeeld, de le afdeeling bevattende de wijken een, twee, drie en vier en de 2e afdeeling, bevattende de wijken vijf, zes, zeven, acht en negen. Met het oog op de uitbreiding van het aantal kiezers tengevolge van de wijziging van de Kieswet wordt het noodig geacht de ge meente in drie afdeelingen te splitsen, zoowel voor de verkiezing van leden van den Gemeenteraad als van leden der Tweede Kamer en Provinciale Staten, waarvoor ongeveer een gelijk aantal personen kies gerechtigd zal worden. Zooals reeds aan Uwe Vergadering is medegedeeld is in verband met het vermoedelijk aantal kiezers in elke wijk de volgende ver deeling de meest regelmatige; als: le Afdeeling, de wijken 1, 2 en 4; 2e Afdeeling, de wjjken 3, 7 en 8; 3e Afdeeling, de wjjken 5, 6 en 9.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1887 | | pagina 1