92 V. Verzoek van P. W. Van de Velde, om terugbetaling van school- geld, Gymnasium en Hoogere burgerschool voor Meisjes. (Zie Ing. St. n°. 255.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming afwijzend beschikt. VI. Idem van Dr. H. B. Van Rhijn, om vrijstelling van de betaling van schoolgeld, Gymnasium en Hoogere Burgerschool voor Jongens. (Zie Ing. St. n°. 256.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming gnnstig be schikt. VII. Idem als voren van Jhr. J. Rammelman Elsevier, voor de Hoogere Burgerschool voor Meisjes. (Zie Ing. St. n°. 258.) Wordt zonder beraadsluging of hoofdelijke stemming gunstig be schikt. VIII. Idem als voren van Dr. E. F. Van Dissel. (Zie log. St. n°. 258.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming gunstig be schikt. IX. Idem van mej. S. F. Spengler, om ontslag als leerares in de Franschc taal- en letterkunde aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes. (Zie Ing. St. n°. 257.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming met 1 Februari een eervol ontslag verleend. X. Idem van D. Van Leeuwen, om continuatie van de levering van grint en zand. (Zie Ing. St. n°. 252.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming afwijzend beschikt. XI. Idem van W. Van Eeden, om vermindering van pacht van gras gewas langs de Haarlemraertrekvaart. (Zie Ing. St. n°. 253.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming afwijzend beschikt. XII. Voorstel van Dr. W. N. Du Rieu, betrekkelijk het verbinden van voorwaarden aan te verlecnen vergunningen. (Zie Ing. St. n°. 251.) De heer Du Ried. M. d. V. Met mijn voorstel bedoel ik volstrekt niet op de genomen beslissing betreffende de voorstellen der vier Raadsleden terug te komen. Het is een geheel nieuwe zaak, laat ik zeggen het is een voorzichligheidsmaatregel voor later. Ik verwacht niet anders dan dat er vroeg of laat hoogere heffingen van de omwonenden zullen gevorderd worden; de laatst gevallen beslissing zal de uitbreiding om de stad in de hand werkende onder nemers weten dat zjj met hunne woningen, die meer naar de mode zijn ingericht, de huurders daarheen trekken, juist om onze gemeente belasting, zij kunnen bij hun huur op dat verschil rekenen. Wie weet, hoe het na een jaar of tien, om een cijfer te noemen, er zal uitzien, wanneer reeds nu zij die hun fabriek of hun laboratorium, kortom hun betrekking of werkkring in Leiden hebben, vlak buiten de gemeente wonen. Zij die naar Leiden verplaatst worden, kiezen bet aangenaamste en natuurlijk het goedkoopste. Er ontstaan onbillijk heden in het stuk der belasting; buiten de gemeente te wonen wordt een privilegie in een tak van bestuur, dat niet bestaan moest. Er zal zonder twijfel iets ten behoeve der gemeentekas moeten gedaan worden; want medewerking van de omwonenden om binnen de ge meente te worden getrokken, laat zich niet aannemen. Ik voorzie dat er verschil tusschen ingezetenen en omwonenden zal moeten gemaakt worden, en dat wilde ik nu wel aan onze nakomelingen overlaten, maar op die wijze dat de omwonenden van nu af weten, dat de mogelijkheid bestaat dat de voorwaarden waarop aan hen plaatselijke vergunningen zijn gegeven, kunnen veranderd worden en bezwarender gemaakt. Ik lees in het antwoord van Burg. en Weth., dat wanneer zulks noodig mocht worden geacht, aan bedoelde vergunningen nieuwe voorwaarden verbonden kunnen worden. Maar op hoevele moeie- lijkheden stuit men dan niet, de een wordt teruggehouden omdat een nieuwe voorwaarde zoo hard is, een ander noemt 't onbillijk, er komt heel wat te kijken in zulke gevallen, men komt niet zoo spoedig tot het intrekken van de vergunning voor een brug of duiker, een schoeiing of plankier, om slechts deze gevallen te noemen, de werke lijkheid levert er vele andere, waarbij het voor en tegen vrij wat gewichtiger kan zijn. Kortom dan komen moeielijkheden, deze wilde ik trachten te voorkomen voor een deel, door te zeggen aan allen, die een vergunning van plaatselijk belang vragen, het wordt u toe gestaan maar denk er aan, dat de Raad in later jaren voor u ver zwarende voorwaarden daaraan kan verbinden. En nu vind ik mijne bedoeling zoo duidelijk omschreven in de woorden door Burg. en Weth. bij die andere voorstellen gekozen, dat ik het toen geformu leerde overnam, ofschoon het een geheel nieuwe zaak is. De heer De Goeje. M. d. V.Ik wensch nog een enkel woord te voegen bij hetgeen door den heer Du Rieu is gezegd. Aan het einde van het advies van Burg. en Weth. over het voorstel wordt gezegd: «Bovendien blijft de Gemeenteraad steeds bevoegd om, wanneer zulks noodig mocht worden' geacht, hetzij aan vergunningen als bovenbedoeld nieuwe voorwaarden te verbinden, hetzij tot de intrekking over te gaan." Door den heer Du Rieu is er reeds op gewezen tot welke praktische moeielijkheden dit aanleiding kan geven; men zal zich dan altjjd be klagen over onbillijkheid, omdat bij het vcrleenen der vergunning geene beperkende bepalingen gemaakt zijn. Maar althans in één geval zal de tdepassing van den door Burg. en Weth. genoemden maatregel niet mogelijk zijn. Wanneer men namelijk eens aan de Duinwater- maatschappij vergunning heeft gegeven om ergens water te leveren, dan kan men daar later niet op terugkomen, ten minste dat geloof ik niet. Dit nu zou men kunnen voorkomen door aan die vergunning eene dergelijke voorwaarde te verbinden als de heer Du Rieu voorstelt. Ik weet wel, M. d. V., dat het uwe meening is dat de Gemeente raad nooit het recht zoude hebben om aan de levering van duin water bezwarende voorwaarden te verbinden, maar het is u ook be kend dat er leden van den Raad zijn die daar anders over denken. Dit is geen zaak om thans over te discussieeren; het is genoeg dat er verschil van meening bestaat. Wordt nu het voorstel van den heer Du Rieu niet aangenomen en voortaan de vergunning tot levering van duinwater zonder ecnige beperkende voorwaarde verleend, dan kan daarop niet meer worden teruggekomen, zelfs niet al doet het geval zich voor waarvan Burg. en Weth. indertijd zeiven gezegd hebben: wanneer inderdaad de omstandigheden zoo worden dat de gemeente op zelfbehoud moet bedacht zijn, wanneer uitbreiding der gemeente grenzen geweigerd wordt en wij door de omwoners gedrukt zouden worden, dan zouden Burg. en Weill, er niet tegen opzien om het initiatief te nemen, om niet alleen bet gebruik van scholen en der gelijke waarover de Gemeenteraad te beslissen heeft, maar ook het duinwater te ontzeggen. Op dien grond zal ik stemmen voor het voorstel van den heer Du Rieu. De Voorzitter. Ik verander de openbare Vergadering in eene met gesloten deuren. De Vergadering wordt heropend. De heer Do Rieu. M. d. V.! Naar aanleiding van de gehouden discussie neem ik de vrijheid mijn voorstel in te trekken. Ik doe dit echter uitdrukkelijk acte nemende van de verklaring van Burg. en Weth. te vinden in hun schriftelijk antwoord op mijn voorstel en luidende: «Bovendien blijft de Gemeenteraad steeds bevoegd om, wanneer zulks noodig mocht worden geacht, hetzij aan vergunningen als boven bedoeld nieuwe voorwaarden te verbinden, hetzij tot de intrekking over te gaan, zoodat ook de aanneming van het voorstel van den heer Du Rieu niet wordt vereischt voor de uitvoering van tengevolge van veranderde omstandigheden later eventueel vast te stellen bepalingen." De Voorzitter. Aangezien de heer Du Rieu zijn voorstel heeft ingetrokken, maakt het verder geen onderwerp van beraadslaging meer uit. XII. Verzoek van P. A. Feltzer, om een brug te leggen over de Zoeterwoudschc Singelsloot. (Zie Ing. St. n®. 242.) XIV. Idem van Dr. A. W. Kroon Jr. c. s., om gebruik te mogen maken van het Gymnastieklokaal der Hoogere Burgerschool voor Meisjes. (Zie Ing. St. n°. 236 en 260.) Op beide verzoeken wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming gunstig beschikt. Daar niemand meer het woord verlangt, wordt de Vergadering gesloten. Te Leiden ter Boekdrukkerij van GEBROEDERS MURE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1887 | | pagina 2