91 Zitting van Donderdag December 188Ï. geopend 's namiddags le twee uren. Voorzitter: de Heer Burgemeester L. M. DE LAAT DE KANTER. Te behandelen onderwerpen 1'. Benoeming van eene derde onderwijzeres aan de Meisjesschool 2de klasse. (249) 2°. Voorstel betrekkelijk de kleeding der agenten van politie. (237 en 250) 3°. Idem betrekkelijk de voorwaarden van de verhuring van grond in den Boschhuizer- en den Sladspolder. (247) 4°. Staat van af- en overschrijving op de begrooling, dienst 1887, (Plaatsing muur op de gedempte Koolgracht). (248 en 259) 5°. Verzoek van P. W. Van de Velde, om tei ugbetaling van schoolgeld, Gymnasium en Iloogere Burgerschool voor Meisjes. (255) 6°. Idem van Dr. II. B. Van Rhijn, om vrijstelling van de betaling van schoolgeld, Gymnasium en Iloogere Burgerschool voor Jongens. (250) 7°. Idem als voren van Jhr. J. Rammelman Elsevier, voor de Hoogere Burgerschool voor Meisjes. (258) 8°. Idem als voren van Dr. E. F. Van Dissel. (258) 9°. Idem van Mej. S. F. Spenglcr, om ontslag als lccrares in de Fransche taal- en letterkunde aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes. (257) 10°. Idem van D. Van Leeuwen, om continuatie van de levering van grint en zand. (252) 11°. Idem van W. Van Eeden, om vermindering van pacht van grasge was langs de Haarlemmcrtrckvaart. (253) 12°. Voorstel van Dr. W. N. Du Rieu, betrekkelijk het verbinden van voorwaarden aan te verlcenen vergunningen. (251) 13°. Verzoek van P. A. Feltzer, om een brug te leggen over de Zoeter- woudsche Singelsloot. (242) 14°. Idem van Dr. A. W. Kroon Jr. c. s., om gebruik te mogen maken van het Gymnastieklokaal der Hoogere Burgerschool voor Meisjes. (23(1 en 2(50) Tegenwoordig waren 22 leden, als de heeren: Bool, Knappert, Kaiser, De Goeje, Ilasselbach, Koetser, De Sturler, Verster van Wulver- liorst, Le Poole, Van Reenen, Fockema Andrcae, Schneither, Van Hamel, Alma, Van Bultingha Wichers, Was, Du Rieu, Cock, Juta, Van der Hoeven, Zaalberg en de Voorzitter. Afwezig waren met kennisgeving de heeren: Zaaijer, Driessen en Nijkamp. De notulen van het verhandelde in de vorige Vergadering worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede dat zijn ingekomen: 1°. Dispositie van de Ged. Staten van Zuid-Holland dd. 29 Novem- bcr/2 December jl. B„ n°. 3384, (3e afd.) G. S. n". 83/3, ten geleide van het goedgekeurd Raadsbesluit van 17 November jl. tot verhooging der begrooting, dienst 1887, in ontvangst en uitgaaf met f 2140. (Aan koop lokaal voor de school der 3e klasse n°. 2.) Wordt voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. Verzoeken van J. F. PeijsterBerk en S. M. Van Iperen, om gecontinueerd te worden de le in de betrekking van assistent-stads- vroedvrouw, de 2e in die van stads-vroedvrouw. 2°. Verzoek van den directeur der Leidschc Broodfabriek tot het leggen van een riool naar de Rijnsburgersingelgracht. Worden gesteld in handen van Burg. en Weth. Nog wordt medegedeeld. 1°. Dat bij de verkiezing van één lid van de Tweede Kamer der Statcn-Generaal en van twee leden van den Gemeenteraad op 13 December a. s. zitting hebben in het hoofdbureau de heerenJ. A. Van Hamel en A. L. De Sturler en in het onderbureau de heerenrnr. N. L. J. Van Buttingha Wichers, voorzitter, en L. G. Le Poole en A. J. Krantz, leden. 2°. Dat aan den met 1 December jl. eervol ontslagen stads-werkman J. Arnoldus Jr., wegens lichamelijke ongesteldheid een pensioen is verleend van f 165.88, berekend naar een diensttijd van 29 jaren en een weekloon van 6.60. Aan de orde is alsnu: I. Benoeming van eene derde onderwijzeres aan de Meisjesschool 2c klasse. (#ic Ing. St. n°. 249.) De Voorzitter. Mag ik de heeren Bool, Verster van Wulverhorst en Fockema Andreae uitnoodigen met mij het stembureau te willen uitmaken. Benoemd wordt alsnu mej. A. C. Hofman met 17 stemmen; er was een briefje in blanco ingekomen. De Voorzitter. Ik dank de leden van het stembureau voor hunne welwillende medewerking. (De heeren Cock en Juta komen ter Vergadering.) II. Voorstel betrekkelijk de kleeding der agenten van politie. (Zie Ing. St. n°. 237 en 250.) De heer Van Hamel. M. d. V.! Ik zou wenschen le vragen of 't niet mogelijk zou zijn om de voorgestelde kaplaarzen te doen ver vangen door laarzen met losse kappen. Ik kan mij wel met deze voordracht vereenigen, maar 't komt mij voor dat losse kappen ge makkelijker zijn voor de agenten zelve, en bovendien ook econo mischer. De Voorzitter. Het door u aangegeven denkbeeld is niet ter sprake gebracht. Wanneer deze voordracht door den Raad wordt aange nomen, bestaat er bij mij geen bezwaar het in overweging te nemen. De beraadslaging wordt gesloten en het voorstel zonder hoofdelijke stemming aangenomen. III. Idem betrekkelijk de voorwaarden van verhuring van grond in den Boschhuizer- en den Sladspolder. (Zie Ing. St. n°. 247.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. IV. Staat van af- en overschrijving op de begrooting, dienst 1887 (Plaatsing van een muur op de gedempte Koolgracht.) (Zie Ing. St. n°. 248 en 259) De heer Fockema Andreae. M. d. V.! De Commissie van Financiën is, waar zij advies heeft uit te brengen over de voorstellen van het Dagelijkse!) Bestuur van tijd lol lijd in de onaangename noodzakelijk heid om de aanneming van een voorstel te moeten ontraden. Zij is echter overtuigd, dat zij. wil ze ecnig vertrouwen in hare adviezen verwekken, zich zorgvuldig behoort le wachten voor den schijn van oppositie maken of van spijkers op laag water zoeken. Zij heeft vooral hierom eenstemming besloten tot aanneming van het voorstel van Burg. en Weth. te adviseeren, en ik zelf wensch ook overeenkomstig dat advies mijn stem uit te brengen. Maar ik acht mij toch als Voorzitter dier Commissie verplicht den Raad opmerkzaam te maken op het feit, dat, wanneer het voorstel zooals het ons thans gedaan is, wordt aangenomen, wij stilzwijgend een uitbreidende interpretatie geven aan het besluit tot afstand van een deel der voormalige Kool- en Brandewijnsgrachtcn. Want wat is de zaak? Toen Burg. en Weth. den 5en Mei 1887 bij den Raad hun voorstel indienden, luidde de conclussie en over die conclusie is gestemd aldus: »Wij geven Uwe Vergadering alsnu in overweging tot de in gebruikgeving van den in het rapport der Commissie omschreven grond tegen betaling van eene recognitie van tien cents per centiare 'sjaarste besluiten, onder voorwaarde dat a. de in gebruikgeving geschiedt tot wederopzeggens, mits de op zegging geschiede schriftelijk twee jaren te voren. b. geene andere dan tilbare gebouwen op den grond worden gesteld en in de afscheiding aan de openbare straat een uitgang worde gemaakt. c. door de belanghebbende gebruikers ten allen tjjde toegang moet worden verleend tot den in gebruik gegeven grond, ten einde zoo noodig de rioleering vanwege het Gemeentebestuur kunne worden onderhouden of hersteld." Ik lees dat stuk uitdrukkelijk voor, om er op te wijzen, dat er niet is besloten tot plaatsing van den muur, veel minder tot het vinden der kpsten van dien muur uit de Buitengewone Uitgaven. Ik moet echter erkennen, dat zoolang ik deze conclusie niet had herlezen, ik onder den indruk der discussiën die aan de aanneming van het voor stel waren voorafgegaan in de meening verkeerde, dat ook was be sloten tot plaatsing van den muur op gemeente-kosten, en het vinden der kosten van dien muur uit de som voor de demping. Ik merk echter op, dat art. 15 van het Reglement van Orde uit drukkelijk voorschrijft, dat alle voorstellen een bepaalde conclusie moeten bevatten en in de conclusie, waarover gestemd is, was van den muur geen sprake. Daarom achtte ik mij verplicht, mijne mede leden te herinneren, wat "is besloten, opdat zij wel weten nu le staan voor de uitvoering van een besluit, dat niet uitdrukkelijk is genomen. (De heeren Van der Hoeven en Zaalberg komen ter Vergadering.) De Voorzitter. Ik heb de geschiedenis dezer zaak nu niet in haar geheel nagezienen ik moet mij dus op mijn geheugen verlaten. En nu meen ik mij te herinneren, dat toen wel degelijk tot het plaatsen van dien muur besloten is dat tevens werd vastgesteld, dat de daaraan verbonden kosten uit kapitaal zouden worden gevonden en dat daarom de recognitie op ƒ0.10 gesteld is, in plaats van op f 0.035 zooals gewoonlijk, omdat men dan in de recognitie de rente en aflossing van het kapitaal vond, dat tot plaatsing van den muur vereischt werd. De Raad vcreenigde zich blijkbaar met die mecning. De heer Fockema Andreae. Ik kan uwe meening niet deelcn. Wanneer de Raad aan zijn stem de beteekenis gehecht heeft, die ik er voor mij persoonlijk aan hechtte, dan valt er niets meer te discus sieeren. Maar het bedoelde besluit is eigenlijk niet genomen, want volgens het Reglement van Orde, moet elk voorstel in een bepaalde conclusie geformuleerd wezen, en wordt over die conclusie gestemd. En in de conclusie die het hier geldt vind ik over dien muur niet gesproken. De Voorzitter. Ik geloof niet dat dit juist is; de uilvoering van een besluit moet in overeenstemming wezen met dat besluit en met de motieven die er toe geleid hebben. Wanneer dus de Raad de recognitie tot zoodanig bedrag heeft vast gesteld, dat de rente en aflossing van liet kapitaal, benoodigd voor dien muur, zullen zijn gedekt, dan is daarmede tevens tot den bouw besloten en vastgesteld, dat de kosten door kapitaal zouden worden gedekt. De beer Fockema Andreae, Maar ik lees nergens een besluit tot het plaatsen van dien muur. De Voorzitter. Maar het plaatsen van dien muur werd immers door ons later voorstel een onderdeel, dat onafscheidelijk verbonden was aan het geheele voorstel. De beraadslaging wordt gesloten, en het voorstel zonder hoofdelijke stemming aangenomen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1887 | | pagina 1