89 in 1888 en niet in 1887 te leggen. Men zou nu, als de vorst die zoo plotseling is ingevallen, liet ten minste niet belet, de bedoelde kranen en buizen kunnen aanbrengen, en dan kunnen wij in liet voorjaar den grond met rust laten; dit kan zonder nadeel voor den groei van gras enz geschieden. Uct omwerken van den grond in t voorjaar is echter voor groei en bloei zeer schadelijk, en daarom is 'tin het belang van de zaak, dal 'tin 1887 gebeurt, tenminste, zooals ik zeide, als liet weer het toelaat. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel wordt daarop zonder hoofdelijke stemming aangenomen. IX. Verzoek van J. A. Bientjes, om terugbetaling van schoolgeld, lager onderwijs. (Zie Ing. St. n°. 232.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming gunstig bsscliikt. X. Idem van J. Wuyster, om ontslag als lecraar aan de Kweekschool voor onderwijzers. (Zie Ing. St. n°. 233.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming een eervol ontslag verleend. XI. Voorstel tot aankoop van een perceel aan de Van-der-Wcrfstraat ten behoeve van de school 3e klasse n°. 2. (Zie Ing. St. n°. 241 en 244.) Wordt aangenomen met 17 tegen 5 stemmen, die van de liecren: Kaiser, Cock, Jula, Was en Van der Hoeven. XII. Verzoek van Dr. A. W. Kroon Jr. om gebruik te mogen maken van het Gymnastieklokaal der Hoogcrc Burgerschool voor Meisjes. (Zie Ing, St. n°. 236.) De heer Van der Hoeven. M. d. V.! Ik geloof dat wij niet zullen mogen voldoen aan het voorstel van het Oagelijksch Bestuur, om op dit verzoek cene gunstige beschikking te geven, om de eenvoudige reden dat het verzoek, zooals het is ingediend, strijdt met art. 9 van de Grondwet hetwelk zegt: »Ieder ingezetenen heeft het recht om verzoeken aan de bevoegde macht schriftelijk in te dienen, mits die persoonlijk en niet uit naam van meer worden onderteekend, enz.' Nu lees ik in het adres dat de heer Kroon, mede namens eemge andere heeren, verzoekt enz. Ik geloof dus dat de duidelijke letter van art. 9, die ik voor mij nooit kan afscheiden van den geest en de bedoeling der wet, ons per tinent verbiedt om op liet verzoek te heslissen. Toen eenigen tijd geleden hier een verzoek inkwam van werk- loozen of van het bestuur eener niet erkende Sociaal-Democratische Vereeniging, hebben wij gehandeld, zooals ik nu voorstel, en wij mogen voorzeker in dergelijke zaken geenerlei onderscheid maken. De Voorzitter. Ik meen dat de geleerden het er vrij wel over eens zijn dat art. 9 van de Grondwet alleen slaat op verzoeken van staat kundigen aard. Het door den heer Van der Hoeven aangehaalde voor beeld van een adres van sociaal-democraten is mij wel bekend; maar adres santen noemden zich het bestuur eener vereeniging, die geen rechts persoonlijkheid had. Dat is dus geheel iets anders. Het is onze aandacht ook niet ontgaan dat de heer Kroon iets verzocht mede namens eenige andere heeren, maar wij meenden ons te kunn°n houden aan de tegenwoordig meer aangenomen jurisprudentie dat de grondwettige bepaling alleen betrekking heeft op zaken van staatkun- digen aard. De heer Van der Hoeven. M. d. V.! Ik vind het mocielijk om iets meer over de zaak te zeggen. «Ieder ingezeten heeft het recht om verzoeken aan de bevoegde macht schriftelijk in te dienen,mts die persoonlijk en niet uit naam van meer worden onderteekend." Aan die laatste voorwaarden is niet voldaan. L)e heer Kroon heeft zijn adres onderteekend mede namens eenige andere heeren, in strijd derhalve met de duidelijke, niet voor tweederlei uitlegging vatbare bewoordingen van art. 9 der Grondwet. De Voorzitter. Ik geef toe dat de aanhaling van den lieer Van der Hoeven juist is. Maar dat het artikel niet voor twecderlei uitlegging vatbaar zoude zijn, dit kan ik niet toegeven. Men heeft tweederlci uitlegging. Deskundigen hebben beweerd dat de bedoeling is geweest om art. 9 in het bijzonder te doen slaan op verzoeken van staat kundigen aard. De heer Juta. M. d. V.! Zou het niet beter zijn, ten einde aan het m. i. gegronde bezwaar van den heer Van der Hoeven te gemoet te kómen, den heer Kroon te kennen te geven dat hij zijn verzoek zoo danig moet inrichten dat genoemde moeielijkheid niet meer voorkomt. Dit kan alleen wellicht een uitstel van eenige dagen tengevolge hebben. Mij dunkt, dat dit de aangewezen weg is, om het verzoek van den heer Kroon te kunnen inwilligen. De Voorzitter. Maar dan zouden Burg. en Weth. zelvcn te kennen «even dat zij gedwaald hebben. Ik beweer echter juist het tegendeel, omdat het verzoek niet van staatkundigen aard is. Overigens is het eene zeer onbeduidende zaak. De heer Verster van Wulveriiorst. M d. V.! Ik herinner mij dat toen wij nog het voorrecht hadden den heer Goudsmit als lid van deze Vergadering in ons midden te hebben, op diens voorstel een adres van mejuffrouw Hubrecht door haar, ook namens andere personen ingediend, en welk adres stellig geene staatkundige strekking had aan die adressante is teruggezonden. Ik meen derhalve dat wij in dit geval moeilijk anders kunnen handelen. De Voorzitter. Bedoeld adres is mij zeer goed bekend. Ik weet wel dat de heer Goudsmit tot hen behoorde die het gevoelen van den heer Van der Hoeven deelen; de heer Verster had kunnen volstaan met alleen den naam van den heer Van der Hoeven te noemen, als bewjjs dat er bevoegde personen zijn die in dien geest over de zaak denken. Maar er zijn anderen die een tegenovergesteld gevoelen zijn toegedaan. Wanneer nu de zaak iets te beduiden had, zou ik zeggen: laat ons aan liet bezwaar van den heer 4 an der Hoeven te gemoet komen; maar ik begrijp niet welk nut het kan hebben om die andere personen nu ook het adres te doen ondcrtcekcnen. Het beste zal zijn om de zaak thans in stemming te brengen. Wie dan gemoedsbezwaren heeft kan zich tegen het verzoek verklaren. De heer Van der Hoeven. Ik moet mij bepaald verzetten tegen die wijze van behandeling. Door vóór of tegen te stemmen beschikt men, en ik meen, dat wij niet mogen beschikken. Ik stel daarom voor om over deze zaak geen beslissing te nemen, omdat elke beslissing in strijd zou zijn met art. 'J van de Grondwet. Door geen enkel gezag, van wicn ook, kan aan de ondubbelzinnige letter van dat artikel eenige afbreuk worden toegebracht. Het voorstel van den lieer Van der Hoeven wordt genoegzaam ondersteund en kan dus een onderwerp van beraadslaging uitmaken. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel in stemming gebracht wordt met 13 tegen 9 stemmen aangenomen. Voor stemden de heeren: Van Reenen, Verster van Wulveriiorst, Schneither, Fockema Andreae, Zaaijcr, Du Rieu, Kaiser, De Goeje, De Sturler, Cock, Juta, Was en Van der Hoeven. Tegen stemden de heeren: Knappert, Bool, Van Buttingha Wichers, Alma, Hasselbach, Zaalberg, Van Hamel, Le Poole en de Voorzitter. XIII. Verzoek van P. A. Fcltzcr, om een brug te leggen over de Zocterwoudschc singelsloot. (Zie Ing. St. n°. 242.) De heer De Goeje. M. d. V.Valt dit verzoek al onder de categorie van verzoeken, waarop het voorstel van den heer Du Rieu betrekking heeft De Voorzitter. Ja! De heer De Goeje. In dat geval zou ik in overweging willen geven er de bedoelde voorwaarde aan toe te voegen, of om het voorstel aan te houden. De Voorzitter. *t Eerste gaat niet; wij zouden dan eene beslissing nemen in den geest van een voorstel, dat nog niet door den Raad is goedgekeurd. Wij kunnen de behandeling echter uitstellen, want er is volstrekt geen haast bij. De heer De Goeje. U zegt, dat er geen haast bij is. Den vongen keer is om dezelfde reden de behandeling van het voorstel van den heer Du Rieu uitgesteld. Maar nu de zaak nog hangende is, ]j8n".<r" wij het voorstel zonder de restrictie niet aannemen, omdat dan feitelijk reeds een beslissing zou genomen worden. De Voorzitter. Dat hebben wij in de vorige Vergadering ook gedaan. Toen is ook een soortgelijk verzoek toegestaan zonder die reserve. De heer De Goeje. Dan is dat aan mijn aandacht ontgaan. Ik stel dus nu voor of de behandeling uit te stellen, of er de woorden, «behoudens enzaan toe te voegen, 't Is eenvoudig een voor zichtigheidsmaatregel. De Voorzitter. Ik hen dit niet eens met den heer De Goeje. Wanneer wij in zijn geest besluiten, dan zullen wij feitelijk indirect eene beslissing nemen over het voorstel van den heer Du Rieu, dat pas is ingekomen en in handen van Burg, en Weth. gesteld om advies. Eene discussie over het amendement van den heer De Goeje zou feite lijk zijn eene discussie over genoemd voorstel. En dat zou ik zeer verkeerd achten. Ik stel dus voor om dit punt aan te houden. Dienovereenkomstig wordt zonder hoofdelijke stemming besloten. XIV. Bezwaarschriften tegen het kohier der Plaatselijke Directe Belasting, dienst 1887. (Zie Ing. St. n°. 243.) De Voorzitter. Mocht een der leden over de bezwaarschriften het woord verlangen, dan herinner ik er aan dat het de gewoonte is om over deze zaken te beraadslagen met gesloten deuren. Verlangt iemand over die bezwaarschriften het woord De heer Fockema Andreae. Jawel, M. d. V., doch vooraf wensch ik eene enkele vraag te vraag te doen over iets wat op deze zaak betrekking heeft. In onze Vergadering van 28 Juli is onder anderen besloten om een aantal dezer bezwaarschriften te stellen in handen van de Commissie van Finaneiën. Dit is echter niet geschied. Nu behoef ik wel niet te zeggen dat ik voor mij er weinig op belust ben om over dergelijke zaken te adviseeren; dat zal trouwens wel met geen der leden van de Commissie het geval zijn. De beoordeeling van de bezwaren over den aanslag, is wel een der moeielijkste quaestien die de Raad in het geheele jaar ter oplossing krijgt. Ik voor mij draag veel liever mijne verantwoordelijkheid alleen dan dat ik door mijn advies ook ten deele de verantwoordelijkheid nog draag van de stemmen dei- Raadsleden op wier stem wellicht het advies der Commissie van eenigen Nu° verkeeren wij dit jaar in een bijzonder geval. De gelegenheid om alvorens te worden aangeslagen, zich te kunnen wenden tot Burg. en Weth. is voor de belastingschuldigen vervallen. Een nauwkeurig onderzoek door den Raad is derhalve ditmaal nog meer dan anders ^Evenwel zal ik er niet op aandringen dat de stukken alsnog worden gesteld in handen van de Commissie van Financiën; ik zal dit aan den Raad overlaten. Alleen wil ik er aan herinneren dat indertijd door den Raad zeiven dat besluit is genomen. Het komt mij voor, dat wil men deze zaak in beraadslaging brengen zonder eerst een advies te hebben van de Commissie van Financiën, vooraf het genoemde

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1887 | | pagina 5