83
Volgnrs. 7—14 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of
hoofdelijke stemming goedgekeurd.
De Voorzitter. Volgn. 15 [Opbrengst Van collegegeld van de inrichting
tot opleiding van 0.1. ambtenaren) moet met 465 verhoogd worden,
en alzoo op f 1265 gebracht.
Goedgekeurd zonder stemming.
De Voorzitter. Volgn. J6 moet met 665 verhoogd en alzoo ge
bracht worden op f 10465.
Goedgekeurd zonder stemming.
De Voorzitter. Volgn. 17 moet met f 965 verhoogd en alzoo ge
bracht worden op f 14465.
Goedgekeurd zonder stemming.
De Volgnrs. 18—23 worden zonder beraadslaging of hoofdelijke
stemming goedgekeurd.
De stemming over Hoofdstuk II wordt aangehouden.
Volgnrs. 2428 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of
hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Volgn. 29. Pacht van de jacht en visscherij.
De heer Was. M. d. V.! Uit het antwoord van Burg. en Weth.
op het sectie-verslag is mij gebleken dat mijne opmerking omtrent
de strooperij in de door de gemeente verpachte vischwnteren, niet
goed begrepen is. Ik heb niet bedoeld dat de politieagenten hier
zouden worden belast met het opsporen van die overtredingen, maar
alleen de vraag gedaan of er niets aan te doen is, dat de Rijksveldwachters
meer aandacht aan die zaak schenken, want dat er verbazend gestroopt
wordt staat vast. Ik vraag dit niet omdat ik aan de geschiktheid
of den ijver van die beambten twijfel, maar omdat het bekend is dat
zij voor allerlei andere diensten worden gebruikt, vooral voor het
beteekenen van exploiten en dus weinig tjjd overhouden voor de
taak, waartoe zij in de eerste plaats geroepen zijn. En aangezien de
gemeente bij die vischwateren veel belang heeft zou ik wenschen te
vragen of het Gemeentebestuur zich niet kon wenden tot het Depar
tement van Justitie om hier meer surveillance te verkrijgen.
De Voorzitter. Ik wil het denkbeeld van den heer Was gaarne
bij het College van het Dagelijksch Bestuur overbrengen. Ik moet
hem echter doen opmerken dat niet alleen hier, maar overal over
strooperjj geklaagd wordt, zoodat ik vrees niet veel succes te zullen
hebben van ons verzoek aan het Departement van Justitie, omdat
het voldoen daaraan zou leiden tot eene groote vermeerdering van
uitgaven.
De beraadslaging wordt gesloten en Volgn. 29 zonder hoofdelijke
stemming goedgekeurd.
Volgn. 30. Ontvangsten, resultaat van een afzonderlijk beheer.
De heer Cock. M. d. V.! Naar aanleiding van dezen post wensch
ik een vraag te doen. Ik stel op den voorgrond dat die vraag den
inhoud van dien post noch het daarvoor uitgetrokken cijfer betreft.
Ik vlei mjj intusschen, dat men mij zal willen veroorloven zoo
als trouwens bij het behandelen van begrootingen algemeen gebrui
kelijk is naar aanleiding van dezen de Gasfabriek betreffcnden post,
een vraag te doen omtrent de zamenstelling van het bestuur van die
fabriek. Mocht ik met mijne vraag buiten de orde zijn, dan ben ik
bereid later, hetzij heden na afloop dezer discussiën, hetzij in eene
volgende Vergadering, aan den Raad permissie te vragen om de door
mij bedoelde vraag aan het Dagelijksch Bestuur te richten. Ik voeg
hier nog bij, dat ik mijne vraag veel liever bij de behandeling in de
sectien zoude hebben gedaan, ware ik niet tot mjjn leedwezen door
verblijf buiten's lands verhinderd geweest het onderzoek in de sectiën
te wonen.
Juist tijdens mjjn afwezigheid te Ems heeft een oud lid van den
Raad deze plaats verlaten, een lid wiens verdiensten voor deze ge
meente wjj allen op hoogen prijs hebben gesteld. Dientengevolge
is in de Vergadering van den Raad, die den eersten Dinsdag in Sep-
tember gehouden wordt en waarin de leden van verschillende vaste
Raadscommissiën worden benoemd, ook voorzien in de verschillende
vacatures ontstaan door het aftreden van gemeld geacht lid. Nu heb
ik vernomen, dat toen of te dier gelegenheid in de Commissie voor
de Gasfabriek, in plaats van den afgetreden Wethouder De Fremery,
zou zijn opgetreden onze geachte Burgemeester. Gaarne zou ik ver
nemen of dit zoo is, en zoo ja, in hoeverre die aanwijzing van het
het hoofd van het Dagelijksch Bestuur tot lid van de Commissie voor
de Gasfabriek te rijmen is met art. 2 van de Verordening op het
bestuur en het beheer der Stedelijke Gasfabriek, in 1876 door den
Raad vastgesteld en later herzien, het laatst in 1882.
In dat art. 2 lezen wij: »Het bestuur dezer inrichting wordt waar
genomen door eene Commissie uit den Gemeenteraad, onder den
titel van Commissarissen der Stedelijke Gasfabriek. Deze Commissie
bestaat uita één Wethouder door het Dagelijksch Bestuur aan te
wjjzen; b twee Raadsleden."
In verband met het voorgelezene zal ik wel niet behoeven te her
inneren, dat een Burgemeester geen Wethouder is. Dit heeft ons
Dagelijksch Bestuur in het jaar 1880 zeer goed begrepen, toen onze
geachte Voorzitter, na eenige jaren Wethouder van Fabricage te zijn
geweest, tot hoofd dezer gemeente werd benoemd Meenende, dat
het belang der gemeente medebracht dat de heer De Kanter aan het
hoofd der afdeeling Fabricage bleef staan, stelde het aan den Raad
voor eene wijziging te brengen in het reglement voor de Commissie
van Fabricage (Verord. voor de vaste Commissiën), en wij hebben dan
ook toenmaals, met het oog daarop, dat gedeelte der Verordening
herzien, in dier voege, dat de uitdrukking »een ^Wethouder' werd
veranderd in «een lid van het Dagelijksch Bestuur."
De Voorzitter. De eerste opmerking van den heer Cock was vol
komen juist. Voor de tweede kan ik niet anders dan erkentelijk
wezen, 't Is waar, dat toen ik de eer had Burgemeester dezer ge
meente te worden de reglementen herzien zijn geworden, en dat het
woord «Wethouder" veranderd is geworden in «een lid van het Dage-
ljjksch Bestuur." Er schijnt toen echter een verzuim te hebben plaats
gehad, en men heeft vergeten dezelfde wijziging ook in het reglement
op de Gasfabriek te maken
Ik zal nu evenwel niet nalaten aan het College van Dagelijksch
Bestuur voor te stellen om aan den Raad eene voordracht in te
dienen om de Verordening op de Gasfabriek in denzelfden geest te
wijzigen.
De Cock. Ik dank U voor de mededeeling, M. d. V.! en voor de
verklaring, dat voor zooverre er eene omissie heeft plaats gehad,
u een voorstel zult indienen om die te herstellen. Met die dank
zegging bedoel ik echter volstrekt niet te zeggen, dat ik aan een der
gelijk voorstel mijne stem zal geven. Het tegendeel is waar.
De zaak is delicaat en daardoor moeielijk te bespreken. Toch
meen ik niet te mogen zwijgen, waar ik overtuigd ben, dat het wer
kelijk het belang der gemeente geldt. Ik breng hulde, M. d. V., aan
uwe bekwaamheden, aan uw stalen ijver, aan uwe buitengewone
werkkracht. Ik waardeer die zeer, maar toch geloof ik niet, dat het
goed is te veel takken van dienst te brengen in èéne hand en dus
onder den veelvermogenden invloed van één persoon, vooral niet
wanneer die ééne persoon een Burgemeester is, die reeds zonder dat
een grooten invloed heeft. Zoodoende zou men langzamerhand feitelijk
tot een éénhoofdige regeering komen, een regeeringsvorm, die zeer
zeker niet valt in den geest van de tweede helft onzer negentiende
eeuw, en evenmin in den geest onzer Gemeente-wetgeving, al moge
ook de besproken regeling niet met de letter der Gemeentewet in
strijd zijn. Meer wil ik thans niet zeggen. Slechts dit alleen: het
heeft bovendien ook in een ander opzicht zijn schadelijke zijde, dat
de meeste en meest gewichtige takken van bestuur door den Burge
meester alleen in handen worden genomen, want dan blijft er nood
zakelijker wijze voor de andere leden van het Dagelijksch Bestuur
niets dan het minder belangrijke over, waardoor de betrekking van
Wethouder zeer tegen den zin der betrokken personen haar
gewicht verliest en dreigt eene sinécure te worden. Ik erken
intusschen, dat deze laatst aangevoerde reden eene bijkomende is, al
blijft zij ook van veel beteekenis.
Dat ik reeds bij voorbaat de toegezegde wijziging bestrijd, nu wer
kelijk op gevaar af geheel buiten de orde te zijn, ligt daaraan, dat
ik meende, dat de oprechtheid eischte reeds dadelijk te verklaren,
dat ik tegen bedoeld voorstel oppositie zal voeren.
De Voorzitter. Ik heb u niet in de rede willen vallen ofschoon
u wel eenigszins buiten de orde waart. Het spreekt wel van zelf
dat de mogelijkheid bestaat dat tegen ons voorstel oppositie zal zijn.
Hoogst zelden gebeurt liet dat een voorstel algemeene instemming
vindt. Alleen wil ik nog protestecren tegen de uitdrukking «een
hoofdige regeering.'' De Commissie voor de Gasfabriek is evenals ai
onze Raadscommissiën een driemanschap, waarboven dan nog altijd de
geheele Raad staat. Een eenhoofdige regeering kent de Gemeentewet niet.
De beraadslaging wordt gesloten cn Volgn. 30 zonder hoofdelijke
stemming goedgekeurd.
De Volgnrs. 31 en 32, Hoofdstuk III, en de Volgnrs. 33—46 worden
achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goed
gekeurd.
De Voorzitter. Volgn. 47 wordt verminderd met j 330 en alzoo
gebracht op 8290.
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd.
De Voorzitter. Volgn. 48 wordt verhoogd met 50 en alzoo ge
bracht op f 6800.
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd.
De Volgnrs. 49, 50, Hoofdstuk IV, Volgnrs. 51—56 worden achter
eenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd.
De Voorzitter. Volgn. 57 verhoogd met 200 eu alzoo gebracht 300.
Volgnrs. 57. 58 en 59 en Hoofdstuk V worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd.
De Vergadering wordt voor eenige oogenblikken geschorst en daarna
heropend.
De Voorzitter. Het resultaat van de wijzigingen in de Begrooting
gebracht is, dat de uitgaven zjjn getrokken tot een bedrag van
745855, de ontvangsten tot een bedrag van ƒ746700 een verschil dus
van f 845 waarmede de post voor Onvoorziene Uitgaven moet worden
vermeerderd.
Volgn. 187, uitgetrokken tot een bedrag van ƒ6194 en Hoofdstuk
XI, worden zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
De Voorzitter. Volgn. '6 moet worden verminderd met 1000 en
alzoo teruggebracht op 136000.
Volgn. 6 en Hoofdstuk II der Inkomsten worden zonder hoofdelijke
stemming goedgekeurd.
Het totaal der uitgaven ad ƒ746,700 en der ontvangsten ad/746,700
en ten slotte de geheele Begrooting worden zonder hoofdelijke stem
ming goedgekeurd.
De Voorzitter. Alvorens de Vergadering te sluiten nog eene enkele
mededeeling. Er is, ik zal niet in details treden, op dit oogenblik
een verschil van meening tusschen de gemeenten Leiderdorp en Leiden
over de vaststelling van den ligger der wegen. De mogelijkheid zou
kunnen bestaan wij correspondeeren daarover met Gedeputeerde
Staten dat wij verplicht waren van de zaak in hooger beroep te
gaan. Burg. en Weth. kunnen dit niet doen tenzij zij daartoe door
den Raad gemachtigd zijn. Nog onlangs is in een soortgelyk geval
een Gemeentebestuur bjj Koninklijk besluit niet ontvankelijk verklaard
omdat de machtiging van den Raad ontbrak. Wij wenschen derhalve
thans die machtiging te vragen om zoo noodig namens den Raad te
kunnen optreden.
Deze machtiging wordt bij acclamatie verleend.
Niemand verder het woord verlangende, wordt de Vergadering
gesloten.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van GEBROEDERS MURÉ.