81
zou men moeten gaan handelen als ook soms andere inrichtingen met
een dergelijk verzoek tot ons kwamen.
Geven wij de gevraagde 'f 1500, dan helpen wjj het Bestuur van
de Praktisch Ambachtsschool niet, en wanneer de Provinciale Staten
niet terugkomen op hun besluit, dan zullen wij slechts het tegen
woordig tekort betalen, en zal het jaar 1888 weder een zelfde tekort
nalaten.
De Kaiser. M. d. V.! Ik wensch nog even terug te komen op de
quaestie van het tekort. Het is hier de plaats niet om mede te deelen
op welke wijze dat tekort zal worden gedekt. Particulier zal ik dit
den heer Was zeer gaarne zeggen; hier kan ik alleen verklaren dat
het gevraagd subsidie daarvoor niet bestemd zal worden.
De heer De Sturler. M. d. V.! Evenals dc heer Kaiser verklaar
ik mij gaarne bereid om in particulier den heer Was mede te deelen
hoe het tekort over 1887 zal worden gedekt. De heer Was beweert
dat het subsidie van ƒ1500 daarvoor zal gebezigd worden, niettegen
staande het tegendeel is verzekerd. Ik geloof werkelijk dat het zeer
goed en nuttig zoude zijn wanneer de Ambachtsschool meer door inwoners
dezer gemeente bezocht werd, dan zou er ongetwijfeld meer sympathie
voor die school ontstaan en de overtuiging levendiger worden dat
het werkeljjk eene zeer nuttige instelling is die ruimen steun ver
dient. Er worden daar geen halve of heele bazen gekweekt, maar
degelijke handwerkslieden. Het loont de moeite om na te gaan wat
er van de leerlingen na het verlaten der school terecht komt en hoe
veel zij meer kunnen verdienen dan anderen die de school niet
bezocht hebben. Als dit alles beter bekend ware, zou de appreciate
van de Ambachtsschool bij velen anders worden. Ik verklaar mij
derhalve ten sterkste tegen het amendement van den heer Was.
De Voorzitter. Ik zal niet veel meer ter bestrijding van het
amendement behoeven te zeggen na al hetgeen reeds is aangevoerd.
Ik wensch eenvoudig op een paar punten de aandacht te vestigen.
De heer Was heeft zeer sterk veroordeeld de handelingen van het
Bestuur der Ambachtsschool, dat een batig slot van vorige jaren
heeft gebruikt tot uitbreiding der instelling. De heer De Goeje heeft
er echter aan herinnerd dat de Provinciale Staten hun subsidie van
ƒ1000 afhankelijk hebben gemaakt van het verdwijnen van dat batig
slot, niettegenstaande hun werd medegedeeld dat die som van ƒ2000
was overgehouden van de gelden bijeengebracht voor de oprichting
der school; dat zij eene speciale bestemming had namelijk voor eene
evcntueele latere uitbreiding. Gedeputeerde Staten hebben toch ge
weigerd subsidie voor te dragen wanneer het batig slot bleef bestaan.
Nu meen ik dat het Bestuur geen verstandiger gebruik heeft kunnen
maken van de gelden dan ze te Dezigen voor uitbreiding der school
voor welk doel ze toch bestemd waren. Daardoor is ook het subsidie
van 1000 behouden. Over eene verhooging van dat subsidie zal
ik niet veel zeggen, alleen wil ik wel mededeelen dat mij toch te
kennen is gegeven niet door Gedeputeerde Staten dat er wel
kans bestond dat het tot ƒ2000 zou worden verhoogd. In de Ver
gadering van Provinciale Staten heb ik getracht een subsidie van
2000 te verkrijgen, maar dit is mij niet gelukt. Niet met groote
meerderheid, integendeel, ieder die de kaart van het land daar kent,
zal erkennen dat met eene buitengewoon groote minderheid mijn amen
dement is verworpen. De heer Was noemt het i>eene illusie" dat de
Staten op die stemming zullen terugkomen. Ten bewijze dat dit
nu juist geene illusie behoeft te worden genoemd wil ik twee feiten
in herinnering brengen. Toen voor het eerst een subsidie op de
begrooting zou worden gebracht, werd eene Commissie tot onderzoek
benoemd waarvan ik de eer had lid te zjjn. Die Commissie stelde
voor om een subsidie te verleenen van 2000. Daartegen werd
echter bezwaar gemaakt omdat een subsidie van 2000 in verhou-
houuing tot het totaal der uitgaven van de instelling zeer groot was.
De Ambachtsschool was toen eerst in wording en de opmerking was
toen meer juist dan nu. Ofschoon nu het College van Gedeputeerde
Staten slechts een subsidie van ƒ1000 had voorgedragen, stemden
destijds toeh vier leden, dus de meerderheid van dat Collegen, voor
het voorstel der Commissie. Niettegenstaande dat heeft het voorstel
in de Provinciale Staten geen meerderheid kunnen krijgen.
Nu is echter het voorstel niet in handen van een commissie gesteld,
en ofschoon één lid van de Gedeputeerde Staten het bestreed, en er
met zekeren nadruk op wees dat het College tegen de verhooging van
het subsidie was, hebben toch drie leden van dat College vóór ge
stemd; het vierde lid, dat er vroeger zijn stem aan gegeven had,
was ditmaal niet tegenwoordig.
Als men dit nu nagaat, dan geloof ik, dat 't aan geen redelijken
twijfel onderhevig is, dat wanneer wjj thans de inrichting helpen,
Gedeputeerde Staten aan de Provinciale Staten een voorstel zullen
doen om het subsidie van 2000 te verleenen. Wanneer het College
van Gedeputeerde Staten er vóór is, dan meen ik dat er groote kans
bestaat, dat ook het College van Provinciale Staten zal medegaan.
De lieer Was heeft echter gesproken alsof wij het subsidie niet
voor één jaar hadden aangevraagd. Wij hebben echter duidelijk doen
uitkomen, dat wanneer men de hoog noodige 1500 voor één jaar
toestaat, en daarna ƒ500 's jaarlijks, men de school niet alleen voor
't oogenblik maar ook voor het vervolg geholpen heeft. Op ons rust
thans de verplichting en de verantwoordelijkheid, om die bloeiende
inrichting in 't leven te helpen houden, en haar voor ondergang te
behoeden.
De Raad verbindt zich slechts voor één jaar, en wanneer de
Provinciale Staten onverhoopt het verhoogde subsidie van 2000 niet
zouden willen geven, dan behouden wij onze vrijheid voor de toekomst,
en staat de Raad op een zuiver standpunt.
En nu over de vereeniging van theoretisch en praktisch onderwijs!
Dit argument is ook in de Staten aangevoerd maar ofschoon ik het
natuurlijk, toen het als argument tegen ons werd aangevoerd heb
bestreden, moet ik toch bekennen, dat ik er weinig gewicht aan hecht.
Vooreerst wordt er wel degelijk ook theoretisch onderwijs aan de
Ambachtsschool zelve gegeven. Maar de Ambachtschool en Mathesis
zijn twee afzonderlijke instellingen. Alleen is bepaald dat de leer
lingen van de Ambachtsschool ook het onderricht van Mathesis moeten
volgen. Evenwel wordt hiervan wel eens afgeweken.
De heer Was vindt echter in die gedachtenwisseling aanleiding om
to wijzen op het groote subsidie dat wij aan Mathesis geven.
De heer Was heeft daarbjj echter vergeten dat wij door Mathesis
vrijstelling hebben gekregen van de wettelijke verplichting om een
burger-avondschool op te richten. Zulk eene school zou naast Mathesis
dat reeds ruim 80 jaren bestond toen de wet op het Middelbaar
Onderwjjs werd ingevoerd en waar alle vakken en meerdere zelfs, dan
op een burger-avondschool worden onderwezen, geen reden van be
staan hebben gehad. De Regeering begreep zulks ook en achtte daar
om de oprichting der burger-avondschool overbodig. Het lag intus-
schen voor de hand dat de gemeente daarom haar ondersteuning van
Mathesis zeer belangrijk verhoogde toen dit bleek noodig te zijn. Um
al de bovengenoemde redenen meen ik ten zeerste de aanneming
van het amendement van den heer Was te moeten ontraden.
De heer Van der Hoeven. M. d. V.! Ik wensch met een enkel
woord de aandacht te vestigen op de wel wat mysterieuse wijze,
waarop door de voorstanders van het buitengewoon subsidie aan
de Ambachtsschool deze zaak behandeld wordt. De heer Was
heeft zeer juist in het licht gesteld, dat de hoofdvoorwaarde voor
het verleenen is en blijft de beantwoording der vraag, waaraan de
1500 zullen besteed worden. Het ligt toch voor de hand dat,
wanneer iemand met 1400 schuld ƒ1500 vraagt, hjj die som zal
wenschen te gebruiken om zjjne schuld te betalen. Mijns inziens
is dan ook de persoon die de 1500 zal geven, het eerst van allen
gerechtigd om te vernemen, wat er met die som zal gebeuren en
op welke andere wijze de oude schuld kan afbetaald worden, als die
1500 daarvoor niet moeten dienen. Nu komen twee voorstanders
van het subsidie verklaren, dat zij dit zeer gaarne den heer Was
thuis zullen zeggen maar hier niet. Dat vind ik vreemd M. d. V.!
Niet alleen de heer Was, maar wij allen hebben belang bjj de be
antwoording der vraag, omdat wij voor onze stem verantwoordelijk
zijn. Wanneer ik dus niet nader verneem, hoe de zaak in elkander
zit, kan ik aan dezen post mjjne stem niet geven.
De Voorzitter. In het algemeen gesproken heeft de heer Van
der Hoeven gelijk. Het maakt echter een groot verschil wie om
1500 komt vragen, Er zijn toch zeker wel gevallen denkbaar dat men
die som toch wel zou geven al wist men dat de vrager f 1400 schuld
had, en hjj verklaarde de f 1500 daarvoor niet te zullen gebruiken.
Zulk een geval is hier aanwezig. De leden van den Raad die tevens
Bestuurders van de Ambachtsschool zjjn, kunnen in laatstgenoemde
betrekking hier niet spreken, doch zijn bereid, niet alleen den heer
Was, maar ieder raadslid alle inlichtingen te verstrekken.
De heer Van der Hoeven. Ja, maar dan is het te laat, dan is in
den Raad de zaak reeds afgehandeld
De Voorzitter. U maakt er eenigszins een quaestie van wantrouwen
van. Wanneer het Bestuur van de Ambachtsschool ons werkelijk
om den tuin wilde leiden, dan zouden wij alleszins het recht hebben
om het volgende jaar de 2500 subsidie van de begrooting te nemen.
De heer De Goeje. Ik ben, zooals ik reeds gezegd heb, naar den
Voorzitter van de Ambachtsschool gegaan, en heb hem gezegd, dat
waarschijnlijk bij de behandeling van de Begrooting de vraag gedaan
zou worden hoe men het deficit op de rekening dacht te dekken.
Ik heb toen ten antwoord gekregen, dat voor het deficit geen sub
sidie was aangevraagd, maar alleen om de school voor het 1888 in
't leven te houden.
Ik heb volstrekt geen officieele machtiging gekregen, maar ik ben
toch gerechtigd dit antwoord aan den Raad mede te deelen,
De heer Was. Nu ik van den heer De Goeje gehoord heb, dat
de Ambachtsschool nog andere inkomsten schijnt te hebben, hoezeer
die voor ons verborgen zijn, ben ik er nog minder voor om een ver
hoogd subsidie te geven.
Er wordt door u, M. d. V.! gesproken alsof er wantrouwen bij mij
tegenover het Bestuur bestond. Men moest die woorden maar liever
uit het debat weglaten; hierover loopt thans de kwestie niet. Wjj
hebben te beoordeelen een verzoek van het Bestuur der Praktische
Ambachtsschool, en nu mogen wij, leden van den Raad, de finantieele
bescheiden ons door dat Bestuur overgelegd toch wel aan critiek
onderwerpen.
Waarom, vraag ik u, moet het een geheim blijven hoe men het
tekort denkt te dekken? Wordt dit niet medegedeeld en gaan wij
dus alleen te rade met de financieele bescheiden, die ons zijn mede
gedeeld, dan ligt het voor de hand, dat ik het er voor houd, dat het
subsidie in de eerste plaats moet dienen om het tekort te dekken,
't Komt mij voor, dat men het jaar 1887 zonder vooarfgaande be
grooting is begonnen en dat de Begrooting later is opgemaakt, dan
vóór den aanvang van het dienstjaar.
De Begrooting van 1887 heeft als eerste post van uitgaven het na-
deelig saldo van f 178.49, waarmede de rekening van 1886 sluit
en dat komt mij slechts verklaarbaar voor als het Bestuur der Am
bachtsschool op Oudejaars-avond bijeen is geweest om de rekening
van 1886 af te sluiten en de begrooting voor 1887 vast te stellen,
want anders ziet men gewoonlijk het nadeelig slot eerst op de Be
grooting van twee jaar later verschijnen.
'tls dus geen blijk van wantrouwen wanneer men om inlichtingen
vraagt. Wanneer er fondsen zijn, laat men het dan zeggen!
De heer Krantz. M. d. V.! Ik wensch te verklaren dat ik het
financieele bezwaar door den heer Was besproken volkomen deel.
Het is ook mijne opinie dat het niet aangaat uitgaven te doen, wan
neer daar geene inkomsten tegenoverstaan.
Ik zal echter toch voor het verhoogde subsidie van 1500 stemmen
omdat de heer De Goeje namens het bestuur der Ambachtsschool
heeft verklaard, dat deze som voor den dienst van 1888 zal gebruikt
worden, en ik er gaarne toe wensch mede te werken om de school