GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 73 INGEKOMEN STUKKEN. N°. 164. Leiden, 18 Augustus 1887. Blijkens nevensgaand schrijven van 12 Augustus jl heeft de Minister van Slaat, Minister van Binnenlandsche Zaken bezwaar gemaakt goed keuring te verleenen aan het Baadsbesluit van 28 Juli jl. tot lijdeljjkc be noeming voor onbepaalden. tijd van den heer A. N. Clavier tot lecraar in de Fransche taal aan het Gymnasium. In overeenstemming met het mede hierbij overgelegd advies van Curatoren van het Gymnasium geven wij Uwe Vergadering alsnu in overweging den heer Clavier te benoemen tot vast leeraar aan het Gymnasium alhier. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Wetli. van Leiden 's Gravenhage, 12 Augustus 1887. De twijfel die bestond omtrent de geschiktheid van den heer Clavier wegens zijne gezondheid, kon zijne aanstelling voor den tijd van één jaar billjjken. Aangezien h(j gedurende hel geheele schooljaar geen enkele les heeft verzuimd, is de bezorgdheid, die aanvankelijk door zjjne gezondheid werd ingeboezemd gelukkig gebleken ongegrond te zijn. Ik meen derhalve dat de benoeming van den heer Clavier, als tjjdelijk leeraar voor onbepaalden tijd slechts kan strekken om de bepalingen der Pensioenwet voor hem buiten toepassing te stellen, waartegen bereids bij mijn schrijven van 26 Juni 1886 n'. 1881 afd. O, bedenking is gemaakt. Het geval waarin de heer Clavier zich bevindt, doet zich herhaalde malen voor, en ik vind geen aanleiding om voor hem eene uitzondering te maken. De voorschriften der wet moeten nageleefd worden en de bijzondere belangen moeten in die gevallen wel ter zijde gesteld worden. Ik moet derhalve bezwaar maken aan het Baadsbesluit van 28 Juli 11. mijne goedkeuring te hechten en U eene wijziging van het Raadsbesluit in overweging geven, in dien geest, dat de heer Clavier als vast leeraar aan het gymnasium wordt benoemd. Aan Burg. en Weth. De Minister van Staat, Minister van Leiden. van Binnenlandsche Zaken. Heemskerk. Leiden, 16 Augustus 1887. In antwoord op Uw schrijven dd. 15 Augustus 1887 n°. 604, waarbij ons gevoelen gevraagd werd omtrent den inhoud van het hiernevens teruggaande schrijven van den Minister van Binnenlandsche Zaken, hebben wjj de eer te adviseeren, den Gemeenteraad voor te stellen, overeenkomstig den wensch van den Minister, thans den heer Clavier als vast leeraar aan het Gymnasium, alhier te benoemen. Aan Burg. en Weth. der Curatoren van het Gymnasium, gemeente Leiden. Rijke, Vice-President. J. S. D. Van Doorn, Secretaris. N". 164. Leiden 18 Augustus 1887. In de Memorie van Antwoord op het Sectieverslag omtrent de be grooting voor dit jaar werden de redenen medegedeeld op grond waarvan door de firma Ribbink, Van Bork en C°., aan wie krachtens Raadsbesluit van 11 Februari 1886 vergunning was verleend tot aan leg en exploitatie van een telefoon in deze gemeente, nog geen aan vang was gemaakt met het werk, waaruit bleek dat de concessi onarissen de Rijksvergunning niet hadden kunnen bekomen. Vermits sedert van de zaak niets meer was vernomen en inmiddels een ander hoofd aan het Departement van Waterstaat, Handel en Nijverheid was opgetreden, hebben wij het volgend schrjjven gericht aan den Minister voornoemd. «Aan Z. E. den Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid. Bij missive van U. E. Ambtsvoorgangers dd. 25 Maart 1886 n#. 30, Afd. Posterijen, werd ons afschrift toegezonden van de missive van 28 December 1885 n°. 70, afd. Telegraphie, aan de heeren Ribbink, Van Bork en C*. blijkens welke het verleenen van eene vergunning voor den aanleg en exploitatie van een telefoonnet in de gemeente Leiden bezwaar ontmoette, zoolang niet omtrent de telefonische gemeenschapsmiddelen eene wettelijke regeling had plaats gevonden waaromtrent overwegingen bij de Regeering aanhangig waren. Wij namen daarop de vrijheid bij schrijven van 28 Juli 1886, n". 615, de aandacht van Z. E. nader op deze zaak te vestigen en er o. m op te wijzen dat reeds vroeger en wel bij beschikking van 18 Augustus 1882 n°. 76, afd. Telegraphie, aan de Nederlandsche Bell Telephoon Maatschappij eene vergunning voor electrische geleidingen in de ge meente Leiden was verleend en dat alzoo, wanneer de Gemeenteraad aan de genoemde Maatschappij en niet aan de heeren Ribbink, Van Bork en C#. de vereischte vergunning voor den aanleg en exploitatie van telefonische geleidingen had verleend, destijds reeds de telefoon in deze gemeente in werking zoude zijn geweest. Intusschen is U. E. Ambtsvoorganger bij zijne weigering blijven volharden blijkens schrijven van 6 Augustus 1886 n*. 15, afd. Posterijen, waarbij ons werd be richt dat Z. E. zich aan zijn schrijven aan de firma Ribbink, Van Bork en C°. van 28 December 1885 moest blijven gedragen, zoodat voorloopig voor den aanleg van een telefoonnet in deze gemeente geene vergunning kon worden verleend. Sedert dit schrijven is thans ongeveer een geheel jaar verloopen en is de voorgestelde wettelijke regeling niet tot stand gekomen, terwijl niet is te voorzien of en, zoo ja, wanneer zoodanige regeling in werking zal kunnen treden. Inmiddels blijft de gemeente Leiden verstoken van de voordeelen aan het bezit van een telefoon verbonden, terwijl in vele andere ge meenten van gelijken en zelfs van aanmerkelijk geringeren omvang de telefoon reeds sedert geruimen tijd in werking is in het belang van handel en industrie en ten gemakke der ingezetenen. Het is ons onverklaarbaar op grond waarvan Leiden een telefoon zoude moeten derven alleen met het oog op de eventueele tot stand- koming van eene wettelijke regeling waarop, zooals de ondervinding leert, jaren kan worden gewacht, terwijl toch de vergunning der Regeering in den regel lot wederopzeggens wordt verleend en boven dien in de vast te stellen wet alle bestaande telefonen aan hare bepalingen kunnen worden onderworpen, zooals dan ook in het Wets ontwerp aangeboden bij Koninklijke boodschap van 12 April 1886 was bepaald. Door het verleenen van eene Regeeringsvergunning aan de conces sionarissen der gemeente kunnen o. i. de algemeene belangen des Rijks, in gecnen deele worden geschaad. Het geldt toch alleen eene telefonische verbinding in de gemeente Leiden; van de verbinding van deze gemeente met andere omliggende gemeenten is geen sprake en dus evenmin van eenige concurrentie met de Rijkstelegraaf. De heeren Ribbink, Van Bork en C°. zjjn bereid onmiddellijk na het bekomen van de Regeeringsvergunning met den aanleg en de exploi tatie een aanvang te maken en wel tegen den betrekkelijk lagen prijs van 35 per abonnement 'sjaars, terwijl zich, toen de vergun ning door den Gemeenteraad bij besluit van 11 Februari 1886 werd verleend, reeds een 65-tal personen en vereenigingen voor eene aan sluiting hadden aangemeld. Het is dus te verwachten dat de telefoon wanneer zij eenmaal in deze gemeente is tot stand gekomen zich in eenen betrekkelijken bloei zal mogen verheugen en in eene werkelijke behoefte zal voor zien. Het is dan ook meermalen voorgekomen dat het gemis van een telefoon in onderscheidene gevallen als bij brand, ongeregeld heden en diergelijke werd betreurd en het bezit daarvan heilzaam zoude hebben gewerkt. Wij achten ons alzoo in het belang van onze gemeente verplicht thans de aandacht van U. E. op deze aangelegenheid te vestigen en U. E. met den meesten nadruk beleefdelijk te verzoeken de noodige maatregelen te willen nemen, ten einde de concessionarissen dezer gemeente in het bezit worden gesteld van eene vergunning der Regeering en alzoo een aanvang kunnen maken met den aanleg en de exploitatie van de door hen verlangde telefonische geleiding in deze gemeente. Leiden, 3 Augustus 1887. Burg. en Weth. van Leiden. (get.) De Kanter, Burgemeester. E. Kist, Secretaris." Het was ons aangenaam onder dagteekening van 15 Augustus van den Minister te mogen vernemen dat naar aanleiding van bovenbedoeld schrijven 's Konings machtiging is gevraagd om aan de firma Ribbink Van Bork en G°. vergunning te verleenen onder daarbij te maken voorwaarden tot den aanleg en de exploitatie van een telefoonnet, zoodat thans is te verwachten dat weldra met het werk een aanvang zal kunnen worden gemaakt. Wij hebben gemeend Uwe Vergadering in verband met het ter zake bij de begrooting van dit jaar verhandelde van een en ander in kennis te moeten stellen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N#. 166. Leiden, den 22 Augustus 1887. De Commissie van Financiën heeft de in hare handen gestelde ver- antwoording van Burg. en Weth. van de inkomsten en uitgaven dezer I gemeente, over den dienst 1886 en de daarbij overgelegde rekening van den Gemeente-ontvanger onderzocht. Aangezien dat onderzoek tot geene bedenkingen heeft geleid, stelt de Commissie Uwe Vergadering voor om, onder goedkeuring der rekeningen van het Haarlemsche en Delftsche jaagpad over 1884, 1885 en 1886 en van het Utrechtsche Jaagpad van 1 Januari tot ultimo September 1884, deze rekening voorloopig vast te stellen bij het be sluit, waarvan het ontwerp is gevoegd bij het voorstel van den 31 Juli 1887, terwijl zij U in overweging geeft de daarbij overgelegde suppletoire begrootingen en den staat (model A) mede vast te stellen. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 167, Leiden, 22 Augustus 1887. Na overleg met den Voorzitter der Commissie van Fabricage geven wij Uwe Vergadering in overweging vergunning te verleenen tot het leggen van stoepen op openbaren gemeentegrond volgens aan te wijzen rooiing aan: C. Willebrands vóór den ingang der bovenwoning op de Heeren gracht Nc. 2, en 11. C. Van Woerkom vóór den ingang der bovenwoning aan den Nieuwen Rijn N\ 68. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan Edel-Achtb. HH. Burg. en Weth. der gemeente Leiden. ündergeteekende Carel Willebrands, Nieuwe Rijn N\ 99 Leiden, verzoekt U met verschuldigden eerbied: voor zijn verbouwd perceel Heerengracht N». 2 een stoepje te mogen leggen volgens de rooilijn der bestaande stoepen der belendende perceelen, ter breedte van 1.50 M. hoog boven de straat 8 cM. tot toegang naar het bovenhuis met afzonderlijken opgang; tevens tot het doen plaatsen van twee stoeppaaltjes met ijzeren leggers in den gevel verbonden tot afscheiding. 't Welk doende enz. C. Willebrands.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1887 | | pagina 1