GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
65
INGEKOMEN STUKKEN.
N°. 157.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
De ondergeteekende W. L. Van Kaathoven waarnemend Comman
dant der dd. Schutterij te Leiden, neemt de vrijheid, bij deze zich
nogmaals tot U Ie wenden en met passende gevoelens bij vernieuwing
onder Uwe aandacht te brengen, dat de Schutlerij der gemeente
Leiden, nog immer ontbreekt eene gelegenheid om zich te oefenen
in het schieten naar de schijf, imperatief voorgeschreven bij art. 42
der wet op de Schutterijen dd. 11 April 1827 (Staatsblad N°. 17.
Bij mijne beide adressen respectivelijk tot U gericht in dato 14
Januari 1885 en 17 Maart d. a. v. beide betrekking hebbende op
eene eventueel op te richten schietbaan op het Raamland buiten de
voormalige Hooge woerdspoort, heb ik alredc de wenschelijkheid en
noodzakelijkheid van een Schietbaan aangetoond en sedert tal van
jaren is bij herhaling en op velerlei wijzen op het gemis cener
Schietbaan voor Leiden gewezen, zoodat ik bij verder beloog in her
haling zou moeten vallen.
Na Uw besluit omtrent de bestemming van genoemd land heb ik
pogingen in t werk gesteld om eene schietbaan te zien verrijzen in
het Raamland buiten de voormalige Marepoort.
Een bezoek aan Kralingen, waar, naar ik vernam, een gevaar vrije
schietbaan was opgericht, deed mij zien, dat wat betreft de eisch van
veiligheid voor de omgeving, deze baan daaraan ten volle beantwoordt.
Ten gevolge van een verzoek aan den heer Minister van Oorlog
(Bijlage A) door mij gedaan, kwam ik in het bezit van eene teeke-
ning dier baan, welke teekening, na een voorafgaand toelichtend
onderhoud, met mijn schrijven dato 7 Juni 1886 N°. 23, aan Hf?,
Burgemeester en Wethouders werd ingezonden. (Bijlage B)
Bij missive van dat College dato 15 October 1886 N°. 777 (Bijlage
C) werd mij medegedeeld, dat legen den aanleg van een Schietbaan
op dat land, ook, blijkens een rapport van de Commissie van Fabricage,
onoverkomelijke bezwaren bestonden, maar dat zulks gevoegelijk zou
kunnen geschieden op het aan de gemeente behoorend land, in den
Boschhuizerpolder en Burgemeester en Wethouders zich bereid ver
klaarden een desbetreffend voorstel aan den Raad te doen, mits, zoo
als vroeger door mij was gezegd, de kosten zouden kunnen worden
gevonden door particuliere bijdragen.
Vele conferentiën en besprekingen zijn toen weder gevolgd, tot
dat door Burgemeester en Wethouders met hunne missive dato 26
Februari 1887 N°. 162 (Bijlage D) mij een plan, overeenstemmende
met de door mij overgelegde teekening van het Ministerie van Oorlog,
voor een Schietbaan in den Boschhuizerpolder werd gezonden, met
opgave der kosten ad f 8500 en mij tevens werd verzocht een onder
zoek te willen instellen omtrent de jaarlijksche bijdragen van Gar
nizoen enz.
Aan dat verzoek werd door mij gevolg gegeven en na een onder
houd en opname in loco met den heer Kolonel Garnizoens-Commandant,
werd door mij in een schrgven aan Zijne Excellentie den Minister
van Staat, Minister van Binnenlandsche Zaken, dato 3 Maart 1887,
N". 15 (Bijlage E) een tweeledig verzoek gedaan:
1°. eene jaarlijksche bijdrage van Binnenlandsche Zaken te mogen
erlangen, en
2°. het Ministerie van Oorlog tot medewerking te willen opwekken.
Bij een schrijven van Burgemeester en Wethouders dato 15 April
1887 N°. 297, werd ik in kennis gesteld met het antwoord van den
heer Minister van Binnenlandsche Zaken (Bijlage F) houdende afwij
zende beschikking op mijn verzoek in 1". gedaan; terwjjl werd mede
gedeeld, dat het Ministerie van Oorlog zich bereid had verklaard voor
eene jaarlijksche bijdrage ad f 200.
Op nieuw wendde ik mij tot zijne Excellentie den Minister van
Staat, Minister van Binnenlandsche Zaken, dato 2 Juni 1887, N°. 29
(Bijlage G.) o. ra. op het groot belang wijzende in het verkrijgen van
een Schietbaan voor de Schutterij en alsnog verzoekende dat van
wege Binnenlandsche Zaken zou worden voorzien in het jaarlijksch
tekort; tevens opgevende het bedrag der toegezegde jaarlijksche bij
dragen en aantoonende dat slechts in de eerste jaren hoogstens een
som van f 200 jaarlijksch zou ontbreken om rente en aflossing van
de geraamde som te dekken; terwijl ik nog opmerkte, dat naar mijn
bescheiden meening, de bijdrage van 't Ministerie van Oorlog ad/200
te gering was, in verhouding tot de onkosten, welke het nu heeft
voor transport van manschappen en materieel naar Katwijks duinen;
zoodat, mocht Oorlog kunnen besluiten op dien grond de toegezegde
bijdrage te verhoogen, het jaarlijksch te kort. door Binnenlandsche
Zaken te dekken, daarraèe zou worden verminderd en dat tekort toch
geheel zou ophouden zoodra het kapitaal voor oprichting besteed, zou
zijn afgelost.
In dato 6 Juni jl. N°. 30 (Bijlage H) deed ik aan HH. Burgemeester
en Wethouders opgave van het bedrag der toegezegde jaarlijksche
bgdragen en zond ik afschrift van het den 2en bevorens den heer
Minister opnieuw gedaan verzoek.
Onder apostille van HH. Burgemeester en Wethouders dato 30 Juni jl.
N°. 810, werd mij ter kennisneming gezonden het antwoord van
Zijne Excellentie den Minister van Staal, Minister van Binnenlandsche
Zaken (Bijlage Ij houdende dat het Ministerie van Oorlog geen termen
heeft gevonden om de toegezegde jaarlijksche bijdrage te verhoogen
en dat ook Binnenlandsche Zaken persisteert bij zijn vorig schrijven.
(Zie Bijlage F)
Na aldus den gang van zaken en den uitslag mijner beinoeijingen
in deze te hebben medegedeeld, wend ik mij alsnu tot U den Raad
dezer aanzienlijke gemeente, bescheiden doch met vrijmoedigheid
verzoekende, dat U moge besluiten, om het jaarlijksch tekort, dat bij
een eventueel op te richten Schietbaan op het besproken terrein in
den Boschhuizerpolder, zal bljjken te bestaan, uit de gemeente mid
delen te doen dekken; opdat de Schutterij onder mijne bevelen ein
delijk tot haar recht koine en in staat worde gesteld, om aan hare,
bij de wet voorgeschreven verplichting te kunnen beantwoorden.
't Welk doende enz.
Leiden, den 18 Juli 1887, W. L. Van Kaathoven.
Bi,I?ase A. Leiden, den 24 Mei 1886.
Zoo als Uwe Excellentie bekend zal zijn, bezit de gemeente Leiden
met haar garnizoen van twee Bataljons Infanterie en met een Bataljon
Schutterij van 6 Gompagniën geen Schietbaan; gebrek aan terrein
maar vooral de vrees van gevaar voor persoonlijke ongelukken, heeft
het Gemeentebestuur tot nu toe terug gehouden, mede te werken
tot het verkrijgen van zulk een baan, zoodat alle pogingen mijnerzijds
gedurig afstuitten op de «onveiligheid van het omliggend terrein."
Onlangs vernam ik, dat te Rotterdem, of liever onder de gemeente
Kralingen, de Scherpschuttersvcreeniging «Rotterdam" eene schietbaan
had laten maken die aan alle eischen voor de veiligheid volkomen
beantwoordt. Op mijn verzoek stelde het Bestuur dier Scherpschul-
tersvereeniging mij in staat die baan te bezichtigen.
Gedurende eene oefening tevens wedstrijd op 200 en 300 pas, heb
ik onder geleide van den Voorzitter van dat Bestuur langs de baan
gewandeld en zelfs op 5 meter afstand van de schijf het resultaat
der schoten zonder hinder of schijn van gevaar gadegeslagen.
Dit bezoek heeft mij den indruk doen verkrijgen, dat deze baan
aan alle eischen voor de veiligheid gesteld, voldoet; en dat geen Ge
meentebestuur tegen eene op dergelijke wijze ingerichte baan, uil
het oogpunt van onveiligheid bezwaar kan maken, zoodat het mijn
voornemen is, het Gemeentebestuur alhier, op de baan te Kralingen
te wijzen.
Om nu met hoop van slagen deze zaak ter hand te nemen, dien
ik aan hel Gemeentebestuur het plan, teekening, enz. der baan over
te leggen; en aangezien, naar ik verneem, eeri en ander bij de Nor
maal-schietschool te 's llage zijn berustende, neem ik de vrijheid Uwe
Excellentie bij deze, met passende bescheidenheid te verzoeken, om
wel te willen gelasten, dal de heer Majoor-Directeur dier inrichting,
het plan enz. betrekking hebbende op meergenoemde baan te Kra
lingen, mij voor eenigen lijd afsta.
Aan Zijne Excellentie den Minister De Kapitein, Waarnemend Conunan-
van Oorlog te 's Gravenhage. dant der dd. Schutterij te Leiden.
(get.) W. L. Van Kaathoven.
B(|lage B. Leiden, den 7 Juni 1886.
In verband met het mondeling onderhoud op heden, heb ik de eer
UEd. Achtb. hiernevens in te zenden de teekening eener Schietbaan
te Kralingen en Hillegersberg, die volgens het oordcel van deskun
digen alleszins beantwoordt aan de gestelde eischen wat betreft de
veiligheid voor het omliggend terrein, benevens een situatiekaartje.
In '1 belang der dd. Schutterij dezer gemeente neem ik de vrijheid
bij Uw Edel Achtbaar College beschcidelijk er op aan te dringen,
om zoo mogelijk op 't terrein buiten de voormalige Marepoort (vroegere
ligplaats der geamoveerde Schietbaan) eene nieuwe Schietbaan over
eenkomstig de bovengenoemde teekening ten dienste der Schutterg
enz. te doen inrichten.
Aangezien de teekening der baan mij door den heer Minister van
Oorlog welwillend is verstrekt, verzoek ik beleefd die eenigszins spoedig
te mogen terug te ontvangen.
Aan HH. Burg. en Weth. De Kapitein, Waarnemend Commandant
der gemeente Leiden der dd. Schutterij,
(get.) W. L. Van Kaathoven.
Bijlage C. Leiden, den 15 October 1886.
Wij hebben de eer U hiernevens te doen toekomen een rapport der
Commissie van Fabricage betrekkelijk Uw verzoek tot aanleg van een
Schietbaan op het Raamland onder Leiderdorp, met de twee daarbij
bchoorende teekeningen.
Daaruit blijkt dat tegen den aanleg van een Schietbaan op genoemd
land onoverkomelijke bezwaren bestaan, doch dat zulks gevoegelijk
zoude kunnen geschieden op het aan de gemeente behoorend land in
den Boschhuizerpolder.
Zooals U zich zult herinneren is door U in der tijd medegedeeld
dat de kosten van de Schietbaan zouden worden gevonden door par
ticuliere bijdragen.
Is dit het geval dan zijn wij bereid aan den Raad een voorstel in
te dienen oin een gedeelte van het land in den Boschhuizerpolder
voor den aanleg van een Schietbaan beschikbaar te stellen en de
vereischte vergunning aan de betrokken autoriteit aan te vragen.
Gaarne zullen wij Uw gevoelen in deze vernemen, terwijl wij ons
voor terugzending van de stukken beleefdelijk houden aanbevolen.
Aan den heer Kapitein Waarn. Command. Burg. en Weth. van Leiden,
der dd. Schutterij dezer gemeente. (get.) De Kanter, Burg.
(get.) E. Kist, Secr.
Bijlage D. Leiden, den 26 Februari 1887.
In verband met de besprekingen omtrent den aanleg van een
Schietbaan op het terrein in den Boschhuizerpolder onder Zoeterwoude.
thans verhuurd tot 31 December 1887 aan de weduwe L. Hoogteijling,
hebben wij de eer U hiernevens een plan voor zoodanige schietbaan
te doen toekomen, waarvan de kosten worden geraamd on omroveer
8500. F
Alvorens evenwel aan den Raad kan worden voorgesteld tot den
aanleg te besluiten en de daarvoor benoodigde gelden beschikbaar te
stellen, moet bekend wezen op welke jaarlijksche bijdragen van de
onderscheidene autoriteiten en corporatiën door wie mede de Schiet
baan zal worden gebruikt, kan worden gerekend, terwijl daarvoor,
behalve de Schutterij, in de eerste plaats in aanmerking komen het
Garnizoen, de Studentenvereeniging «Pro Patria" en de Leidsche
Scherpschuttcrsverceniging.