27 De heer Juta. M. de V.! Wat is thans aan de orde? De motie van den heer Van der Hoeven of het voorstel en de amendementen? De Voorzitter. De motie van den heer Van der Hoeven komt eerst aan de orde wanneer niemand meer het woord verlangt over het voorstel zelf en de daarop ingediende amendementen. De heer Juta. Door U, M. de V., is twijfel geopperd of, zooals ik heb medegedeeld, het aantal kinderen, dat van de school van den heer Van Dijk gaat naar de school van inej. Jesse eenigszins gecom penseerd wordt door het aantal kinderen, dat hij mej. Winkler van andere inrichtingen komt. Ik heb echter voor mij liggen de opgaven van mej. Winkler en van den heer Van Dijk, en wat lees ik daarin? Dat in 1884, 1885 en 1886, successievelijk fi, 7 en 5 meisjes van de leerschool, naar de school van mej. Jesse zijn gegaan, terwijl 't laatste jaar 7 leerlingen op de school van mej. Winkler waren, welke van andere inrichtingen van onderwijs kwamen. Twijfel omtrent deze cijfers kan, dunkt me, niet meer mogelijk zijn De statistiek die ik uit de verslagen van 1882 af heb opgemaakt, bevreemdt u, omdat niettegenstaande de vermindering op de school van Van Dijk, er op de school van mej. Winkler toch een vermeerdering valt waar te nemen. Maar dat zit in het groote cijfer van het aantal kinderen der 4e klasse die lot en met 1885 van de school van den heer Van Dijk gekomen zijn. Dat het aantal bij het overgaan in eene hoogere klasse afneemt, kan niet tegengesproken worden; dat staat voor een ieder in de officiëele verslagen te lezen. Ik zal mijn standpunt echter niet verder verdedigen. Dit wil ik echter alleen nog zeggen. Wanneer het voorstel van Burg. en Wetli. mocht aangenomen worden, en het blijkt naderhand dat dé Commissie van Finantiën goed voorspeld heeft dat het aantal leerlingen zoude afnemen, dan is het te laat, de gebouwen staan er, en de gelden zijn uitgegeven; indien de Raad evenwel het amendement der Com missie van Finantiën aanneemt, en de toekomst hare berekeningen en beweringen logenstraft, dan is er nog niets verloren, want dan kan de verbouwing toch nog plaats hebben. Daarom meen ik, dat de Raad verstandiger en voorzichtiger zou doen door het advies der Commissie van Finantiën op te volgen, en voorloopig de verlangde sommen nog niet te voteeren. De Voorzitter. Ik moet den heer Juta nog even mijn becijfering van daareven in herinnering brengen. Ze was nl. deze: het getal leerlingen op de school van den heer Van Dijk is met 12 vermin derd, terwijl het aantal bij mej. Winkler met 22 is vermeer derd; dus er moet van een andere zijde dan van de school van den heer Van Dijk een aanvoer van leerlingen hebben plaats gehad. Dit is niet tegen te spreken. Toen ik straks over den Distriets-schoolopziener sprak, is door mij nog verzuimd er op te wijzen, dat hij nadrukkelijk verklaard heeft, dat hij de handhaving van de oprichting der gymnastiekschool zeer wenschelijk achtte. Hieruit blijkt dus wel overtuigend, dat hij tegen ons plan geene finantiëele bezwaren had. Aan het vroegere plan van de Schoolcommissie, thans door den heer Was overgenomen, is nog het nadeel verbonden, dat het toe zicht op het onderwijs door het hoofd der school er zeer door be moeilijkt wordt. De onderwijzeres zou telkens de plaats moeten over steken, en men begrijpt, dat dit zeer omslachtig is of dat de gezond heid daarmee gevaar loopt. De heer Was fluistert mij toe dat er een gangetje gebouwd zou kunnen worden van de oude naar de nieuwe lokalen, maar dan verhoogt men de kosten met eene betrekkelijk groote uitgaaf die vermeden kan worden. De heer Juta. M. de V.! Terecht is door u opgemerkt dat ik heb vergeten te antwoorden op de cjjfers door U uit het verslag over genomen betreffende de schoolbevolking bjj den heer Van Djjk. Men moet bij die cijfers echter in aanmerking nemen dat eene eventuëele dalin" in het getal der leerlingen zich eerst naderhand bij mej. Winkler zal doen gevoelen. Nu is het aantal meisjes bij den heer Van Dijk in 1883 174, in 1887 151, een verschil dus van 2-3 leer lingen. 1885 was een der hoogste jaren, in 18851886 was het getal leerlingen bij mej. Winkler ook het grootst. Na dat jaar 1885 stelt zich de daling bij den heer Van Dijk in. In 1886 daalt het cijfer van 170 tol 154 en dit jaar tot 151. En een jaar later treedt ook de daling bij mej. Winkler in. Op dien grond is het ook te verwachten dat de grootere daling in 1886 van leer lingen bij den heer Van Dijk zich het volgend jaar sterker op de school van mej. Winkler zal doen gevoelen. De Voorzitter. Ik moet bekennen dat ik den heer Juta niet be grijp. De schoolbevolking bij mej. Winkler groeit dan tegen de verdrukking in. Ik wil aannemen dat de heer Juta geljjk heeft maar ik kan hem niet begrijpen. De heer Fockema Andreae. M. de V.! Het is toch onbetwistbaar dat wanneer er dit jaar op de school van den heer Van Dijk 15 kinderen meer of minder komen, zulks zich niet in dit jaar maar eerst drie jaar later op de school van mej. Winkler kan doen ge voelen. De Voorzitter. Maar het feit valt toch niet te ontkennen dat in het tijdvak van 1882 tot 1886 op de school van mej. Winkler eene vermeerdering valt waar te nemen van 22 leerlingen tegen eene ver mindering met 12 in hetzelfde tijdvak op de school van den heer Van Dijk. In plaats dus van de vermindering die het onvermijdelijke "evolg zoude moeten zijn van de berekeningen van den heer Juta, is er een vermeerdering van 22 bij mej. Winkler. Dat maakt een verschil van 34 leerlingen met de redeneering van den heer Juta. De beraadslaging wordt gesloten. De Voorzitter. Thans is aan de orde het voorstel Van den heer Van der Hoeven om de stemming uit te stellen tot eene volgende vergadering. De Voorzitter. Tegen dat voorstel wensch ik een enkel woord in hel midden te brengen. De heer Juta heeft zooeven gezegd, dat het er niet op aankwam omdat er toch niet gebouwd kon worden. Dat is minder juist. Wij zijn gebonden aan den tjjd van het jaar en wenschen voor het verbouwen de groote vacantie te besteden. Wanneer de zaak beslist is, dan moeten nog bestek en begrooting worden opgemaakt en door den District schoolopziener goedgekeurd. Vervolgens moet eenigen tijd te voren de aanbesteding plaats hebben en eerst dan kunnen wij aan het werk gaan. Wij hebben nu reeds het einde van April, de maanden Mei en Juni zijn nog ter onzer beschikking en dan treedt de groote vacantie in. Veel tijd is er dus niet te verliezen. Het verslag van het verhandelde in den Raad komt niet zoo bij zonder vlug uit en ik heb dus tegen het voorstel het bezwaar, dat wij wellicht den besten tijd tot het verbouwen er mede verspelen. De lieer Van der Hoeven. Veel tjjd hebben wjj niet te verliezen, maar mij dunkt dat het op een acht dagen toch niet zal aankomen. Ik weet niet aan wie het ligt, dat in den regel het verslag zoo laat uitkomt. Men zal niet tegenspreken, dat het gemakkelijk in acht dagen gereed te krijgen is, als men nagaat wat er in deze drukke dagen in den Haag gedaan wordt. Laat men eens zijne krachten inspannen de zaak is belangrijk genoeg om daarvoor alleen den Raad bijeen te roepen. De Voorzitter. Ik heb tegen het voorstel geen ander bezwaar dan het verlies van tijd. Eene vergelijking met hetgeen in Den Haag geschiedt op de landsdrukkerij met haar talrijk personeel kan, dunkt mij, niet opgaan, hoewel ik gaarne toegeef dat het verslag zich veel langer laat wachten dan wenschelijk is. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van den heer Van der Hoeven in stemming gebracht wordt met 13 tegen 9 stemmen verworpen. Vóór stemden de heeren: Van Hoeken, Knappert, Kaiser, Verster, Van der Hoeven, Bredius, Juta, Land en Fockema Andreae. Het amendement van den heer Juta strekkende om de achterste vertrekken tot een lokaal te vereenigen en tot het aanbrengen van een privaat voor elke klasse aan de buitenzijde over te gaan, wordt met 14 tegen 8 stemmen verworpen. Vóór stemden de heeren: Van Hoeken, Kaiser, Verster, Van der Hoeven, Bredius, Juta, Land en Fockema Andreae. Het amendement van den heer Was strekkende: om de school 2e klasse voor meisjes te verbouwen overeenkomstig het advies van de plaatselijke schoolcommissie van haar rapport van 28 December 1886, wordt met 16 tegen 6 stemmen verworpen. Vóór stemden de heeren: Kaiser, Was, Verster, Van der Hoeven, Land en Fockema Andreae. Het voorstel van Burg. en Weth. wordt daarna aangenomen met 15 tegen 7 stemmen. Tegen stemden de heeren: Van Hoeken, Verster, Van der Hoeven, Bredius, Juta, Land en Fockema Andreae. III. Verzoeken van A. J. Tegelaar en J. J. Slegtenhorst, oin ver goeding uit de gemeentekas wegens de schade door hen geleden bij de ongeregeldheden in het laatst van Februari jl. (Zie Ing. St. n°. 71.) IV. Idem als voren van P. G. Doesburg. (Zie Ing. St. n°. 77.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming afwijzend beschikt. De heer Juta. Voor U tot het volgende punt overgaat, M. de V., mag ik U in herinnering brengen dat nog niet is gestemd over den bouw van een gymnastieklokaal. De Voorzitter. Dat lag opgesloten in het voorstel van Burg. en Weth. waarover gestemd is. V. Voorstel tot aankoop van drie huisjes ten behoeve van de Gasfabriek. (Zie Ing. St. n'. 73.) De heer Van Hoeken. Niet om deze handeling af te keuren want ik hoop, dat zij door den Raad moge goedgekeurd worden noch omdat ik meen, dat de Commissie van de Gasfabriek haar bevoegd heid is te buiten gegaan, maar wel om mijne bevreemding te kennen te geven, dat men nu met dit voorstel komt, heb ik 't woord gevraagd. Ik meen nl. zeker te weten, dat de bedoelde huisjes reeds eenigen tijd geleden gekocht zijn. Ik zou daarom gaarne eenige opheldering verlangen te ontvangen, of er zulke overwegende redenen bestonden om zonder voorafgaande goedkeuring van den Raad tot dien koop over te gaan. De Voorzitter. U is volkomen juist ingelicht in zooverre die huisjes inderdaad zijn gekocht; evenwel niet door de gemeente, maar door eenige particulieren, die ons thans in de gelegenheid stellen ze van hen over te nemen. Er bestond natuurlijk geen enkele reden om den Raad mede te deelen, dat die huisjes door particulieren waren aangekocht. De heer Van Hoeken. Die particuliere heeren schenen dan noga[ goed op de hoogte van de zaken te zijn! Zij schijnen de zekerheid gehad te hebben er voor dien prijs te kunnen afkomen. De Voorzitter. Dat hangt natuurlijk van de beslissing van den Raad af. Maar daar die particulieren toevallig leden van den Raad zijn, is 't niet te verwonderen, dat zij de kaart van 't land vrij goed kenden en den..koop wel durfden wagen. De prijs was bovendien van dien aard, dat zij er toch geen schade bij geleden zouden hebben, want 't ware mogelijk wel een goede speculatie geweest de huisjes nog wat te houden, daar de gasfabriek ze te ceniger tijd toch be-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1887 | | pagina 7