22 Hij deze schatting is het aantal kinderen van de buitengemeenten i niet algetrokken, maar wanneer men dat aantal nog in mindering j bracht, dan is 't natuurlijk builen eenige kwestie, dat er geen ver bouwing noodig zou zijn. Maar en dit wilde ik aantooncn zelfs met hel behoud der buitenleerlingen is bet geheele aantal nog niet zoo groot, dat een verbouwing noodig kan geacht worden. Nam het getal leerlingen geleidelijk toe dan was er natuurlijk alle reden voor verbouwing, maar nu het tegenovergestelde naar mijne innige overtuiging spoedig zelfs zal blijken geloof ik dat het ver keerd zoude zijn om nu te besluiten tot het verbouwen van de school. De urgentie daarvoor is ook bepaald niet aangetoond. Zoo als ik met cijfers heb aangetoond verwacht de Commissie van Finan tiën dat het aantal kinderen zal dalen tot 225 of 230. Acht men dit getal nog te groot voor de tegenwoordige ruimte in de school, dan zoude door niet toelating der leerlingen uit de buitengemeenten het aantal dalen lot ongeveer 200, waardoor zeer zeker verbouwing volstrekt onnoodig zoude zijn. Door die verbouwing zoude de ge meente linantieel benadeeld worden. Immers finantieel nadeel voor de gemeente ontstaat dan, wanneer de kosten van uitbreiding van lokalen of vermeerdering van personeel de opbrengst van de school gelden overschrijden. En dal zoude hier zeker het geval zijn; want door wering van de kinderen uit de buitengemeenten, waardoor uit breiding der sdhool niet noodig zoude zijn, zou jaarlijks f 4200 a 1300 bespaard worden, niettegenstaande de mindere ontvangst van schoolgelden. Nu nog een enkel woord hoe de voorstellen zijn ontstaan. In 1885 was het getal kinderen in de 4e klasse buitengewoon groot, ik meen 94. Tijdens dat grootc getal aanwezig was bezocht de Schoolopziener de school, en het heeft blijkens zijn rapport zijne aan dacht getrokken dat niet alleen het getal kinderen veel te groot was om in slechts twee afdeelingen te worden gesplitst dat spreekt ook wel van zelf maar ook dat de inrichting van het lokaal der 8e klasse veel te wcnschen overliet, omdat daaraan grensden alle privaten. Het was ook een bezwaar dat de kinderen om naar die privaten te gaan de verschillende klassen moesten doorgaan, wat zeer hinderlijk was voor het les geven. Het bezwaar van die te groote klasse is van zelve verdwenen, want het getal leerlingen is zeer spoedig van 94 gedaald tot 70 en, zooals ik daareven heb aangetoond, zal 70 niet het maximum blijven, maar zal het nog minder worden. En wat de andere bezwaren van den Schoolopziener aangaat, die heeft de Commissie, van Finantiën eveneens gevoeld en zich tegen het wegnemen daarvan niet verzet. Al dadelijk in haar eerste rap port toch heeft zij toegestemd dat de toestand der 8e klasse ver betering eischte, afgescheiden van het getal kinderen. In het rapport van den Schoolopziener worden echter geene bezwaren geopperd omtrent de verwarming, ventilatie en glazen schotten. Daarover is nimmer eene klacht vernomen, ik heb er te vergeefs naar gezocht in rapporten der Schoolcommissie; het hoofd van de school noch het onderwjjzend personeel heeft er ooit over geklaagd. Uit eene kant- teekeuing in het rapport v. d. Schoolopziener ziet men dat onze ge achte wethouder voor het onderwijs wel met den toestand der 4e klasse bekend was maar dat hjj niet veel lust had om dadelijk aan plannen tot verbetering gevolg te geven, waarschijnlijk ook omdat hij zeer rationeel uit het getal leerlingen der school van den heer Van Dijk meende te kunnen afleiden dat het getal van 94-leer lingen een zeer buitengewoon getal was, dat van zelf zou vermin deren, zoodat de toestand geene dadelijke voorziening eischte. Toen echter de Schoolopziener de aandacht daarop vestigde is de Wethouder van gedachten veranderd. Het rapport is toen gesteld in handen van den Gemeente-Architect en niettegenstaande er dus noch door eenige Schoolauloriteit noch door Burg. en Weth. geklaagd was over ventilatie, verwarming of glazen wan den welke laatste indertijd met veel kosten zijn opgericht en altijd uitstekend hebben voldaan lezen wij in het rapport van den Gemeente- Architect klachten over gebrekkige ventilatie en verwarming, terwijl het bestaan der glazen wanden eenvoudig eene ongewenschte inrichting wordt genoemd. Het zij mij veroorloofd om niet allen eerbied voor het oordeel van den Gemeente-Architect te verklaren dat ik daarmede niet kan instemmen. Die glazen wanden door de Schoolcommissie indertjjd aanbevolen, en met vrij groote kosten daargesteld hebben altijd zeer goed voldaan, wij hebben ten minste nooit het tegendeel vernomen, en nu komt de Gemeente-Architect en zegt eenvoudig dat het eene ongewenschte inrichting is. Ik kan dit zoo gaaf niet aan nemen maar geloof eer het tegendeel. Ik releveer dit omdat het ligt den schijn zoude kunnen hebben dat de Commissie van Finantiën een weinig aanmatigend is in haar oordeel over de noodzakelijkheid van de verbouwing der school, en dat zij tegen hel advies der School- autoriteiten en tegen dat van Burg. en Weth. haar standpunt blijft handhaven, Ik releveer het om te doen uitkomen dat het standpunt van de Commissie van Finantiën niet afwijkt van het oorspronkelijk voorstel van den Schoolopziener. Wat de Schoolopziener wilde, wilde de Commissie van Finantiën ook. Volkomen terecht wees hij op het te groote getal van 94 kinderen in ééne klasse, maar die toestand bestaat niet meer. Dat de Schoolopziener thans vóór meerdere uit breiding is daarvan heeft hjj van zijn standpunt beschouwd vol komen gelijk. Hij toch heeft niet te beoordeelen wat het der ge meente kost. De Schoolopziener begint zijn eersten brief van 1 Februari 1886 met zekeren schroom «e spreken van Ie finantieele offers die de gemeente zich moet getroosten voor het onderwijs en vraagt eenige bescheiden verbeteringen. Indien nu echter Burg. en Weth. en de Schoolcommissie een grooter, uitgebreider plan maken, dus met andere woorden zeggen, dat wij nog grootere finantieele offers voor liet onderwijs over hebben, dan ligt het natuurlijk niet op den weg van den Schoolopziener om te zeggen dat het te veel kost; dat echter moet de Gemeenteraad weten. Natuurlijk is de Schoolopziener in genomen met het duurdere plan van Burg. en Weth. Dat die plannen beter zijn, dat de school dan beter zal worden, ik zal dit niet tegen spreken. Als er een Gymnastieklokaal bij gebouwd wordt zal het ook beter zijn, maar dat zijn niet de eenige zaken welke de Gemeen teraad in het oog te houden beeft. Wij hebben ook hier tc beoordeelen of de finantieele offers, die thans opnieuw ten behoeve van deze school van de gemeente geeischt worden, onvermijdelijk zijn, even onvermijdelijk als bijv. binnenkort de oprichting van een nieuwe school 3e klasse. Maar het onvermij delijke van de voorgestelde vergrooting der school van mej. Winkler is, zooals ik, geloof ik, voldoende met cijfers heb aangetoond, nog volstrekt niet gebleken. Nu nog een vraag om inlichtingen aan de Schoolcommissie. In haar laatste rapport staat te lezen: «Wanneer de extraneae niet langer »op de school werden toegelaten, zoude die vermindering zich over «al de klassen verdeden. De 4e klasse zou een tiental verliezen en «de beide afdeelingen, die elk in een schoolverlrek geplaatst zijn, »van 40 op 35 teruggebracht worden. Evenzoo de zesde en zevende klasse". Uil deze laatste woorden zou men allicht kunnen opmaken, dat ook de 6e en 7c klasse lol dat aantal leerlingen van 35 teruggebracht zouden worden, en dat is echter het geval niet. De 6e klasse bedraagt in twee afdeelingen thans slechts 50 leerlingen, met 9 extraneae, en de 7e klasse lelt slechts 34 leerlingen ook in 2 afdeelingen met 4 extraneae, zoodat dit getal zelfs tot 30 terug gebracht kon worden. Ik onderstel dal de bedoeling van de School commissie niet was, om de 6e en 7e klasse op eene lijn te plaatsen met de 5e klasse, maar de tegenwoordige redactie geeft tot die on duidelijkheid aanleiding. Tot zoover wat aangaat de verbouwing der school van mej. Winkler. En nu nog een woord over de oprichting van een nieuw Gymnas tieklokaal. De Schoolcommissie zegt daarover: Men stelle zich toch niet voor, dat, door het bezetten van al de nog beschikbare uren in het Gymnastiekgebouw van den heer Wuyster en dat van de Hoogere Burgerschool voor meisjes zeer veel zou gewonnen worden. In hel eerste gebouw zijn toch slechts 6 uren beschikbaar. Wat blijkt nu echter? In het gymnastieklokaal van den heer Wuyster wordt alleen de drie morgen-uren, van 9 12 uur les gegeven, plus 2 middag-urendus in de geheele week twintig uren. Als men daar nu de gymnastieklessen om acht uren liet beginnen, zooals den vorigen winter ook geschied is in andere gymnastiek lokalen, en men nam er dan de middag-uren tot vijf uur bij, dan zou men voor gymnastiekonderwijs een tijd van 54 uren 's weeks krijgen. Rekent men daar nu af de twintig uren die reeds bezet zijn, dan blijven er nog 34 uren over; trekt men daarvan nog 14 uur af voor tusschen de middaguren, en voor enkele uren, die niet geschikt zijn, dan houdt men altijd nog twintig uren over. Nu volgt de Hoogere Burgerschool voor meisjes ter bespreking. De Schoolcommissie zegt daarvan in haar rapport, «terwijl van de 29 uren, gedurende welke onderricht in het gebouw van de Hoogere Burgerschool voor meisjes wordt gegeven, reeds 23 uren voor het lager onderwijs worden gebruikt, zoodat slechts enkele uren en wel niet de meest geschikte nog vrij zijn!" Wat blijkt ons echter uit den rooster voor de gymnastieklessen, dat daar nog disponibel zijn het volgende aantal uren. Maandag5 uur Dinsdag3 Woensdag4 Donderdag4 Vrijdag5 Zaterdag4 dus te samen25 uur. Indien ik van dat getal de vrjje uren van 121 uur en van 12 uren aftrek dat is 7 uren dan blijven er nog 18 uren 's weeks in het Gymnastieklokaal van de Hoogere Burgerschool voor meisjes disponibel. Wanneer ik nu nog in aanmerking neem dat ons te wachten slaat de bouw van een vierde school voor minvermogenden met gymnas tieklokaal, een school dus van dezelfde soort als die van den heer Wuyster, dan zullen in dat nieuwe gymnastieklokaal, evenals in dat van de school van den heer Wuyster, ook 20 uren over zijn. dan kom ik tot het besluit dat er over zullen zijn; 20 uren op de school van den heer Wuyster, 20 uren op het nieuwe gymnastieklokaal, 18 uren op de Hoogere Burgerschool voor meisjes, te samen 58 uren. Dit zijn de redenen waarom de Commissie van Finantiën zoo vast houdt aan haar oordeel dat voorloopig een voldoend aantal uren .be schikbaar zijn voor het Gymnastiekonderwijs. Schieten de onderwijs krachten te kort, laat men dan voorstellen om nog een gymnastiekonder- wijzer aan te stellendie zal er toch noodig zijn, wanneer volgens het voor stel van Burg. en Weth. de nieuwe Gymnastiekschool gebouwd wordt. Zijn dus die onderwijzers niet voldoende, welnu men stelle dan een vierden onderwijzer aan, maar gymnastieklokalen zijn er genoeg. Omtrent bet bouwen van een nieuw gymnastieklokaal moet de Commissie van Finantiën dus afwijzend adviseeren, omtrent het ver bouwen van de school van mej. Winkler gedeeltelijk; de Commissie wenscht als amëndement op het voorstel van Burg. en Weth. voor te stellen: alleen de vereeniging van de achterste vertrekken lot één lokaal en het aanbrengen van privaten aan de buitenzijde der school, zoodat elke klasse een eigen privaat heeft. De-heer De Goeje Ik breng alle hulde aan den heer Juta voor den ijver waarmede hij deze zaak heeft onderzocht en ik betreur het dubbel dat hij geen lid meer is van de Schoolcommissie, wat hij verscheidene jaren is geweest. Uit dien tijd zal de heer Juta zich, hoop ik, wel herinneren, dat de Commissie niet gewoon is de zaken lichtvaardig te behandelen, allerminst om in zake onderwijs voorstellen te doen die niet noodzakelijk zijn. Integendeel! De Commissie heeft, geloof ik, bij alle mogelijke gelegenheden blijken gegeven van het finantieel belang der gemeente wel in het oog te houden, en zelfs

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1887 | | pagina 2