36 Een cenigszins verheven grintbodem is het eenige wat hij het op stellen vereischt wordt. Men plaatse het zoo in het parkdat men er rond Ioopen kan. Het Bestuur van het Stedelijk Museum VV. N. L)u Ried, tijdelijk President. W. Pleyte, Secretaris. N". 82. Leiden. 18 April 1887. De Commissie van Financiën heeft de eer U te berichten, dat zij de rekening van de Plaatselijke Schoolcommissie, dienst 1886, heeft onderzocht. Vermits dat onderzoek tot geene bedenkingen heeft geleid, stelt zij U voor die rekening goed te keuren in ontvangst en uilgaaf ad f 173,75, alzoo sluitende quite. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N*. 83. Leiden, 18 April 1887. Bij ons rapport van 11 November jl. (Ing. St. n". 295) werd voor gesteld de zoogenaamde Westlandsche markt te verplaatsen naar de Kalvermarkt en de Verordening van 9 Januari 1868 op de markten (Gein. blad n°. 1 van dat jaar) dienovereenkomstig te wijzigen. Sedert zijn drie bezwaarschriften tegen het voorstel ingekomen van bewoners van den Nieuwen Rijn en aangrenzende straten, van fruit handelaars en van herbergiers en winkeliers in de nabijheid van den Nieuwen Rijn, tengevolge waarvan de zaak in nadere overweging is genomen. Zooals uit ons hierbij overgelegd schrijven aan de Commissie van de Huishoudelijke Verordeningen blijkt is om de daarbij aangegeven redenen in ons voorstel wijziging gebracht en van de verplaatsing der markt naar de Kalvermarkt afgezien, terwijl daarbij het denkbeeld in overweging is gegeven zoowel de Westlandsche markt als de plaats voor de verkoopers van boomvruchten en verder ooft aan den Nieuwen Rijn te behouden, maar de markt eerst te doen aanvangen bij de Middelstegrachl en zulks met het oog op de mindere breedte van dat gedeelte van den Nieuwen Rijn, hetwelk gelegen is tusschen de Hooigracht en de Middelstegracht. Ook tegen dit voorstel bestaan bjj de Commissie voor de Huishoude lijke Verordeningen bezwaren, zooals uit haar mede hierbij gevoegd rapport blijkt, terwijl daarentegen de Commissie het wcnschefijk acht de bepaling der Verordening waarbij de Vischmarkt waterzijde van de Koreubrug tot aan de Fontein voor de verkoopers van boomvruchten en verder ooft wordt aangewezen, met het oog op de veranderde omstandigheden te doen vervallen. Dit rapport heeft tot eene nadere overweging aanleiding gegeven, tengevolge waarvan wij tot de overtuiging z(jn gekomen dat eene verplaatsing of opschuiving van de eigenlijke Westlandsche markt niet bepaald noodzakelijk kan worden geacht en dat er geen bezwaar bestaat de betrekkelijke bepaling der Verordening te handhaven. Het is ons dan ook gebleken, en dit is mede reeds in ons schrijven aan de Commissie van 3 Februari jl. opgemerkt, dal de bezwaren die aanleiding geven tot de bovenbedoelde voorstellen niet zoozeer het gevolg zijn van het houden van de Westlandsche markt op het smalle gedeelte van den Nieuwen Rijn tusschen Hooigracht en Middelstegrachl, maar van den verkoop van boomvruchten en verder ooft met uitstal ling, waardoor hoofdzakelijk de hinder voor de geburen en de strem ming der passage wordt veroorzaakt. Zooals uit de stukken blijkt, zijn de verkoopers van boomvruchten en ooft slechts oogluikend op den Nieuwen Rjjn toegelaten, terwijl bij de Verordening voor hen de Vischmarkt is aangewezen. Met de Commissie zijn wij van oordeel dat het niet doenlijk is, met het oog op de geringe ruimte die de Vischmarkt aanbiedt thans eensklaps tot eene strenge toepassing van de Verordening in deze over te gaan en die verkoopers van den Nieuwen Rijn te weren, maar tevens dat het dringend noodzakelijk is voor dien verkoop in het vervolg niet meer te bestemmen het smalle gedeelte van den Nieuwen Rijn tusschen Hooigracht en Middclstegracht, maar daarvoor aan te wijzen het verder gedeelte van den Nieuwen Rijn aanvangende aan de Middelstegracht, terwijl de eigenlijke Westlandsche markt dan kan behouden blijven op de bestaande plaats d. i. aan het eerstbedoeld gedeelte van den Nieuwen Rijn, aanvangende aan de Hooigracht. Wij mecnen dat door zoodanigen maatregel eene voldoende regeling zal worden in het leven geroepen, waardoor de markt niet dien hinder, last en gevaar zal opleveren als thans daarmede gepaard gaan en tevens wordt te gemoet gekomen aan de bezwaren in de adressen ontwikkeld tegen ons oorspronkelijk voorstel en door de Commissie tegen ons nader voorstel om de Westlandsche markt eerst te doen aanvangen bij de Middelstegracht. Overigens valt het in het oog dat die adressen, welke trouwens alleen betrekking hadden op eene eventueele verplaatsing van de markt naar de Kalvermarkt, niet van overdrijving zijn vrij te pleiten en door lal van personen zijn onderteekend voor wien de al of niet verplaatsing van de inarkt van uiterst weinig of geen belang hoege naamd kan worden geacht. Zoo zijn van de 32 onderteekenaars van het adres der fruithande laars uit Leiden, de Rijnstreek en het Westland slechts 8 den Alge- meenen Marktmeester als marktbezoekers bekend en blijkt uit de lijst van de onderteekenaars van de beide andere adressen dal velen op een te zeer verwijderden afstand van het marktterrein woonachtig zijn om eenigermate wat hun belangen betreft bij de al of niet ver plaatsing betrokken te zijn. Hoe dit zij die adressen kunnen thans, nu het voorstel tot verplaatsing is vervallen, buiten verdere bespreking blijven. Wat nu het nader rapport van de Commissie voor de Huishoudelijke verordeningen betreft, wenschen wij nog enkele opmerkingen in het midden te brengen. Dal de aanlegplaats van de Bossche boot tusschen Middelste- en Uilerslegrachten een bezwaar zoude .opleveren voor de Westlandsche schuiten kan niet worden toegegeven, aangezien die boot eerst des Vrijdagsavonds aankomt en reeds des Maandagsmorgens vertrekt, terwijl tusschen dien tijd geene Westlandsche schuiten aankomen. - bovendien blijft nog voldoende plaats voor hel aanleggen van andere schuiten beschikbaar. Verder is uit eene juiste opmeting van de onderscheiden deeleu van den Nieuwen Rijn op afstanden van 10 meter het volgende ge bleken: Hel gedeelte tusschen Hooigracht en Middelstegracht is zonder de stoepen gemiddeld breed 6.93 meter, met de sloepen 8.183 meter; het gedeelte tusschen de Middelste- en de Uiterslegracht zonder de stoepen 8.90, met inbegrip van de stoepen 10.023; het gedeelte tusschen de Uilerstegracht en de Vestestraat zonder de stoepen 9 562, met inbegrip van de stoepen 10 56, en hel gedeelte tusschen de Vestestraat en de Hecrengracht zonder de stoepen 8.437 en met inbegrip van de stoepen 9.55 meter. Van de Hooigracht tot de Vestestraat neemt de breedte van den Nieuwen Rijn alzoo toe met 2.612 meter zonder de stoepen en met 2.377 meter met inbegrip van de stoepen, terwijl de breedte van het gedeelte tusschen Vestestraat en Heerengracht weder afneemt. In ons hierbij overgelegd schrijven aan de Commissie is dan ook medegedeeld dat de Nieuwe Rijn voorhij de Middelstegracht in ooste lijke richting eene meerdere breedte verkrijgt van twee a drie meter, terwijl niet is beweerd dat het verschil van de twee vakken Hooi grachtMiddelstegracht en MiddelstegrachtUiterstegracht 2 a 3 meters zoude bedragen. Feitelijk bedraagt dit verschil zonder de stoepen 1.95 en met inbegrip van de stoepen 1.842 meter. Nu overigens ons voorstel is gewijzigd en wordt afgezien van eene verplaatsing of verschuiving van de eigenlijke Westlandsche markt, aangezien het ons thans voorkomt dal de bezwaren kunnen worden opgeheven door den verkoop van boomvruchten en verder ooft met uitstalling in het vervolg eerst te doen aanvangen aan de Middelste grachl, is het onnoodig in nadere bespreking te treden van de beschou wingen der Commissie omtrent de al of niet wenschelijkheid van de verplaatsing van markten. Alleen wenschen wij onze volle instemming te betuigen met de op merking der Commissie dat ongerijmd is de bewering dat markten zouden moeten worden verplaatst omdat anderen daardoor op hunne beurt in het genot zullen worden gesteld van de voordeelen die de markt oplevert en ten einde te voorkomen dat lasten aan de markt voor de omwonenden verhonden altijd door dezelfde personen worden gedragen. Zoodanige stelling is echter door ons nimmer verkondigd, en in ons rapport van 11 November jl hebben wij dan ook alleen beweerd dat wanneer gewichtige redenen voor de verplaatsing van eene markt pleiten de omstandigheid dat daardoor wellicht eenige schade aan enkele neringdoenden wordt toegebracht geen grond mag opleveren om niet tot de verplaatsing over te gaan. Uit ons rapport blijkt, naar het ons voorkomt, duidelijk, dat alles in deze, volgens onze beschouwing, afhangt van de vraag: is verplaat sing van de markt al of niet noodzakelijk en is een ander meer geschikt terrein voor de markt aan te wijzen. Wordt die vraag bevestigend beantwoord, dan mag het meer of minder belangrijk nadeel dat enkele ingezetenen daardoor lijden niet van de verplaatsing terughouden. Voor het geval deze ziens wijze niet mocht worden gedeeld en dat belang van enkelen als een argument tegen eene overigens noodige verplaatsing van de inarkt mocht worden aangevoerd, wezen wij er op, dat alsdan niet uit het oog mocht worden verloren het voordeel door belanghebbenden tot dusverre door de inarkt genoten en de billijkheid dat de lasten aan eene markt verbonden niet altijd door dezelfde personen zouden worden gedragen. Het is echter duidelijk dat wij deze beschouwing niet als een argu ment hebben aangevoerd voor de verplaatsing eener inarkt, ook wan neer daarvoor uit anderen hoofde geene noodzakelijkheid bestaat, daar wij juist met nadruk hebben gewezen op de niet genoegzame breedte van het hier bedoeld gedeelte van den Nieuwen Rijn, ten gevolge waarvan zelfs de stoepen van enkele woningen moesten worden ingenomen, in verhand met de belangrijk toegenomen passage van rij- en voertuigen. Door nu uit onze redeneering het hoofdmoment nl. het noodzakelijke van de verplaatsing der markt, eenvoudig weg te laten is het der Commissie uit den aard der zaak licht gevallen de ongerijmdheid te betoogen van eene zoodanig verminkte argumentatie. Vermits alsnu, zooals boven werd opgemerkt, aan alle bezwaren kan worden te gemoet gekomen door de verkoopers van boomvruchten en ooft in het vervolg een plaats aan te wijzen aan den Nieuwen Rijn aanvangende aan de Middelstegracht en alzoo de Westlandsche markt op dezellde plaats kan behouden blijven, geven wij Uwe Ver gadering thans in overweging uit de Verordening van 9 Januari 1868 (Gem. blad n°. 1) te doen vervallen de woorden: «Voor de verkoopers van boomvruchten en verder ooft, aan de Vischmarkt waterzijde, van de Korenbrug lot aan de fontein''; en daarvoor in de plaats te stellen het volgende: »Voor de verkoopers van boomvruchten en verder ooft aan den Nieuwen Rijn van de Middelstegracht zich oostwaarts onbepaald uit strekkende." Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Geven eerbiedig te kennen: Ondergctcekenden, herbergiers en winkeliers in de onmiddellijke nabijheid van dat gedeelte van den Nieuwen Rijn, waar sedert ge- ruimen tjjd de zoogenaamde Westlandsche markt wordt gehouden; dat zij met leedwezen hebben kennis genomen van het voorstel,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1887 | | pagina 2