7 liere bazen het werk eenigszins ontnomen worden, wat ik ook niet wenschelijk acht. Naar mijne meening moet vooral het toezicht i worden verscherpt, zoowel bij de uitbestede werken als bij die in eigen beheer. De mocielijkheid om toezicht te houden en het daaruit volgende bezwaar van Burg. en Weth. omtrent het niet gunnen van inschrij vingen aan den laagsten inschrijver, zie ik niet in. Mochten Burg. en Weth. niet voldoende met een inschrijver bekend zijn dan staan er wegen genoeg open 0111 inlichtingen te verkrijgen, is hij bekend als aannemer die de voorgeschreven materialen gebruikt, wie zal er dan aan denken om zulk een inschrijver, al heeft hij ook voor een lage som ingeschreven, het werk niet te gunnen. Op die gronden meen ik het nemen van eene proef te moeten ontraden. De heer Fockema Andreae. M. d. V.! Ik zou gaarne eenige inlich ting ontvangen omtrent de strekking van het voorstel, wat betreft den omvang van de proef. Is het de bedoeling dit jaar het geheele onderhoud of slechts een gedeelte in eigen beheer te nemen? De Voorzitter. De bedoeling is om alleen het onderhoud der ge metselde wallen en bruggen in eigen beheer uit te voeren. Dat is het punt dat bij de behandeling der loopende begrooting meer speciaal aanleiding heeft gegeven tot klachten. De heer Fockema Andreae. Dank u, M. d. V.! De heer Nijkamp. M. d. V! Met verwondering heb ik uit den mond van den heer Van Hoeken de beschuldiging meenen tehooren, dat wel de materialen worden gekeurd, maar dat er geen waarborgen bestaan dat zjj ook worden gebruikt. Als zij niet worden gebruikt, is het even zoo goed als diefstal. De heer Van Hoeken wees er weder op, dat de controle van gemeente wege geheel onvoldoende was: dat zijn, mijns inziens, zeer zware beschuldigingen; ik geloof dat het aan het Dagelijksch Bestuur gemak kelijk zal vallen en het wel bereid zal zijn om dit onmiddellijk te logen straffen. De heer Van Reenen. M. d. V.! Ik heb het voorstel van Burg. en Weth. met groot genoegen ontvangen. De ondervinding heeft geleerd dat de tegenwoordige wijze van werken op den duur niet goed is. Ik geloof wel dat de uitvoering in eigen beheer in de eerste jaren meer geld zal kosten maar men zal er ook deugdelijker werk door ver krijgen. Ik hoop dat de Raad het voorstel van Burg. en Weth. zal goedkeuren. De heer Van Hoeken. M. d. V.! Als ik mij goed herinner heb ik gezegd: wie waarborgt ons of welke waarborg is er, dat de mate rialen die als deugdelijk zijn goedgekeurd ook alzoo gebruikt zullen worden? Maar ik heb er dadelijk op laten volgen: als het toezicht niet beter of scherper wordt. Ik heb om waarborgen gevraagd, maar volstrekt niet gezegd dat er gestolen wordt. De Voorzitter. Mijn antwoord aan den heer Fockema Andreae, was gedeeltelijk eene herinnering aan de aanleiding tot dit voorstel. Bij de behandeling der begrooting werd ook door den heer Van Hoeken aanmerking gemaakt op het minder deugdelijk werk aan bruggen en wallen. Ik meen toen aangetoond te hebben dat het bijna niet doenlijk was om met het gewone personeel dat wij nu hebben, op alle werken een voortdurend behoorlijk toezicht te houden. Als ik mij niet vergis heb ik er toen bijgevoegd dat elke andere wijze van werken altijd zou nederkomen op verhooging van uitgaven. Wij kunnen natuurlijk het toezicht verscherpen, door de aannemers te verplichten voor elk werk een door ons aan te wijzen opzichter te betalen. Maar daardoor zal ook de aannemingsom der werken worden verhoogd, want de aannemer zal diensvolgens zijne aannemingssora verhoogen. De heer Van Hoeken zeide o. a. bij die gelegenheid ook, dat de fout daarin lag dat wij te lage inschrijvingen aannamen. Ik heb daarop geantwoord dat wij uit den aard der zaak in den regel het werk aan den laagsten inschrijver gunden, en zooveel mogelijk toezicht hielden. Wat betrof de aanmerking dat bij de uitvoering der werken de daarvoor bestemde materialen niet altijd gebezigd werden, geloof ik te kunnen verzekeren dat in die gevallen waarin door ons de mate rialen worden verstrekt, deze wel degelijk voor het bestemde doel worden gebruikt. De aanmerking zelve, zoowel als de latere explicatie van den heer Van Hoeken heb ik intusschen niet al te best begrepen. Ik had daarvan nagenoeg denzelfden indruk gekregen als de heer Nijkamp. Het is eene vrij ernstige beschuldiging dat de materialen niet altijd voor het werk waarvoor zij bestemd zijn, worden gebruikt. Ik wil evenwel aannemen dat ik de woorden van den heer Van Hoeken ver keerd heb opgevat. Wat daarvan ook zij, ik kan de verzekering geven dat de goedgekeurde materialen ook worden gebruikt voor het doel waarvoor zij zijn bestemd. Het is een feit dat bij uitvoering in eigen beheer, het houden Vjan toezicht minder bezwarend is, want dan regelen wij het werk in verband met het toezicht dat wij kunnen uitoefenen. De opmerking dat dan het werk niet meer gegund zal worden aan particulieren is slechts gedeeltelijk waar. Er zal dan natuurlijk niet zijn één aannemer voor het geheele perceel, maar aangezien bij uit voering in eigen beheer niet alles met eigen personeel kan worden verricht, worden de onderdeelen van het werk aan den een of anderen particulieren baas opgedragen Dit geschiedt dan bij onder- handsche inschrijving. Is de Raad van meening dat de uitvoering der werken op de tegenwoordige wijze niet zoo goed is als zij kon zijn, dan neme hij het voorstel van Burg. en Weth. aan. Maar bij de zekerheid dat het werk dan goed is, moet men wel weten dat het wat meer geld zal kosten. De heer Van Hoeken. M. d. V.! Na het door u gesprokene zou het den schijn hebben alsof ik een blaam wilde werpen op de tegen woordige opzichters. En dat is volstrekt niet het geval. Ik geloof dat zij doen wat zij knnnen, maar ik wensch meer toezicht. Zooals U daarstraks hebt gezegd zal het meer geld kosten wanneer bij een aanbesteed werk een opzichter moet geplaatst worden, doch uitvoering in eigen beheer zal, daarvan ben ik zeker, meer dan het dubbele kosten. Daarvan heb ik te veel voorbeelden gezien. Wat nu betreft die gunning aan den laagsten inschrijver, ik kan mij niet herinneren ooit gezegd te hebben dat een werk niet aan den laagsten inschrijver moet gegund worden, wel dat men het slechts moet gunnen aan een solieden inschrijver, een aannemer van kleine werken kan even solide zijn als een die groote werken uitvoert. Dat bij uitvoering in eigen beheer de deugdelijkheid van het werk zal winnen, ben ik volkomen met Burg. en Weth. eens, maar dat het veel meer zal kosten is ook buiten eenigen twijfel. Als ik zeg dat het niet zeker is dat de aanbestede materialen ook voor het bestemde werk worden gebruikt, dan bedoel ik daarmede hoofdzakelijk, dat het niet zoo zeker is dat de noodige hoeveelheid voor het werk wordt gebruikt. Het behoeft daarom niet gestolen te worden, zooals de heer Nijkamp zeide. Ik heb alleen aangedrongen op meer en op beter toezicht opdat de uitbestede materialen worden gebruikt daar waar het behoort. De Voorzitter. Ik zal de discussie niet langer rekken ofschoon de zaak mij door de nadere uitlegging van den heer Van Hoeken nog niet duidelijk is geworden. Wanneer de materialen niet in de zelfde hoeveelheden worden gebruikt als zij worden verstrekt, dan moet er toch een gedeelte van weggenomen worden. Eene andere uitlegging kan ik er niet voor vinden. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel in stemming gebracht wordt aangenomen met 22 tegen 2 stemmen, die van de heeren Cock en Van Hoeken. V. Verzoek van M. Lagerenberg, om een brug te leggen over de Wittesingelsloot enz. (Zie Ing. St. n*. 16.) Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming toege staan. VI. Idem van A. J. Zwaan c. s. omtrent het berijden van de Paar- densteeg. (Zie Ing. St. n°. 17.) De heer Alma. M. d. V.! Hoewel ik niet alle bezwaren kan deelen door adressanten in hun adres opgenoemd, zal ik toch gaarne de voordracht van Burg. en Weth. steunen, omdat het hier geldt eene proefneming en zoo mogelijk het nemen van een proef naar mijne meening de beste weg is om in twijfelachtige gevallen tot eene op lossing te komen. Intusschen eene kleine opmerking. Aan het einde van het adres wordt o. a. gezegd: «terwijl nog de bocht gelegen tusschen het koffie huis van mej. de Wed. Rebel en de Borstelbrug, een goede wacht- plaats is voor de voetgangers". Hoewel ik het zeer apprecieer dat adressanten bij het voorstaan hunner belangen ook de veiligheid van de voetgangers in het oog houden, geloof ik toch te mogen betwijfelen of die hier voldoende gewaarborgd is. Door de ligging van mijne woning ben ik uit den aard der zaak, nog al eens in de gelegenheid den toestand op dit punt in oogenschouw te nemen. En nu is het mij bij herhaling ge bleken dat nu reeds bij de bestaande verordening, voertuigen van de Borstelbrug komende en de passage in de Paardensteeg voor een oogenblik gestremd vindende, juist deze bocht voor hunne wachtende houding uitkiezen. Wanneer nu van beide zijden de Paardensteeg mag bereden worden, dan zal het meermalen voorkomen dat de voet gangers bij drukke passage in die bocht worden opgesloten, zij zijn dan in een soort van zak en is ontkomen aan den achterkant door de ijzeren brugleuning en aan eene zijde door het Café van de Wed. Rebel onmogelijk. Aan dat bezwaar ware, mijns inziens, gemakkelijk tegemoet te komen door het verhoogde voetpad (van de Borstelbrug) door te trekken tot voorbij het huis van de Wed. Rebel in aansluiting met het in de Paardensteeg bestaande of wel iets meer naar binnen gebogen, zoodat de ingang van het café daarbuiten bleef. Dan zou men verkrijgen eene soort van vluchtheuvel waardoor de voetgangers wat ook adressanten willen ten allen tijde tegen ongelukken beveiligd zouden zijn. Ik heb gemeend dit in het midden te moeten brengen, niet twijfe lende of Burg. en Weth. zullen de zaak willen onderzoeken en naar bevind van zaken handelen. De heer Cock. M. d. V.! Ik wenschte alleen de vraag te doen ik spreek enkel over den vorm niet over de zaak zelve of de Commissie voor de strafverordeningen bij deze quaestie is gehoord. Is hier wel de goede vorm gekozen U zult wellicht zeggen, dat dit weder is spijkers op laag water zoeken, maar dat is het toch niet. In deskundige ooren klinkt het toch vreemd als wij lezen: «Op grond van een en ander geven wij Uwe Vergadering in overweging tijdelijk gedurende ten hoogste drie maanden vergunning te verleenen om de Paardensteeg in beide richtingen te berijden enz". Die vergunning kunnen wij niet geven; wij leden van den Raad kunnen als Raadscollege alleen de verordening veranderen. Volgens de woorden der verordening kunnen alleen Burg. en Weth. ontheffing van de bepaling van art. 46 verleenen; geene andere macht ter wereld kan dit doen. Die macht hebben wjj ook niet, al bezitten wij in andere opzichten weder grooter macht. Tegen de zaak zelve heb ik niets. Ik ben het met adressanten volko men eens dat in den toestand, waarin wij vooral door het onlangs verplaatsen van een wissel naar het Kort Rapenburg thans gebracht zijn, een proef moet genomen worden met het berijden van de Paar-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1887 | | pagina 3