6
regel niet veel tyd of gelegenheid hebben om eene keus te doen.
Wij moeten dan snel handelen en zullen wel moeten nemen wat wij
krijgen kunnen.
De heer Nijkamp. M. d. V.! Het was volstrekt mijn wensch niet
om een gematelasseerde cel in orde te maken zooals die in krank
zinnigengestichten bestaat, maar alleen dat er gelegenheid was om
door het plaatsen van enkele matrassen, die wanneer zij niet noodig
zijn weggenomen en op zolder kunnen geborgen worden, de zeer
woeste krankzinnigen voor lichamelijk nadeel te vrijwaren.
Wat de geneeskundige behandeling betreft, geloof ik uit uw ant
woord te mogen opmaken dat dienaangaande geen verschil van ge
voelen tusschen ons bestaat. Ik wensch ook dat de doctor die de
aanvrage tot tijdelijke opname doet, zoolang de verpleegde in de cel
vertoeft, hem ook geneeskundig blijft behandelen.
Het geval kan zich voordoen dat een doctor (geen stadsdoctor
zijnde) de aanvrage doet, en dan zou ik wenschen dat de genees
kundige behandeling niet aan een stads-doctor worde opgedragen
maar eveneens aan den betrokken medicus. Voor eiken doctor is het
toch zeer onaangenaam om de behandeling van een patiënt, dien hij
een zekeren tijd heeft bijgestaan, al is het slechts vpor korten duur,
aan een ander over te dragen. "m
De Voorzitter. Ik geloof dat tegen den wensch van den heer
Nijkamp om aan den betrokken medicus, wanneer deze geen stads-ge-
neesheer is die de aanvrage tot opsluiting heeft gedaan de geneeskun
dige behandeling toe te vertrouwen, niet het minste bezwaar bestaat.
De bedoeling van ons voorstel is alleen om den stads-geneesheeren,
voor zoover zij in de zaak betrokken zijn eene verplichting op te
leggen, zoodat de behandeling van den patient gedurende zijn kort
verblijf in de cel, niet per se overgaat op den stads-geneesheer, in
wiens wijk het voormalige Gaecilia-gasthuis ligt.
Ik wil er verder bijvoegen dat ik het denkbeeld om enkele matras
sen beschikbaar te houden nog wèl eens in overweging wil nemen.
Als de kosten het toelatenzal daartegen wel geene bedenking
bestaan.
De beraadslaging wordt gesloten, en het voorstel zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
II. Suppletoire staat van begrooting, dienst 1886, van het Gerefor
meerd Uinne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis.
(Zie Ing. St. n°. 12.)
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming goed
gekeurd.
III. Voorstel betrekkelijk het opruimen van den duiker in den
Ouden Singel.
(Zie Ing. St. n'. 14.)
De heer Cogk. M. d. V. Ik wensch slechts eene enkele inlichting
te vragen.
Ik ben het volkomen met het Dagelijksch Bestuur eens, dat de vaart
daar ter plaatse niet mag gestremd worden; dat zou voor de
scheepvaart al te ongeriefelijk zijn. Wij hadden hier in Leiden vroeger
twee schoone waterwegen, die midden door de stad van de haven, dus
van het oostelijk gedeelte, naar het westelijk uiteinde der gemeente
liepen. Eén van die schoone waterwegen heeft de Raad goedgevon
den trouwens reeds jaren geleden, gedeeltelijk zelfs vóór dat ik de
eer had lid dezer vergadering te zijn door het veranderen van de
beweegbare bruggen bij de Paardensteeg en de Vrouwensteeg in vaste
bruggen, zoo dan niet geheel te versperren, minstens ontoegankelijk
te maken voor vaartuigen met staanden mast of met eenigszins aan
zienlijken deklast. Het spreekt dus van zelf, dat wij er alles voor
over moeten hebben om te zorgen, dat die eenige nog overgebleven
waterweg niet alleen niet worde versperd, al ware het maar tijdelijk,
maar ook tevens in zóó bruikbaren toestand worde onderhouden en,
zoo noodig, gebracht, als maar eenigszins mogelijk is. Tegen het
aanhangig voorstel heb ik dus hoegenaamd geen bezwaar. Maar ik
lees in de stukken, dat de opruiming van de overblijfselen van den
ouden steenen duiker thans zal geschieden zonder afdamming. Ik
verheug my daarover, doch ik besluit daaruit dat, toen deze opruiming
by de begrooting in October werd voorgesteld, men toen voornemens
was die opruiming te doen plaats hebben met afdamming. Had dit
in de memorie van toelichting by de begrooting van dit jaar gestaan,
dan zou ik zeer zeker aan dien post myne slem niet hebben kunnen
geven, omdat die passage voor de scheepvaart niet mag gestremd
worden.
Ik kom nu tot mijne vraag. Bij gewone waterwerken is afdamming
juist een der elementen die de onkosten vermeerdert. Min of meer
is dit hetzelfde geval als met omsteigering van een toren. Moet by
herstel van een toren een steiger worden gebouwd, dan worden de
kosten daardoor zooveel hooger. Hier is echter het tegenovergestelde
het geval. Burg. en Weth. vragen verhooging van de toegestane som
juist op grond, dat er geen afdamming zal plaats hebben. Dit klinkt
vreemd. Daarvoor zal intusschen ik twijfel er niet aan wel
eene goede reden zijn. Daarom ben ik zoo vry eenige inlichting te
vragen.
De heer Van Hoeken. Evenals de vorige geachte spreker wensch
ik te verklaren dat ik het volkomen eens ben met Burg. en Weth.
dat de vaart zoo min mogelijk moet worden gestremd. Toch zou ik het
Dagelijksch Bestuur wel in overweging willen geven of het niet moge
lijk zoude zijn om het werk met afdamming in tweeën uit te voeren.
Als er bijvoorbeeld eerst aan de eene zijde werd afgedamd, dan bleef
de andere zijde voor de scheepvaart open, en vervolgens omgekeerd.
De scheepvaartbelangen zouden daardoor niet benadeeld worden en
wellicht besparing van kosten worden verkregen. Ik weet niet of
er overwegende bezwaren bestaan, ik geef myn denkbeeld slechts in
overweging.
De Voorzitter. Zooals de heer Cock terecht heeft gegist, bestaat
er in dit geval eene bijzondere reden waarom niet-afdamming duurder
komt dan afdamming. Het is namelijk bij een nader onderzoek ge
bleken, dat het gedeelte van den ouden duiker dat opgeruimd moet
worden, verschrikkelijk stevig gemetseld is. Nu is het plan om den
duiker als het ware stuk te heien met een bijtel, die evenals een
heiblok van eene zekere hoogte moet vallen om zoodoende het metsel
werk te vernielen. Dat zal een tijdroovend en mocielijk werk zijn;
als alles gereed is zal men bovendien door een duiker nog een onder
zoek moeten doen instellen. Een en ander zal grootere uitgaven vor
deren dan aanvankelijk zijn geraamd. Men heeft echter geen andere
keuze, als men niet wil afdammen, tenzij men met dynamiet den boel
uit elkander zou willen laten springen, wat ik echter niet gaarne op
mijne verantwoording zou nemen, uit vrees voor de kaaimuren.
Wat het denkbeeld van den heer Van Hoeken betreft om het werk
in twee gedeelten te doen uitvoeren ik geloof niet dat dit strek
ken zou om het goedkooper te maken. Men zou dan tweemaal moeten
afdammen, eerst aan de eene zijde en dan aan de andere, zoodat,
gesteld dat het middenstuk kon blijven staan, de afdamming aan de
zijden toch tweemaal zoude moeten worden gemaakt. Buiten de
meerdere kosten die daarvan een gevolg zouden wezen, zou het zeker
ook voor de scheepvaart niet zoo gemakkelijk zijn als de wijze van
werken die wij ons voorstellen.
De heer Cock. M. d. V.! Ik dank u voor de gegeven inlichting.
De heer Van Hoeken. M. d. V.! Ook na uw antwoord blyf ik van
meening dat het niet meer zal kosten wanneer men tweemaal in plaats
van eens afdamt. Of men tweemaal de helft neemt of eenmaal het
geheel zal toch wel gelijk staan. Bij afdamming heeft men daaren
boven nog het voordeel dat men zien kan wat men werkt. Gesteld
dat er palen bij den duiker zitten, hoe zal men er die zonder afdam
ming uithalen?
De heer Alma. Mag ik den heer Van Hoeken even antwoorden
dat zijn denkbeeld om tweemaal af te dammen aan het groote be
zwaar onderhevig is dat de afdamming dan aan eene zijde ten minste
op den duiker zal moeten geschieden en men bijna met zekerheid
mag aannemen, dat deze nooit waterdicht te maken is. De onder
vinding heeft herhaalde malen bewezen, hoe kostbaar en tijdroovend
de werkzaamheden onder deze omstandigheid zijn. Hetgeen men van
daag leeg pompt is morgen weder gevulden wanneer men de werk
zaamheden denkt aan te vangen is dit door het toegestroomde water
weder onmogelijk. In omgekeerden zin zou het derhalve wel eens
het vat der Danaïden kunnen worden.
De heer Van Hoeken, (die voor de derde maal het woord gevraagd
en bekomen heeft.) M. d. V.! Het bezwaar door den heer Alma ge
noemd, heb ik ook wel gevoeld, maar het zoude mijn plan zijn om
door den duiker heen te heien, niet de damplanken er boven op te
plaatsen. Evenzoo goed als men duiker stuk kan heien, kan men er
ook wel eene sleuf in heien en dan zoude de afdamming zeker wel
waterdicht zijn, tenzij eene buitengewone hardheid van het metsel
werk dit belet. Maar dat is te onderzoeken.
De Voorzitter. Het is hier eene technische quaestie en ik ben
niet genoeg technicus om over de détails te kunnen oordeelen. Maar
ik moet toch doen opmerken dat wil men een gedeelte van den
duiker stuk heien, om daarin eene sleuf te maken, zooals de heer Van
Hoeken voorstelt, men daarvoor dezelfde toestellen noodig heeft die
dienen moeten om het geheele werk, volgens ons voorstel, te doen.
Die kosten zullen dus niet veel minder zijn.
De heer Van Hoeken zeide verder dat tweemaal de halve breedte
afdammen het dubbele is van eens de geheele breedte afdammen. Dat
zou alleen dan waar zijn, als het werk in twee gelijke deelen kon
worden verdeeld: als de heer Van Hoeken den vorm van de gedeel
telijke afdammingen eens wil teekenen, dan zal hij zien dat de figuur
die hij krijgt ons tot een der eerste stellingen van de meetkunde
brengt, nl. deze: dat de som van twee zijden van een driehoek grooter
is dan de derde.
Daarenboven laat de heer Van Hoeken ook nog buiten rekening
dat de voorbereidende maatregelen voor het afdammen volgens zijn
plan ook tweemaal zullen moeten genomen worden.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
IV. Idem betrekkelijk de uitvoering in eigen beheer van het onder
houd der gemetselde wallen en bruggen.
(Zie Ing. St. n". 13.)
De heer Van Hoeken. M. d. V.' Ik kan mij met dit voorstel moeielijk
vereenigen. Terecht is in de sectievergadering en hier bij de be
handeling der begrooting herhaaldelijk geklaagd over het onvoldoende
toezicht op het onderhoud der gemetselde wallen. Het middel even
wel door Burg. en Weth. voorgesteld, komt mij echter niet zeer ge
schikt voor. Burg. en Weth. stellen voor om het werk in eigen be
heer te doen uitvoeren, waardoor de materialen op strenge keur ge
leverd, aan alle vereischten zullen voldoen.
Doch welken waarborg heeft men nu, dat zij ook zoo gebruikt
zullen worden? En heeft men de zekerheid dat de arbeidsloonen voor
zulke werken niet meer dan het dubbele zullen bedragen van de
tegenwoordige, als het toezicht niet beter wordt? Het kwaad schuilt
niet alleen in de uitbestedingen maar evenzeer in de gebreken voor
komende bij de uitvoering in eigen beheer. Uit den aard der zaak
zullen de werklieden daarvoor gebezigd bij voorkomende gelegenheden
worden verplaatst van het eene werk naar het andere; en niets kan
de werkkrachten meer verlammen dan verplaatsing van werkvolk.
Behalve dit zal het gevolg van het in eigen beheer uitvoeren zijn
vermeerdering van uitgaven, die zeker gerechtvaardigd zouden zijn
als er voldoende waarborgen werden gegeven. Maar dat laatste is
hier niet het geval. Daarenboven zal door dit voorstel aan particu-